Parketnummer: 13/528127-07
Datum uitspraak: 30 september 2008
op tegenspraak (met machtiging)
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats] (Dominicaanse Republiek) op [geboortedatum] 1980,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres 1] , tevens verblijvende op het adres [adres 2].
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 9, 11, 12 en 16 september 2008.
Aan verdachte is, zoals ter terechtzitting op vordering van de officier van justitie gewijzigd, telastegelegd dat
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 mei 2006 tot en met 12 mei 2007 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, en/of in Spanje (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van cocaine en/of heroine, in elk geval (telkens) een hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaine en/of heroine, in elk geval (telkens) een middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, zich of een of meer anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s), in de periode van 1 mei 2006 tot en met 12 mei 2007 een of meermalen in Spanje een (grote) hoeveelheid versnijdingsmiddel, waaronder:
- op tijdstippen in de gehele periode van 1 mei 2006 tot en met 12 mei 2007, in samenwerking met [persoon 1], (een) hoeveelhe(i)d(en) fenacetine, van (in totaal), ongeveer 400 kg en/of
- in of omstreeks de periode van 18 juli 2006 tot en met 20 juli 2006 ongeveer 125 kg fenacetine en/of
- in of omstreeks de periode van 26 juli 2006 tot en met 28 juli 2006 ongeveer 250 kg fenacetine en/of
- in of omstreeks de periode van 14 augustus 2006 tot en met 16 augustus 2006 ongeveer 125 kg fenacetine en/of
- in of omstreeks de periode van 7 september 2006 tot en met 9 september 2006 ongeveer 125 kg fenacetine en/of
- in of omstreeks de periode van 11 september 2006 tot en met 13 september 2006 ongeveer 125 kg fenacetine en/of
- in of omstreeks de periode van 2 februari 2007 tot en met4 februari 2007 ongeveer 125 kg fenacetine en/of
- in of omstreeks de periode van 8 februari 2007 tot en met 10 februari 2007 ongeveer 100 kg fenacetine en/of
- in of omstreeks de periode van 12 februari 2007 tot en met 14 februari 2007 ongeveer 100 kilo fenacetine en/of 25 kilo procaine en/of
- in of omstreeks de periode van 12 maart 2007 tot en met 14 maart 2007 ongeveer 50 kg fenacetine en/of 10 kg lidocaine en/of
- in of omstreeks de periode van 24 maart 2007 tot en met 26 maart 2007 ongeveer 120 kilo fenacetine en/of
- in of omstreeks de periode van 22 april 2007 tot en met 24 april 2007 ongeveer 250 kilo fenacetine en/of
- in of omstreeks de periode van 30 april 2007 tot en met 5 mei 2007 ongeveer 150 kilo fenacetine en/of
- in of omstreeks de periode van 10 mei 2007 tot en met 12 mei 2007 ongeveer 25 kilo fenacetine
gekocht en/of laten kopen en/of (vervolgens) ingevoerd en/of laten invoeren in Nederland en/of naar Nederland vervoerd en/of laten vervoeren en/of (vervolgens) hoeveelheid/hoeveelheden versnijdingsmiddel(en) (fenacetine en/of procaine en/of lidocaine) verkocht en/of afgeleverd en/of ter beschikking gesteld aan een of meer perso(o)n(en);
(art. 10A Opiumwet)
hij in of omstreeks de periode van 5 mei 2007 tot en met 12 mei 2007 te Amsterdam en/of Vianen, in elk geval (telkens) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van
cocaine en/of heroine, in elk geval (telkens) een hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaine en/of heroine, in elk geval (telkens) een middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen, hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s)
- op of omstreeks 5 mei 2007 125 kilo, in elk geval een grote hoeveelheid van
een versnijdingsmiddel (fenacetine) en/of
- op of omstreeks 12 mei 2007 25 kilo, in elk geval een grote hoeveelheid van
een versnijdingsmiddel (fenacetine)
voorhanden gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of
ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat/die bestemd was/waren tot het
plegen van dat/die feit(en); (art 10A Opiumwet)
2. Voorvragen
De rechtbank acht de dagvaarding ten aanzien van het feit genoemd onder de elfde aandachtsstreep van het onder feit 1 telastegelegde nietig, nu dit reeds in het feit onder de eerste aandachtstreep is opgenomen.
De rechtbank heeft voorts vastgesteld dat de dagvaarding voor het overige geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor de schorsing van de vervolging.
3. Waardering van het bewijs
3.1. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1, negende aandachtsstreep is telastegelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
3.2 De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 1 telastegelegde:
op tijdstippen gelegen in de periode van 1 mei 2006 tot en met 12 mei 2007 in Nederland en/of in Spanje tezamen en in vereniging met een ander of anderen om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een materiaal bevattende cocaïne, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, zich of een of meer anderen middelen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen, hebbende verdachte en/of een of meer van verdachtes mededaders, in de periode van 1 mei 2006 tot en met 12 mei 2007 in Spanje een (grote) hoeveelheid versnijdingsmiddel, waaronder:
- op tijdstippen in de gehele periode van 1 mei 2006 tot en met 26 maart 2007, in samenwerking met [persoon 1], hoeveelheden fenacetine en
- omstreeks de periode 18 juli 2006 tot en met 20 juli 2006 ongeveer 125 kg fenacetine en
- omstreeks de periode 26 juli 2006 tot en met 28 juli 2006 ongeveer 250 kg fenacetine en
- omstreeks de periode 14 augustus 2006 tot en met 16 augustus 2006 ongeveer 125 kg fenacetine en
- omstreeks de periode 7 september 2006 tot en met 9 september 2006 ongeveer 125 kg fenacetine en
- omstreeks de periode 11 september 2006 tot en met 13 september 2006 ongeveer 125 kg fenacetine en
- omstreeks de periode 2 februari 2007 tot en met 4 februari 2007 ongeveer 125 kg fenacetine en
- omstreeks de periode 8 februari 2007 tot en met 10 februari 2007 ongeveer 100 kg fenacetine en
- omstreeks de periode 12 maart 2007 tot en met 14 maart 2007 ongeveer 50 kg fenacetine en 10 kg lidocaïne en
- in of omstreeks de periode 22 april 2007 tot en met 24 april 2007 ongeveer 250 kilo fenacetine en/of
- in of omstreeks de periode 30 april 2007 tot en met 5 mei 2007 ongeveer 125 kilo fenacetine en/of
- omstreeks de periode 10 mei 2007 tot en met 12 mei 2007 ongeveer 25 kilo fenacetine
gekocht en/of laten kopen en/of (vervolgens) ingevoerd in Nederland en/of naar Nederland vervoerd en/of (vervolgens) versnijdingsmiddelen (fenacetine en lidocaïne) verkocht en/of afgeleverd aan personen;
ten aanzien van het onder 2 telastegelegde:
omstreeks de periode van 5 mei 2007 tot en met 12 mei 2007 te Amsterdam en Vianen, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een materiaal bevattende cocaïne, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen, hebbende verdachte en verdachtes mededader(s)
- omstreeks 5 mei 2007 125 kilo, in elk geval een grote hoeveelheid van een versnijdingsmiddel (fenacetine) en
- omstreeks 12 mei 2007 25 kilo, in elk geval een grote hoeveelheid van
een versnijdingsmiddel (fenacetine)
voorhanden gehad, waarvan verdachte en verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen hadden te vermoeden dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten.
Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij de transporten van fenacetine naar Nederland van [persoon 1] (onder feit 1 telastegelegd, eerste aandachtsstreep). Medeverdachte [persoon 2], de toenmalige partner van verdachte, verklaart bij de politie dat zij meermalen samen met verdachte van [persoon 1] fenacetine heeft gekocht. Op 19 februari 2007 en 26 februari 2007 wordt door [persoon 2] daartoe respectievelijk 3.094 euro en 2.805 euro overgemaakt aan [persoon 1]. Op deze data wordt daadwerkelijk door [persoon 1] fenacetine gekocht bij de Spaanse fabriek Quimipur. Op 26 maart 2007 wordt [persoon 1] in Frankrijk aangehouden voor het vervoeren van fenacetine, terwijl zij in een bus zit naar Nederland. Ook op 26 maart 2007 heeft [persoon 1] fenacetine bij Quimipur gekocht.
De rechtbank is, gezien het voorgaande, van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte als medepleger betrokken is geweest bij deze aankopen van fenacetine en vervolgens het transport ervan naar Nederland.
Ter terechtzitting is aan de hand van stempels in paspoorten van verdachte komen vast te staan dat verdachte op 15 september 2007 is vertrokken uit Spanje, op 1 februari 2007 is uitgereisd uit de Dominicaanse Republiek en op 2 februari 2007 Spanje is ingereisd. In deze periode is door [persoon 2] geen fenacetine gekocht. [persoon 2] maakt op 2 februari 2007 3.000 euro over naar [verdachte], die zich op dat moment in Spanje bevindt.
[persoon 3], verkoopmanager van Quimipur, verklaart als getuige verdachte te herkennen als koper van fenacetine. Hij verklaart ook dat het regelmatig voorkwam dat de kopers met meerderen tegelijk kwamen kopen, omdat ze dan nog dezelfde dag met de bus terug konden naar Nederland. Ook verklaart hij dat [persoon 2] belde voor een bestelling en dat iemand anders de fenacetine kwam halen. Uit de lijst van Quimipur blijkt dat [persoon 2] op 2 februari 2007 125 kg fenacetine heeft gekocht en dat verdachte op 19 april 2007 100 kilo fenacetine heeft gekocht.
De rechtbank ziet op basis van het dossier en hetgeen ter zitting is besproken geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van de aankooplijsten van Quimipur te twijfelen, zoals door de raadsman is betoogd. Weliswaar staat niet vast dat het registratiesysteem waterdicht is, maar mede gelet op de verklaringen van verdachte en [persoon 3] is de rechtbank van oordeel dat zij bij de bewezenverklaring aansluiting kan zoeken bij deze lijst, nu deze voorts worden ondersteund door de politieverklaringen van medeverdachte [persoon 2].
Tevens acht de rechtbank bewezen dat verdachte als medepleger betrokken is geweest bij het fenacetinetransport van [persoon 4] en [persoon 5] naar Nederland (onder feit 1 telastegelegd, twaalfde aandachtsstreep). Medeverdachte [persoon 2] heeft blijkens tapgesprekken voorafgaand aan het transport contact gehad met de chauffeur van de bus in verband met overgewicht van de koffers van [persoon 4] en [persoon 5]. Vervolgens heeft [persoon 2] versluierde telefoongesprekken gevoerd over het feit dat beide vrouwen bij de Spaans-Franse grens zijn aangehouden. Verdachte verklaart dat hij de tickets voor deze twee vrouwen heeft geregeld. Gelet op de betrokkenheid van verdachte bij eerdere transporten acht de rechtbank dit voldoende om hem als medepleger aan te merken
Verhoor [persoon 5]
De raadsman van verdachte heeft in verband met dit feit op de zitting verzocht [persoon 5] te horen als getuige, welk verzoek ter terechtzitting is afgewezen. Het niet horen van [persoon 5] als getuige naar aanleiding van de verklaring van [persoon 4] acht de rechtbank, anders dan de raadsman, niet in strijd met de goede procesorde. Door de verdediging is gevraagd [persoon 5] te horen ten einde de voor verdachte belastende verklaringen van [persoon 4] te toetsen. De rechtbank heeft de verklaring van [persoon 4] echter bij de bewezenverklaring niet gebruikt, gelet op haar wisselende verklaring en een mogelijk eigen belang om anderen te belasten gezien haar rol bij de aankopen die zij heeft gedaan. Door het niet horen van de gevraagde getuige wordt de verdediging dan ook niet in het door haar gestelde belang geschaad.
Gelet op bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte tezamen en in vereniging met [persoon 2] handelde in fenacetine. De rechtbank overweegt dat het aannemelijk is dat voor wat betreft de rolverdeling [persoon 2] zich meer toespitste op de inkoop en dat verdachte zich vooral richtte op de verkoop van fenacetine in Nederland.
Wetenschap
De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte voor wat betreft de periode van mei 2006 tot oktober 2006 willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij zich heeft ingelaten met de handel in de stof fenacetine en dat deze gebruikt werd als versnijdingsmiddel van harddrugs, te weten cocaïne. Medeverdachte [persoon 2] immers verklaart bij de politie dat verdachte haar in januari 2006 in Madrid een wit poeder heeft laten zien en dat dit fenacetine was. Verder verklaart [persoon 6], de broer van verdachte, op 29 april 2006 bij de politie dat de bij hen thuis aangetroffen zakjes met wit poeder van verdachte en zijn moeder zijn en dat zij dit doorverkopen. Verder reizen ze veel naar Spanje.
Verdachte heeft desondanks vele malen een hoeveelheid fenacetine naar Nederland vervoerd, dan wel laten vervoeren en verkocht. De verklaring van verdachte dat hij in de veronderstelling was dat fenacetine een schoonmaakmiddel was acht de rechtbank niet geloofwaardig. Dit gelet op de omslachtige en schimmige omstandigheden waaronder de stof werd verhandeld, de dure en ongebruikelijke wijze van transport in vergelijking met normaal goederentransport , de hoeveelheden waarin gehandeld werd, verdachte niet heeft onderzocht of fenacetine daadwerkelijk als schoonmaakmiddel wordt gebruikt en de – voor een schoonmaakmiddel hoge - verdiensten van verdachte met deze handel.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte vanaf oktober 2006, het moment dat zijn moeder is aangehouden in verband met bezit van fenacetine, zeker op de hoogte was van het feit dat de invoer en handel in fenacetine strafbaar was.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen en maatregelen
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1 en 2 bewezengeachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van voorarrest.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdacht heeft door op zeer grote schaal versnijdingsmiddelen te verhandelen en te vervoeren bijgedragen aan de bewerking van harddrugs en heeft door deze voorbereidingshandelingen een bijdrage geleverd aan de handel in en de verspreiding van verdovende middelen, te weten cocaïne en het daarmee samenhangende gebruik er van. Verdachte heeft weliswaar zelf geen verdovende middelen voorhanden gehad, maar door zijn handel in versnijdingsmiddelen heeft verdachte het mogelijk gemaakt dat grote hoeveelheden verdovende middelen worden bewerkt en op de markt worden gebracht. Verdachte heeft hierdoor tevens bijgedragen aan de met voornoemde handel en verspreiding gepaard gaande vermogens- en andere criminaliteit. Bovendien is cocaïne een voor de volksgezondheid gevaarlijke stof.
Verdachte heeft (al dan niet samen met zijn medeverdachte(n)) een enorme hoeveelheid fenacetine (ruim 1425 kilo) naar Nederland vervoerd en hier verhandeld. Daarbij had verdachte contact met een Afrikaanse koper van fenacetine (medeverdachte [persoon 7])
Niettemin is de rechtbank van oordeel dat de invoer en handel in fenacetine wat betreft de strafmaat niet gelijkgesteld kan worden met de invoer en handel in cocaïne. Fenacetine is in Nederland niet toegelaten als medicijn, maar het produkt is als zodanig niet verboden. Het is onder meer in Spanje vrij verkrijgbaar voor particulieren. De toepassing als versnijdingsmiddel voor cocaïne brengt geen extra gezondheidsrisico’s met zich mee, anders dan bijvoorbeeld het middel atropine. Voorts liggen de verdiensten uit de handel in fenacetine vele malen lager dan die uit de handel in verdovende middelen.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.
Nu verdachte niet ter zitting is verschenen, heeft hij niet voldaan aan de schorsingsvoorwaarden. De rechtbank zal derhalve het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis opheffen.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 (oud) van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10a van de Opiumwet.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
om een feit, bedoeld in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit tracht te verschaffen, meermalen gepleegd
ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
om een feit, bedoeld in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit
Verklaart de dagvaarding ten aanzien van het onder 1 telastegelegde, elfde aandachtsstreep, nietig.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Deze beslissing is afzonderlijk geminuteerd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.W. van der Veen, voorzitter,
mrs. H.P.H.I. Cleerdin en A.M. Ruige, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. P. Tanis, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 september 2008.