1. Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
1.1. Verweerder, thans 33 jaar oud, is sedert 1 februari 2006 in dienst van verzoekster als Arts in Opleiding tot Specialist Chirurgie (AIOS). Het brutosalaris bedraagt € 3.753,71 per maand exclusief vakantietoeslag en emolumenten.
1.2. Het voormelde dienstverband hangt samen met de toelating van verweerder tot de opleiding Plastische Chirurgie in het VUMC te Amsterdam. Voor het volgen van de tweejarige vooropleiding Algemene Heelkunde heeft verweerder zich gewend tot verzoekster.
1.3. Art. 2 van de schriftelijke arbeidsovereenkomst tussen partijen luidt:
De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd, namelijk voor de periode dat het dienstverband meetelt als (deel van de) voor de vooropleiding Plastische Chirurgie vereiste ervaringstijd doch uiterlijk eindigend op 1 februari 2009, behoudens tussentijdse opzegging. De aard van de overeenkomst impliceert eveneens dat door beëindiging van de opleiding ook de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd.
1.4. Op de arbeidsovereenkomst is voorts het kaderbesluit CCMS van toepassing. In de art. B.6 – B.10 van het besluit is kort samengevat bepaald dat de opleiding eindigt indien de opleider van de AIOS oordeelt dat deze niet geschikt moet worden geacht om na voltooiing van de opleiding het medisch specialisme zelfstandig en naar behoren uit te oefenen.
1.5. De opleider van verweerder, [persoon 1], heeft op 25 januari 2007 geoordeeld dat verweerder niet aan het voormelde criterium voldoet.
1.6. Verweerder heeft het oordeel van [persoon 1] voorgelegd aan de Commissie van Geschillen (CvG) van de KNMG. De CvG heeft in de uitspraak van 9 juli 2007 (onder meer) overwogen dat verweerder vanaf het begin van de opleiding een achterstand had in kennis en vaardigheden, tengevolge van het feit dat hij na zijn artsexamen 4 jaar wetenschappelijk onderzoek had gedaan en geen klinische ervaring had opgedaan. Naar het oordeel van de CvG had de opleider verweerder extra begeleiding moeten bieden, hetgeen achterwege is gebleven. De uitspraak van de CvG luidde:
De Commissie voor Geschillen vernietigt op grond van het voorgaande de beslissing van de opleider van 25 januari 2007 tot beëindiging van de opleiding van de aios en oordeelt dat het eerste opleidingsjaar van de aios met zes maanden moet worden verlengd, zodat de aios in een andere inrichting opnieuw beoordeeld kan worden omtrent zijn geschiktheid de opleiding voort te zetten. De CvG draagt de opleider op te bemiddelen bij het vinden van een andere opleidingsplaats in een andere inrichting.
1.7. Verweerder heeft de vooropleiding vanaf 20 september 2007 voortgezet in het Sint Lucas Andreas Ziekenhuis (LAZ) te Amsterdam, in de vorm van een detachering door verzoekster. Op 28 maart 2008 heeft de opleider van verweerder in het LAZ, [persoon 2], geoordeeld dat verweerder niet aan het in rov. 1.4 genoemde criterium voldoet.
1.8. Verweerder heeft het oordeel van [persoon 2] voorgelegd aan de CvG. Bij uitspraak van 24 juni 2008 heeft de CvG geoordeeld dat [persoon 2] terecht heeft kunnen besluiten de opleiding van verweerder per 20 maart 2008 te beëindigen. De CvG overwoog onder meer:
De CvG is, gehoord hebbende de opleider en een collega-aios, van oordeel dat de aios een eerlijke kans heeft gekregen en de beoordelingsprocedure op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. De aios heeft voldoende begeleiding gekregen en is voldoende in de gelegenheid gesteld zijn functioneren te verbeteren.
De aios is regelmatig om inzage in zijn portfolio en andere relevante stukken gevraagd, teneinde hem feedback te kunnen geven. De aios heeft niet altijd aan deze vraag voldaan, waardoor hem geen of weinig feedback kon worden gegeven.
De beslissing de opleiding te beëindigen is een unanieme beslissing geweest van de opleider en de opleidingsgroep als ook van de assistentengroep.
Uit de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen, is aannemelijk geworden dat het bij de aios aan zowel algemeen medische als medisch specialistische kennis ontbreekt. Daarnaast weet hij onvoldoende onderscheid te maken tussen hoofd- en bijzaken en is zijn probleemoplossend vermogen onvoldoende.
Nu er ook na een herkansing tekortkomingen zijn blijven bestaan kan de CvG niet anders concluderen dan dat de opleiding terecht is beëindigd.
1.9. Bij brief van 21 juli 2008 heeft de Medisch Specialisten Registratie Commissie (MSRC) van de KNMG besloten dat de opleiding van verweerder per 15 juli 2008 werd beëindigd en dat hij werd uitgeschreven uit het opleidingsregister.
1.10. Verweerder is arbeidsongeschikt sedert 18 februari 2008. in het kader van zijn re-integratie verricht hij deeltijds promotie-onderzoek in het VUMC.