1. Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
1.1. Stadgenoot is de rechtsopvolger van Woningbouwvereniging Het Oosten.
1.2. Ayasofia is voor een gedeelte van 25% aandeelhouder van [beleggingsmaatschappij]
1.3. [beleggingsmaatschappij] was eigenaar van een gedeelte van het stuk grond in het Amsterdamse stadsdeel De Baarsjes, dat bekend staat als het Rivaterrein. [beleggingsmaatschappij], Het Oosten en de gemeente Amsterdam hebben afspraken gemaakt over de ontwikkeling van het Rivaterrein, neergelegd in de zg. Ontwikkelingsafspraken. Op het terrein zou onder meer de Westermoskee verrijzen. De uitvoering van de plannen is thans gestrand na het ontstaan van uiteenlopende conflicten, waarover procedures lopen.
1.4. [beleggingsmaatschappij] heeft haar deel van het Rivaterrein aan de gemeente Amsterdam verkocht en geleverd. Art. 6 van de leveringsakte luidt:
[beleggingsmaatschappij] verplicht zich bij deze jegens de gemeente Amsterdam dat zij een overeenkomst zal sluiten met de vereniging Westermoskee [naam] welke overeenkomst laatstgenoemde vereniging het recht geeft op het gebruik van de te bouwen moskee.
1.5. Op het aan [beleggingsmaatschappij] toebehorende gedeelte van het Rivaterrein stonden opstallen, die onder meer door Ayasofia werden gebruikt als gebedsruimte.
1.6. Op grond van de Ontwikkelingsafspraken heeft Het Oosten de opstallen op het Rivaterrein gesloopt en de grond bouwrijp gemaakt. Ayasofia heeft het gebruik als gebedsruimte daarom moeten staken.
1.7. Het Oosten heeft in 2004 het zg. Broederhuis aan de Postjesweg 124 te Amsterdam gekocht, nader te noemen: het gehuurde. Zij heeft het gehuurde vanaf 1 april 2004 aan Ayasofia in gebruik afgestaan, aanvankelijk zonder gebruiksvergoeding van Ayasofia.
1.8. Het Oosten en Ayasofia zijn een huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde aangegaan, die is vastgelegd in de schriftelijke, op 28 juli 2005 en 5 augustus 2005 getekende overeenkomst. De ingangsdatum van de huur was 1 mei 2005; de aanvangshuurprijs € 2.500,00 per maand; de bestemming gebedshuis. Relevant voor de onderhavige procedure zijn de volgende bepalingen:
- Dat de verhuurder een moskee voor huurder gaat realiseren (hierna te noemen: “de Westermoskee”), en wel op het zogenaamde Rivaterrein;
- Dat huurder in het verleden op het Rivaterrein het gebouw als gebedshuis in gebruik had;
- Dat het hier voor bedoelde gebouw is gesloopt, ter voorbereiding op de bouw van de Westermoskee, wat met zich heeft meegebracht dat huurder het betreffende gebouw heeft moeten verlaten;
- Dat huurder vanwege het vorenstaande behoefte heeft aan vervangende ruimte, en wel tot aan het moment waarop de Westermoskee gerealiseerd is;
- Dat ook de verhuurder het van belang acht dat huurder de activiteiten, welke hij heeft ontplooid op het Rivaterrein (gebedshuis) kan voortzetten;
- Dat de verhuurder mede om die reden een ruimte gekocht heeft, waarbij het gaat om de onroerende zaak aan de Postjesweg 124 te Amsterdam, hierna te noemen: “het gehuurde”;
- Dat de verhuurder vanaf 1 april 2004 tot het moment waarop vast kwam te staan dat de Westermoskee gerealiseerd zou worden de onroerende zaak om niet (dus zonder financiële tegenprestatie voor het gebruik van de onroerende zaak) aan huurder ter beschikking heeft gesteld;
- Dat, nu vast is komen te staan dat de Woningbouwvereniging overgaat tot het realiseren van de Westermoskee, de bruikleenovereenkomst vervangen zal worden door een huurovereenkomst;
- Dat de huurovereenkomst:
1) betrekking heeft op het gehuurde;
2) gebaseerd is op het meest recente model van de Raad voor Onroerende Zaken (artikel 7:230a BW-ruimte);
3) een jaarhuurprijs bevat van ( € 30.000,00 – prijspeil 2005);
4) wordt aangegaan voor onbepaalde tijd, en in ieder geval zal eindigen op het moment dat de Westermoskee gerealiseerd is;
- Dat ook het gehuurde (naar alle waarschijnlijkheid) binnen afzienbare tijd gesloopt zal worden, een en ander in het kader van de stedelijke vernieuwingsaanpak die stadsdeel De Baarsjes voorstaat inzake de Orteliusbuurt ( hierna te noemen: “de werkzaamheden”);
- Dat de verhuurder na sloop van de onroerende zaak nieuwbouw zal realiseren ten behoeve van derden;
- Dat de verhuurder er dus groot belang bij heeft dat zij de onroerende zaak leeg en ontruimd tot haar beschikking heeft op het moment dat deze huurovereenkomst eindigt;
- Dat de huurder met het vorenstaande bekend is en hij er uitdrukkelijk mee instemt dat de onroerende zaak slecht tijdelijk tot zijn beschikking staat;
- Dat de huurder de onroerende zaak leeg en ontruimd aan de Woningbouwvereniging terug zal geven op het moment dat de onderhavige overeenkomst wordt beëindigd, en dat de huurder ermee bekend is dat, als hij daar niet tijdig toe overgaat, hem een boete in rekening zal worden gebracht;