ECLI:NL:RBAMS:2008:BE9541

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
316696
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke toewijzing schadevergoeding na toerekenbare tekortkoming bij cosmetische ingreep

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 mei 2008 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiser A en gedaagde BV Medische Praktijk voor Laserbehandeling "MPL". De zaak betreft een gedeeltelijke toewijzing van schadevergoeding na een toerekenbare tekortkoming bij een cosmetische ingreep die op 3 augustus 2002 heeft plaatsgevonden. Eiser A heeft gesteld dat de behandeling heeft geleid tot bultvorming op zijn linkerwang, wat hem immateriële schade heeft berokkend. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 28 november 2007 geoordeeld dat MPL tekort is geschoten in de nakoming van de behandelingsovereenkomst en dat A recht heeft op schadevergoeding voor de gevolgen van deze tekortkoming.

De rechtbank heeft de vorderingen van A beoordeeld, waaronder de vergoeding van buitengerechtelijke kosten, behandelkosten, en immateriële schade. A vorderde in totaal een bedrag van EUR 32.088,65, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat slechts een bedrag van EUR 5.506,= voor toewijzing in aanmerking komt. De rechtbank heeft de gevorderde buitengerechtelijke kosten gematigd en slechts een deel van de behandelkosten toegewezen. De vordering voor immateriële schade is toegewezen tot een bedrag van EUR 1.000,=, waarbij de rechtbank aansluiting heeft gezocht bij jurisprudentie over smartengeld bij blijvende littekens in het gezicht.

De rechtbank heeft MPL als grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld, die aan de zijde van A zijn begroot op EUR 2.015,60. Het vonnis is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft bepaald dat het uitvoerbaar is bij voorraad, waarbij het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 316696 / HA ZA 05-1510
Vonnis van 28 mei 2008
in de zaak van
A,
wonende te,
eiser,
procureur mr. F.B. Falkena,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BV MEDISCHE PRAKTIJK VOOR LASERBEHANDELING "MPL",
gevestigd te Amsterdam
gedaagde,
procureur mr. O. Hammerstein.
Partijen zullen hierna A en MPL genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 28 november 2007
- de akte van A
- de antwoordakte van MPL.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. Bij tussenvonnis van 28 november 2007 (hierna: het tussenvonnis) heeft de rechtbank overwogen dat MPL toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de behandelingsovereenkomst voor zover deze zag op de behandeling die is toegepast op (bedoeld werd:) 3 augustus 2002, de behandeling die heeft geleid tot de bultvorming op de linkerwang van A. Voorts is overwogen dat de vorderingen van A kunnen worden toegewezen voor zover deze zien op ontbinding van de overeenkomst in zoverre en schade die voor hem uit die behandeling is voortgevloeid. Bij akten hebben partijen zich over de hoogte van deze schade kunnen uitlaten.
2.2. A vordert een bedrag van EUR 32.088,65 + p.m. aan geleden schade. MPL heeft de diverse opgevoerde schadeposten betwist. De rechtbank is van oordeel dat een bedrag van EUR 5.506,= voor toewijzing in aanmerking komt. Daartoe is – per schadepost – als volgt overwogen.
advocatenkosten
2.3. A stelt buitengerechtelijke kosten te hebben gemaakt en vordert ter zake daarvan een bedrag als volledige schadevergoeding. In dit kader vordert hij een bedrag van EUR 13.300,65 + p.m. aan kosten die hij heeft moeten maken op grond van declaraties van zijn advocaat aan het door hem ingeschakelde Claimpoint, een dienstverlenende onderneming die zich onder meer bezig houdt met het verhalen van loon- en/of letselschade.
Naar het oordeel van de rechtbank leidt toekenning van de gevorderde schadevergoeding in de gegeven omstandigheden tot kennelijk onaanvaardbare gevolgen, mede in het licht van de omvang van de gevorderde hoofdsom. Matiging is ook op zijn plaats, omdat uit de verstrekte specificatie blijkt dat enkele werkzaamheden moeten worden aangemerkt als verrichtingen waarvoor het bepaalde in de artikelen 237 tot en met 240 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering al een vergoeding pleegt in te sluiten.
De rechtbank zal het bedrag daarom matigen tot een bedrag gelijk aan twee punten van het toepasselijke liquidatietarief in eerste aanleg, gebaseerd op de gevorderde hoofdsom van EUR 32.088,65, derhalve 2x EUR 579,=. Toegewezen zal dan ook worden een bedrag van EUR 1.158,=.
behandelkosten MPL
2.4. A vordert terugbetaling van een bedrag van EUR 4.050,= aan behandelkosten, nu de overeenkomst door hem op goede gronden is ontbonden. MPL bestrijdt de hoogte van dit bedrag. Nu in het tussenvonnis is overwogen dat de behandelovereenkomst kon worden ontbonden, voor zover deze zag op de behandeling op 3 augustus 2002, ziet de rechtbank geen aanleiding de vordering toe te wijzen die ziet op kosten gemaakt voor overige behandelingen. Uit de door A bijgevoegde specificatie kan worden opgemaakt dat voor de behandeling op 3 augustus 2002 een bedrag van EUR 1.700,= in rekening is gebracht. De vordering kan dan ook worden toegewezen tot dit bedrag.
onderzoeken en reiskosten Slotervaart
2.5. A vordert een bedrag van EUR 108,= aan kosten voor twee behandelingen in het Slotervaart ziekenhuis te Amsterdam terzake een second opinion, alsmede de reiskosten voor de negen reizen in verband hiermee die hij naar dit ziekenhuis zou hebben gemaakt. Indien nodig biedt hij bewijs aan van deze onderzoeken. MPL betwist dat de onderzoeken zouden zijn ondergaan, dat hiervoor negen bezoeken aan het ziekenhuis nodig zouden zijn geweest en dat de ziektekostenverzekering van A de kosten niet zou hebben vergoed. De rechtbank acht dit een onvoldoende gemotiveerde betwisting van de stellingen van A, die de verwijzing naar het Slotervaart ziekenhuis op de comparitie ook ter sprake heeft gebracht. A heeft echter onvoldoende feiten of omstandigheden gesteld om te onderbouwen dat voor twee behandelingen negen bezoeken nodig zouden zijn geweest. Derhalve komt voor vergoeding in aanmerking het bedrag van EUR 108,= aan kosten voor de second opinion en tweemaal de reiskosten door A begroot op EUR 20,= per reis, derhalve een totaalbedrag van EUR 148,=.
21 dagen vakantie
2.6. MPL voert terecht aan dat het enkel opnemen van vakantiedagen onvoldoende onderbouwing vormt van gestelde geleden schade. A heeft bovendien geen enkele informatie overgelegd om de hoogte van de door hem gestelde schade te onderbouwen. Dit onderdeel van de vordering, een bedrag van EUR 2.100,=, zal daarom als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.
verwijderen Bio-Alcamid
2.7. A vordert een bedrag van EUR 1.500,= aan kosten die hij heeft moeten maken voor het laten verwijderen van Bio-Alcamid door de kliniek in Oisterwijk. Hij heeft dit onderbouwd door het in het geding brengen van twee kwitanties. MPL voert hiertegen aan dat het op de weg van A had gelegen om de Bio-Alcamid in de kliniek van MPL te doen verwijderen, indien deze daadwerkelijk verwijderd had moeten worden. Op basis van het dossier kan echter als onbetwist worden aangenomen dat A verschillende herstelbehandelingen bij MPL heeft ondergaan die voor hem niet tot een bevredigend resultaat hebben geleid alvorens zich tot de kliniek in Oisterwijk te wenden. Nu MPL niet heeft betwist dat de kosten zijn gemaakt, komen deze dan ook voor vergoeding in aanmerking.
immateriële schade
2.8. Van belang voor bepaling van de hoogte van een eventueel toe te kennen bedrag aan immateriële schade is enerzijds dat MPL niet heeft betwist dat de bultvorming op de linkerwang van A ten gevolge van de behandeling op 3 augustus 2002 heeft geresulteerd in huidontsiering en sensibiliteitsverlies. Anderzijds heeft A zelf aangegeven dat dit gevolg erin heeft bestaan dat zijn gezicht “nog meer onregelmatigheden” is gaan vertonen. Derhalve kan niet worden aangenomen dat de behandeling van MPL geleid heeft tot een ontsiering of verminking, hooguit een verdere ontsiering. De rechtbank acht toekenning van enig bedrag aan immateriële schadevergoeding op zijn plaats, doch tot een bedrag van EUR 1.000,=. Bij bepaling van dit bedrag is aansluiting gezocht bij jurisprudentie omtrent toekenning van smartengeld bij blijvende littekens in het gezicht.
2.9. MPL zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Omdat een aanzienlijk deel van het gevorderde bedrag wordt afgewezen, begroot de rechtbank de proceskosten aan de zijde van A op basis van het toegewezen bedrag op:
- dagvaarding EUR 85,60
- overige explootkosten 0,00
- vast recht 244,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 150,00
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 1.536,00 (4,0 punten × tarief EUR 384,=)
Totaal EUR 2.015,60
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. veroordeelt MPL om aan A te betalen een bedrag van EUR 5.506,00 (vijfduizendvijfhonderdzes euro),
3.2. veroordeelt MPL in de proceskosten, aan de zijde van A tot op heden begroot op EUR 2.015,60,
3.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. Rombouts en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2008.?