Ook dit verweer slaagt niet. Relevant voor de aanvang van de verjaring is niet het tijdstip van betaling, maar dat waarop Asterisk met de vordering bekend is geworden. Dat was in 2006. Voorts heeft art. 3:308 BW geen betrekking op de onderhavige vordering uit onverschuldigde betaling.
10. [gedaagde] voert in de vierde plaats aan dat toewijzing van de vordering naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Hij kon niet weten dat hem teveel betaald werd. Op grond van het goed werkgeverschap en het daarmee verbonden vertrouwensbeginsel is er geen plaats voor de correctie van de fout van Asterisk. De omissie is al lang geleden gemaakt, hij mocht de indruk hebben dat Asterisk bewust had aangevuld en zijn persoonlijke financiële situatie is benard, gelet op zijn beperkte WAO-uitkering en de hoogte van hypothecaire en andere schulden.
11. Het vierde verweer wordt ten dele gevolgd. De verantwoordelijkheid voor de omissie ligt in de eerste plaats bij Asterisk. Het is haar uiteraard niet aan te rekenen dat zij de uitkering van [gedaagde] suppleerde, nu dat aanvankelijk op grond van wettelijke en contractuele verplichtingen gebeurde en nadien vanuit haar initiatief om [gedaagde] zorgen te besparen. Dat zij de suppletie - in strijd met haar voldoende gebleken eigenlijke wil - jarenlang heeft gecontinueerd, ligt echter in haar risicosfeer. Daartegenover staat echter dat [gedaagde] na 1999 24 uur per week werkte en dat hij, zoals in onderdeel 7 geoordeeld, er niet op had kunnen vertrouwen dat hij tot in lengte van dagen voor 38 uur per week betaald zou worden. Het had op zijn weg gelegen om opheldering van Asterisk te vragen dan wel om reserveringen te treffen. Er bestaan onvoldoende gronden om rekening te houden met de huidige financiële situatie van [gedaagde], reeds omdat hij de gegevens van zijn samenwonende partner niet heeft genoemd.
12. Tussen partijen is niet meer in geschil dat de vordering van Asterisk € 41.694,15 bruto bedraagt. Op initiatief van [gedaagde] heeft het UWV op 11 oktober 2007 aan hem met terugwerkende kracht een WAO-gatuitkering toegekend. [gedaagde] erkent dat die uitkering over de periode van 26 april 1998 tot 1 juli 2006 aan Asterisk toekomt, neerkomend op een bedrag van € 7.695,57 bruto. Hij voert terecht aan dat de uitkering nadien bestemd is ter dekking van zijn inkomensachteruitgang. Rekening houdend met dit bedrag heeft Asterisk
€ 33.998,58 onverschuldigd betaald. Op grond van de overwegingen in onderdeel 11 wordt een terugbetaling van de gehele suppletie naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar geacht. De vordering van Asterisk wordt met 50% gematigd tot € 16.999,29. Toegewezen wordt het voormelde bedrag, vermeerderd met het door [gedaagde] nog onbetaald gelaten bedrag van € 7.695,57, derhalve € 24.694,86.
13. De wettelijke rente wordt toegewezen over € 16.999,29 vanaf 7 december 2006, na het verloop van de sommatie. Dat Asterisk andere kosten heeft gemaakt dan die ter voorbereiding van deze procedure is tegenover het gemotiveerde verweer van [gedaagde] gesteld noch gebleken.
14. Dit betekent dat de vordering van Asterisk wordt toegewezen zoals hieronder wordt bepaald.
15. Partijen zijn over en weer in het ongelijk gesteld. De proceskosten worden daarom gecompenseerd aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.