Beoordeling
5. Het verwijt van eiser dat gedaagde hem niet over de redenen van de ontheffing uit zijn functie heeft ingelicht, wordt niet gevolgd. [persoon 1] heeft hem en zijn – eveneens getroffen – directeur [persoon 2] bij memo van 25 mei 2005 op de hoogte gesteld en hen beiden in de gelegenheid gesteld te reageren op een zestal concrete vragen en opmerkingen. Voordien is er al een mailwisseling geweest en is het interne accountantsrapport met beiden besproken. Nadien heeft eiser schriftelijk gereageerd op de inhoud van de door gedaagde aan zijn adres gemaakte verwijten. Ook is er overleg geweest over de manier van communicatie over het terugtreden van eiser, zodat hem al te grote imagoschade bespaard bleef.
6. Tijdens de comparitie is de reden voor de ontheffing besproken, waaruit eveneens bleek dat eiser de ins en outs daarvan goed begreep. Nu eiser zijn vordering inhoudelijk niet heeft gebaseerd op art. 7:681 lid 2 sub a BW, moet alleen worden beoordeeld of gedaagde een toereikend belang had bij de opzegging. In dat kader is voldoende komen vast te staan dat eiser en [persoon 2] de stand van zaken van omstreeks 300 dossiers hebben gemanipuleerd aldus dat er op de peildatum een ander beeld ontstond dan de werkelijkheid. Dat zij daarbij geen rechtstreeks eigen belang hadden en dat er druk bestond om de zaakvoorraad weg te werken, is onvoldoende relevant. Van belang is dat gedaagde een waarheidsgetrouw beeld moet hebben van de afhandeling van lopende zaken en dat werd geadministreerd volgens de bestaande richtlijnen. Eiser heeft erkend daarin te zijn tekortgeschoten. Gedaagde moet de directie van haar vestigingen kunnen vertrouwen; begrijpelijk is dat haar vertrouwen geschonden was.
7. Het verwijt van eiser dat gedaagde hem na 1 juli 2005 aan zijn lot heeft overgelaten, wordt evenmin gevolgd. In de eerste plaats heeft gedaagde hem direct een andere functie aangeboden, niet als manager F & F, maar als diens ondersteuning. Op non-actief is eiser niet komen te staan, al was de baan na verloop van tijd mogelijk niet erg veeleisend. De plaatsing geschiedde in het bredere kader van de afspraken bij brief van 23 juni 2005, die erop gericht waren om eiser te begeleiden naar een werkkring buiten de organisatie van gedaagde, zoals ook voor [persoon 2] gold. Uit niets is gebleken dat eiser zich destijds niet heeft verenigd met die afspraken, al verlangde hij naast de door gedaagde geboden voorzieningen ook een schadevergoeding.
8. In de tweede plaats is gebleken is dat gedaagde eiser bij zijn begeleiding in toereikende mate heeft gefaciliteerd. Allereerst heeft zij hem gedurende tenminste twee dagen per week vrijgesteld van werkzaamheden om zijn HEAO-studie te kunnen volgen en te kunnen solliciteren. Zij heeft het collegegeld en de studieboeken vergoed tot een bedrag van ca.
€ 3.000,00. Voorts heeft gedaagde tijd van haar interne mobiliteitsbureau vrijgemaakt ten behoeve van de begeleiding van eiser. Ook heeft zij eiser in de gelegenheid gesteld om zich door een extern outplacementbureau te laten bijstaan. De kosten ad € 7.200,00 heeft zij gedragen. Daarnaast is de termijn van de begeleiding verlengd van 1 september 2006 tot
1 juni 2007, waarbij het dienstverband en de geldende rechtspositie zijn gecontinueerd. Tenslotte heeft eiser na 1 juni 2007 op grond van de bij gedaagde geldende bovenwettelijke regeling aanspraak gehad op aanvulling van zijn WW-uitkering tot 90% van het laatste salaris.
9. Eiser heeft ongetwijfeld geen eenvoudige tijd van leven gehad. Niet kan echter worden geoordeeld dat de gevolgen van de opzegging voor hem te ernstig zijn geweest in vergelijking met het boven omschreven belang van gedaagde bij de beëindiging van het dienstverband. Het financiële nadeel daarvan is beperkt gebleven. Gedaagde heeft toereikende voorzieningen getroffen om de gevolgen van de opzegging te beperken en eiser nieuwe kansen op de arbeidsmarkt te bieden.
10. Dit betekent dat de vordering van eiser wordt afgewezen.
11. Gelet op de uitkomst van de procedure wordt eiser veroordeeld in de proceskosten. Gelet op de aard van het geschil en de positie van eiser worden die beperkt tot de helft van het gebruikelijke tarief.