ECLI:NL:RBAMS:2008:BD2799
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak voor witwassen in verband met Hawala-bankieren zonder bewijs van criminele herkomst van geld
In de strafzaak tegen de verdachte, die op 29 april 2008 door de Rechtbank Amsterdam werd behandeld, stond de beschuldiging van witwassen centraal. De verdachte werd verweten dat hij op of omstreeks 20 september 2005 in Amsterdam een geldbedrag van ongeveer 32.200 euro en 23.000 Engelse ponden voorhanden had, terwijl hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat dit geld afkomstig was van een misdrijf. De rechtbank heeft de zaak behandeld op de terechtzittingen van 28 februari en 29 april 2008.
De rechtbank oordeelde dat het bewijs voor de beschuldiging van witwassen niet geleverd was. De verdachte had verklaard dat hij in de woning te Amsterdam een mobiele telefoon had opgehaald, maar de rechtbank hechtte geen geloof aan deze verklaring. De rechtbank concludeerde dat, hoewel er omstandigheden waren die het vermoeden rechtvaardigden dat het geld van misdrijf afkomstig was, er geen sluitend bewijs was dat dit daadwerkelijk het geval was. De herkomst van het geld was niet vastgesteld, en de rechtbank stelde vast dat de transactie plaatsvond in het kader van Hawala-bankieren, een systeem van ondergronds bankieren dat niet per definitie gericht is op het witwassen van criminele gelden.
De rechtbank benadrukte dat de wet niet vereist dat vaststaat dat het geld van een specifiek misdrijf afkomstig is, zolang er maar omstandigheden zijn die het vermoeden rechtvaardigen. In dit geval ontbrak echter het bewijs dat het geld daadwerkelijk van misdrijf afkomstig was. De rechtbank verklaarde het telastegelegde niet bewezen en sprak de verdachte vrij. Dit vonnis werd uitgesproken door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam, met mr. D.J. Cohen Tervaert als voorzitter, en mrs. G.H. Marcus en G. Demmink als rechters, in aanwezigheid van griffier mr. M. Baltus.