ECLI:NL:RBAMS:2008:BD2210
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- E.D. Bonga-Sigmond
- J.C. Boeree
- W.J. van Bennekom
- Rechtspraak.nl
Overlevering aan Polen en redelijke termijn in het kader van Europees aanhoudingsbevel
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 maart 2008 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen, op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Arrondissementsrechtbank te Szczecin. De vordering was ingediend door de officier van justitie en betreft de verdenking van verduistering en oplichting. De opgeëiste persoon, die in 2001 Polen had verlaten en zich onder een andere naam in Nederland had gevestigd, was niet verschenen tijdens de zitting. De raadsman voerde aan dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard, omdat de opgeëiste persoon Nederland had verlaten. De rechtbank oordeelde echter dat deze mededeling onvoldoende grond opleverde om het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren.
De rechtbank overwoog dat, hoewel er een aanzienlijke tijd was verstreken sinds de eerste verhoor van de opgeëiste persoon in 1999, dit tijdsverloop niet volledig aan de Poolse autoriteiten kon worden tegengeworpen. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een flagrante schending van de rechten van de opgeëiste persoon, waardoor de overlevering niet geweigerd kon worden op basis van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
Uiteindelijk besloot de rechtbank de overlevering van de opgeëiste persoon toe te staan, omdat aan alle eisen van de Overleveringswet (OLW) was voldaan. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren. De beslissing is definitief, aangezien er geen gewoon rechtsmiddel openstaat tegen deze uitspraak.