ECLI:NL:RBAMS:2007:BW7236
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Machtiging tot voortzetting van inbewaringstelling van een ongeboren kind in een psychiatrisch ziekenhuis
In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 1 oktober 2007 uitspraak gedaan over een verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van een betrokkene, die zwanger is en in een psychiatrisch ziekenhuis verblijft. De officier van justitie diende op 27 september 2007 een verzoek in, waarbij de rechtbank kennisnam van relevante stukken, waaronder een geneeskundige verklaring en een beschikking van de burgemeester. De betrokkene, die een borderline persoonlijkheidsstoornis en cocaïneafhankelijkheid heeft, heeft tijdens de zitting aangegeven dat zij geen opname in een psychiatrisch ziekenhuis nodig acht. Ze heeft wel erkend dat ze cocaïne heeft gebruikt, maar heeft beloofd hiermee te stoppen voor de gezondheid van haar ongeboren kind.
De raadsman van de betrokkene heeft het verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling bestreden, stellende dat er geen causaal verband is tussen de geestesstoornis en het gevaar voor het ongeboren kind. De behandelend arts heeft echter verklaard dat de betrokkene pas laat in haar zwangerschap contact heeft gezocht met een verloskundige en dat haar cocaïnegebruik ernstige gevolgen kan hebben voor de gezondheid van het kind. De rechtbank heeft vastgesteld dat de combinatie van de geestesstoornis en de middelenafhankelijkheid een ernstig gevaar voor het ongeboren kind met zich meebrengt.
De rechtbank oordeelt dat de betrokkene op dit moment niet in staat is om adequaat voor haar ongeboren kind te zorgen en dat het gevaar niet kan worden afgewend zonder opname in een psychiatrisch ziekenhuis. De rechtbank heeft daarom besloten om de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling voor de duur van drie weken te verlenen, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is.