Parketnummer: 13/409029-07
Datum uitspraak: 26 juli 2007
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedatum] 1976,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres 1].
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 juli 2007.
Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding, waarvan een kopie als bijlage aan dit vonnis is gehecht. De in die dagvaarding vermelde telastelegging geldt als hier ingevoegd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Waardering van het bewijs
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op tijdstippen in de periode van 14 mei 2004 tot en met 15 augustus 2005 te Amsterdam, telkens een geldbedrag, te weten 4.621,45 en 4.457,89 en 4.104,20 en 4.806,44 en 4.518,80 en 4.225,81 en 4.005,67 en 4.014,47 euro heeft verworven, voorhanden heeft gehad en (een gedeelte van de genoemde geldbedragen) heeft overgedragen, terwijl zij ten tijde van het verwerven en het voorhanden krijgen van die geldbedragen telkens wist, dat het door misdrijf verkregen goederen betrof,
en dat
[persoon 1] op tijdstippen in de periode van 11 mei 2004 tot en met 17 augustus 2005 te Amsterdam, als administratief medewerker werkzaam op de afdeling Financieel Economische
Zaken, arrondissementsparket Amsterdam, meermalen,
een geschrift, te weten een gedeelte van
1) een geautomatiseerd (financieel) boekhoudprogramma van het Ministerie van Justitie, waaronder het arrondissementsparket Amsterdam, genaamd Jurist, onder meer bestemd voor de registratie en betaalbaarstelling van tolkendeclaraties en
2) een geautomatiseerd tolkenprogramma bestemd voor onder meer de registratie en oproeping van tolken en de opmaak van tolkendeclaraties,
welke programma’s telkens deel uitmaken van een computerbestand welke zich bevindt in computers van het arrondissementsparket Amsterdam
- elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt,
immers heeft [persoon 1] telkens valselijk in strijd met de waarheid
A) in dit boekhoudprogramma - genaamd Jurist - en in dit tolkenprogramma niet-bestaande tolken als crediteuren aangemaakt en toegevoegd, bestaande die aanmaak en toevoeging van die niet-bestaande tolken/crediteuren uit de invoer van al dan niet valse gegevens, zoals onder meer een crediteurnummer en naw-gegevens en bankgegevens,
te weten van haar, verdachte, en van [persoon 2] en van [persoon 3] en van [persoon 4] en vervolgens
B) in dit tolkenprogramma fictieve declaraties aangemaakt, bestaande die aanmaak van die fictieve declaraties uit de invoer van valse gegevens, zoals onder meer een over te
maken geldbedrag en een omschrijving van een in een bepaalde periode tijdens een bepaalde zitting in een bepaalde taal verrichte tolkwerkzaamheden ten gunste van bovengenoemde [persoon 3] en [persoon 4] en
C) in dit boekhoudprogramma - genaamd Jurist - fictieve declaraties aangemaakt, waaronder tevens de - eerder onder B genoemde - aangemaakte fictieve declaraties, bestaande die aanmaak van die fictieve declaraties uit de invoer van een of meer valse gegevens, zoals onder meer een over te maken geldbedrag en een omschrijving van in een bepaalde
periode tijdens een bepaalde zitting in een bepaalde taal verrichte tolkwerkzaamheden ten gunste van haar, verdachte, en die [persoon 2] en die [persoon 3] en die [persoon 4],
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
tot het plegen van welke vorenomschreven strafbare feiten zij, verdachte, op tijdstippen in de periode van 01 mei 2004 tot en met 17 augustus 2005 te Amsterdam telkens opzettelijk middelen en inlichtingen heeft verschaft door onder meer:
- die [persoon 1] haar, verdachtes, naam en bankgegevens, waaronder haar bankrekeningnummer [nummer], te verstrekken en
- drie personen, te weten [persoon 3] en [persoon 4] en [persoon 2], te benaderen en
- aan die personen te vragen hun persoonsgegevens en hun bankgegevens aan haar, verdachte, te verstrekken en ter beschikking te stellen en
- vervolgens voornoemde persoonsgegevens en bankgegevens aan die [persoon 1] te verstrekken en ter beschikking te stellen.
Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in haar verdediging geschaad.
Nadere bewijsoverweging; opzetheling
Verdachte heeft aangevoerd dat zij (in eerste instantie) niet op de hoogte was van het feit dat de bedragen die op haar rekening werden gestort, afkomstig waren van enig misdrijf.
De rechtbank acht niet aannemelijk dat verdachte (in eerste instantie) niet wist dat de bedragen die op haar rekening werden gestort, afkomstig waren van enig misdrijf, gelet op de verklaringen van de medeverdachte [persoon 1] – die overigens over zijn handelen volledige openheid van zaken heeft gegeven – daaromtrent.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezengeachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren en een werkstraf voor de duur van 240 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een medewerker van het arrondissementsparket Amsterdam die op illegale wijze zijn financiële problemen trachtte op te lossen, geholpen door aan hem haar bankrekening, waarop vervolgens verschillende bedragen afkomstig van valselijk opgemaakt tolkenregistraties werden overgemaakt, ter beschikking te stellen en door hem persoons- en bankgegevens van anderen te verstrekken om hem in staat te stellen zijn illegale handelswijze te kunnen blijven voortzetten. Aldus heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan opzetheling en medeplichtigheid tot valsheid in geschrift. Door het faciliteren en profiteren van dergelijke geraffineerde fraude heeft verdachte niet alleen de werkgever van haar mededader, nota bene het arrondissementsparket Amsterdam, ernstige financiële schade berokkend, maar ook heeft zij op deze wijze meegewerkt aan de instandhouding van gepleegde criminaliteit en misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer pleegt te worden gesteld in schriftelijke stukken met een bewijsbestemming. Haar ondersteunende rol bij genoemde valsheid in geschrift was bovendien evident voor het slagen van het voornemen van haar medeverdachte en mag dan ook zeker niet worden onderschat.
De rechtbank houdt bij haar oordeelsvorming omtrent de strafmodaliteit rekening met de persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals deze ter terechtzitting zijn gebleken. Tevens heeft de rechtbank gelet op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte waaruit blijkt dat zij niet eerder met justitie in aanraking is gekomen.
In het bijzonder houdt de rechtbank nog rekening met het feit dat verdachte voornoemde feiten enkel heeft gepleegd uit financieel gewin, namelijk om haar schuldenlast te verlichten, en dat zij zich niet heeft bekommerd om de schade en overlast die zij hiermee bij anderen heeft veroorzaakt.
Alles afwegende ziet de rechtbank aanleiding over te gaan tot oplegging van een werkstraf van aanzienlijke duur. Om verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw in te laten met frauduleuze praktijken, zal de rechtbank bovendien een aanzienlijke voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
Hoewel de rechtbank de omvang van de bewezenverklaarde opzetheling enigszins heeft beperkt, ziet zij geen aanleiding om een lagere straf op te leggen dan die door de officier van justitie is gevorderd, gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 48, 57, 416 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezengeachte.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplichtigheid tot valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Beveelt dat deze straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 240 uren.
Beveelt dat, als de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen.
Beveelt dat veroordeelde de aanwijzingen en opdrachten opvolgt die haar in het kader van de tenuitvoerlegging van de taakstraf door of namens de reclassering worden gegeven.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.C. Monster, voorzitter,
mrs. W. Aardenburg en H.J.M. Burg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.K. Magnin, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 juli 2007.
Mr. W. Aardenburg is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.