Rechtbank Amsterdam
Sector Bestuursrecht Algemeen
meervoudige kamer
in het geding met reg.nr. AWB 05/6037 WOB
[Eiseres], wonende te Diemen,
eiseres,
vertegenwoordigd door mr. M.E. Zweers,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Diemen,
verweerder,
vertegenwoordigd door mr. J.M. van den Berg.
Verweerder heeft een bezwaarschrift van eiseres ontvangen gericht tegen het besluit van verweerder van 28 oktober 2005 (hierna: het bestreden besluit). Onder toepassing van artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het bezwaarschrift als beroepschrift doorgezonden naar deze rechtbank.
Het onderzoek is gesloten ter zitting van 22 augustus 2007.
Eiseres heeft in de afgelopen jaren een veelvoud aan verzoeken gedaan voor bijzondere bijstand, welke verzoeken tot talloze procedures hebben geleid. Om een hierdoor ontstaan negatief patroon te doorbreken, heeft de gemeente een onafhankelijk adviseur ingeschakeld. Eiseres wenst een kopie van het door deze adviseur opgestelde rapport te verkrijgen en heeft daartoe op grond van de Wet Openbaarheid van Bestuur (hierna: WOB) een verzoek om informatie gedaan bij verweerder. Bij het bestreden besluit heeft verweerder dit verzoek afgewezen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 3, vijfde lid, van de WOB, wordt een verzoek om informatie ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 en 11.
Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de WOB wordt in geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, geen informatie verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen.
De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb, kennis genomen van de inhoud van het rapport. Nu eiseres hiervoor toestemming heeft gegeven, zal de rechtbank mede op grond hiervan uitspraak doen.
De rechtbank stelt vooreerst vast dat het rapport, blijkens het voorwoord van de opsteller opgesteld voor intern beraad, persoonlijke beleidsopvattingen bevat. Nu het rapport is opgesteld door één persoon, is het verstrekken van informatie bevattende persoonlijke beleidsopvattingen in een niet tot de persoon herleidbare vorm niet mogelijk. Mede gelet hierop heeft verweerder mogen afzien van gebruikmaking van zijn in artikel 11, tweede lid, van de WOB neergelegde bevoegdheid.
Ten aanzien van de stelling van eiseres dat in ieder geval een deel van het rapport geen persoonlijke beleidsopvattingen bevat, zodat dit deel openbaar dient te worden gemaakt, overweegt de rechtbank als volgt. Het rapport bevat informatie uit de door de opsteller onderzochte dossiers betreffende bijstandsaanvragen van eiseres. In het rapport wordt voorts letterlijk geciteerd uit beschikkingen, brieven en rapporten. Naar het oordeel van de rechtbank klinkt uit de selectie van de feiten en de weergegeven citaten als zodanig, reeds de opvatting van de opsteller door. De feitelijke gegevens die in het rapport zijn vervat en de conclusies en voorstellen omtrent het door verweerder te voeren beleid ten aanzien van (de bejegening van) eiseres, zijn dan ook dermate onderling vervlochten dat het niet goed doenlijk is om een ingekorte of geobjectiveerde versie van het rapport met de daarin vervatte feitelijke gegevens te verstrekken (vgl. VzABRvS 13-05-1985, AB 1986/497; ABRvS 17-07-2002, AB 2002/375).
Nu reeds op grond van het voorgaande verstrekking van het rapport door verweerder terecht geweigerd is, zal de rechtbank de overige in het bestreden besluit gehanteerde afwijzingsgronden onbesproken laten.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit in rechte stand kan houden. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten of een vergoeding van het griffierecht ziet de rechtbank geen aanleiding.
De rechtbank beslist als volgt.
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 9 oktober 2007 door mr. A.E.J.M. Gielen, voorzitter, en mrs. H.P. Kijlstra en H.J. Tijselink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.E. Dutrieux, griffier, en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
De griffier,
De voorzitter,
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te ‘s-Gravenhage.
Afschrift verzonden op:
Doc: B