ECLI:NL:RBAMS:2007:BB1857
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van arbitraal vonnis wegens onjuiste beslissingsmaatstaf
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 april 2007 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen D.B.M. Blending B.V. en W.R.T. Beheer- en Beleggingsmaatschappij B.V. De eiseres, D.B.M. Blending B.V., heeft de vernietiging van twee arbitrale vonnissen gevorderd, omdat de arbiters zich niet aan de overeengekomen beslissingsmaatstaf hebben gehouden. De procedure is gestart door W.R.T. Beheer- en Beleggingsmaatschappij B.V. die op 17 oktober 2003 een arbitrage aanhangig maakte tegen D.B.M. in verband met een geschil over de financiële afwikkeling van een beëindigd samenwerkingsverband. De arbiters, benoemd door de voorzieningenrechter, hebben in hun vonnissen als beslissingsmaatstaf 'goede mannen naar billijkheid' gehanteerd, terwijl D.B.M. stelde dat dit niet overeenkwam met de opdracht die aan de arbiters was gegeven.
De rechtbank oordeelde dat de arbiters zich niet aan hun opdracht hebben gehouden door een onjuiste beslissingsmaatstaf toe te passen. Dit leidde tot de conclusie dat de arbitrale vonnissen vernietigd moesten worden. De rechtbank benadrukte dat er geen ruimte was voor interpretatie of de mogelijkheid dat de arbiters feitelijk de juiste maatstaf hadden toegepast, ondanks het gebruik van een onjuiste maatstaf. D.B.M. had de arbiters tijdens de procedure al gewezen op het niet naleven van de opdracht, waardoor artikel 1065 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet van toepassing was.
De rechtbank heeft de vordering van D.B.M. toegewezen en W.R.T. veroordeeld in de kosten van het geding. De uitspraak bevestigt het belang van het naleven van de afgesproken beslissingsmaatstaf in arbitrageprocedures en de gevolgen van het niet naleven daarvan.