Parketnummer: 13/477019-06 (PROMIS)
Datum uitspraak: 19 april 2007
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats] (Spanje) op [geboortedatum],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het Huis van Bewaring “Het Schouw” te Amsterdam.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 april 2007.
Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding zoals deze ter terechtzitting van 20 november 2006 nader is omschreven. Van de dagvaarding en de vordering nadere omschrijving zijn kopieën als bijlage 1 en 2 aan dit vonnis gehecht. De nader omschreven telastelegging geldt als hier ingevoegd.
3. Waardering van het bewijs
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 1 telastegelegde:
in de periode van 1 januari 2006 tot en met 2 april 2006 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk in een Franse vrachtwagen merk Volvo, gekentekend [nummer], binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, veertien pallets met pakken met een hoeveelheid van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hashish);
ten aanzien van het onder 2 telastegelegde:
in de periode van 1 januari 2006 tot en met 2 april 2006 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad veertien pallets met pakken met een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hashish).
Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de hierna aangegeven bewijsmiddelen zijn vervat.
4.1 De gebezigde bewijsmiddelen
Ten aanzien van het onder 1 en onder 2 telastegelegde:
1. Een proces-verbaal met nummer 2006084587 van 3 april 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 1], inhoudende de verklaring van verbalisant (AMB07).
2. Een proces-verbaal met nummer 2006084587 van 3 april 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam 2] en [naam 3], inhoudende de verklaring van verbalisanten (AMB08).
3. Een verslag d.d. 5 april 2006, laboratoriumnummer 857N06 van drs. [naam 4], politiedeskundige, opgemaakt op de door hem als vast gerechtelijk deskundige afgelegde eed, in de zaak tegen de verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (FOR01).
4. Een verslag d.d. 5 april 2006, laboratoriumnummer 859N06 van drs. [naam 4], politiedeskundige, opgemaakt op de door hem als vast gerechtelijk deskundige afgelegde eed, in de zaak met betrekking tot adres [adres] (FOR03).
5. Een proces-verbaal met nummer 2006084587-A van 11 april 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 5], inhoudende de verklaring van verbalisant (NOR01).
6. Een proces-verbaal met nummer 2006084587-A van 26 april 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 5], inhoudende de verklaring van verbalisant (NOR07).
7. Een proces-verbaal met nummer 2006084587 van 1 juni 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 6], inhoudende de verklaring van verbalisant (NOR08).
8. Een proces-verbaal met nummer 2006084587-A van 26 april 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 5], inhoudende de verklaring van verbalisant (NOR09).
9. Een geschrift, zijnde een weergave van een telefoongesprek (TAP 2.2).
10. Een geschrift, zijnde een weergave van een telefoongesprek (TAP 03).
11. Een proces-verbaal met nummer 2006084587 van 3 april 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam 3] en [naam 7], inhoudende onder meer de verklaring van [me[medeverdachte 1] (VD01).
12. Een proces-verbaal met nummer 2006084587 van 3 april 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam 3] en [naam 8], inhoudende onder meer de verklaring van [medeverdachte 1] (VD01.2).
13. Een proces-verbaal met nummer 2006084587-A van 10 april 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam 6] en [naam 7], inhoudende onder meer de ve[betrokkene 1]ng van [betrokkene 1] (VD03.1).
14. Een proces-verbaal met nummer 2006084587-a van 11 april 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 9], inhoudende onder meer de verklaring van verbalisant (FOTO02).
15. Een proces-verbaal met nummer 2006084587-A van 11 april 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam 6] en [naam 7], inhoudende onder meer de verklaring van [betrokkene 1] (VD03.3).
16. Een proces-verbaal met nummer 2006084587-A van 31 mei 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam 10] en [naam 3], inhoudende onder meer de verklaring van [betrokkene 1] (VD03.4).
17. Een proces-verbaal met nummer 2006084587 van 10 april 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam 10] en [naam 2], inhoudende onder meer de verklaring van [betrokkene 2] (VD04.1).
18. Een proces-verbaal met nummer 2006084587-A van 11 april 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam 10] en [naam 2], inhoudende onder meer de verklaring van [betrokkene 2] (VD04.2).
19. Een proces-verbaal met nummer 2006084587 van 26 april 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam 11] en [naam 12], inhoudende onder meer de verklaring van [betrokkene 3] (VD09.1).
20. De verklaring die de verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd.
4.2 Weergave van de redengevende feiten en omstandigheden
Voor het bewijs wordt gebruikt de inhoud van voornoemde processen-verbaal en geschriften, voorzover tussen haken geplaatst op de als bijlage 3 aangehechte kopieën.
Aan het vonnis zijn 42 pagina's gehecht.
Voorts wordt voor het bewijs gebruikt de verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ken de vrachtwagenchauffeurs [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Ik ken [betrokkene 1]. [betrokkene 1] noemt me ook wel eens [bijnaam]. Ik ken [betrokkene 1] via haar man. Haar man heeft een transportbedrijf. Ik had vroeger ook een transportbedrijf. Ik heb op 5 april 2006 een telefoongesprek gevoerd met [betrokkene 1]. Dit telefoongesprek ging over de vermissing van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Ik ben naar Nederland gekomen om te helpen bij het zoeken van de vermiste chauffeurs. Ik heb meerdere keren telefonisch contact gehad met de chauffeurs. U houdt mij het volgende sms-bericht voor: 3n¤6+1n¤10+1n¤007+1n¤M2 M.ALI/4n¤8+1n¤8A40+2n¤9+1n¤11...national. Ik heb dit bericht ontvangen van de Marokkaanse transporteur. Deze Marokkaanse transporteur heet [naam transporteur]. Ik herkende het telefoonnummer van [naam transporteur].
De raadsman heeft ter verdediging, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd. Verdachte wist niets van een mogelijk transport van verdovende middelen. Hij heeft in deze kwestie slechts als tolk opgetreden. Als de rechtbank wel zou aannemen dat verdachte betrokken zou zijn bij het transport dan geldt in elk geval dat de door het Openbaar Ministerie gehanteerde berekingsmethode van de hoeveelheid hasj niet correct is. Hierdoor kan hooguit kan worden bewezen dat het om “een hoeveelheid” gaat. Hetgeen onder 1. en 2. telaste is gelegd betreft een eendaadse samenloop in de zin van artikel 55 Sr. Het moment dat het eerste strafbare feit werd voltooid, te weten het binnen het grondgebied brengen, valt volledig samen met het strafbare feit van het voorhanden hebben.
Gelet op het gelijkheidsbeginsel behoort de rechtbank voor de strafmaat aansluiting te zoeken bij de strafmaat in de zaken van reeds veroordeelde medeverdachten en daarbij rekening te houden met de rol van verdachte die beperkter was dan die van de chauffeurs. Voorts moet de rechtbank rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Hij kan zijn bedrijf niet verder opbouwen en heeft enkele dagen geleden zijn vader verloren. Dit valt hem extra zwaar nu hij in detentie verblijft.
De rechtbank is van oordeel dat uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen blijkt dat bij verdachte ten minste sprake was van voorwaardelijk opzet in die zin dat hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaardde van zijn betrokkenheid bij een transport van verdovende middelen naar Nederland. Voorts is de rechtbank van oordeel dat verdachte niet slechts bij gelegenheid de rol van tolk vervulde maar dat hij een onmisbare schakel in de organisatie van dat transport vormde. Zijn rol zal hierna bij de bespreking van het strafmaatverweer nader aan de orde komen.
De rechtbank volgt hetgeen de raadsman en de officier van justitie hebben opgemerkt ten aanzien van het in de telastelegging opgenomen gewicht van de hash in die zin dat slechts “een hoeveelheid” bewezen kan worden verklaard. Ook is de rechtbank, met de raadsman van en de officier van justitie, van oordeel dat er inderdaad sprake is van eendaadse samenloop zodat de rechtbank uitsluitend de zwaarste sanctiebepaling, namelijk die ten aanzien van hetgeen onder 1. telaste is gelegd, zal toepassen.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straf
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem onder 1 en 2 bewezengeachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar en 7 maanden, met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft zijn aanvankelijke strafeis van 4 jaar gematigd in verband met het overlijden van de vader van verdachte tijdens de detentie van verdachte. Verdachte is niet in de gelegenheid gesteld zijn vader op het ziektebed te bezoeken of bij de begrafenis aanwezig te zijn. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat de inbeslaggenomen voorwerpen worden teruggegeven aan de verdachte.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk duizenden kilo’s hash binnen het grondgebied van Nederland gebracht en aldaar aanwezig gehad. Verdachte heeft een prominente rol vervuld met betrekking tot het logistieke gedeelte van het transport. Verdachte heeft gefungeerd als intermediair tussen enerzijds de chauffeurs en anderzijds de opdrachtgevers. Verdachte kan niet als initiator of organisator van het transport worden aangemerkt. Wel was zijn rol van meer gewicht dan die van de chauffeurs die het uitvoerend werk hebben verricht. Verdachte heeft het mogelijk gemaakt dat duizenden kilo’s hash het Nederlands grondgebied konden worden binnengebracht. Hoewel het geschatte gewicht als genoemd in de telastelegging niet kan worden bewezen, het is duidelijk dat het gaat om hoeveelheden in de orde en grootte als in de telastelegging opgenomen.
Hash is een middel waarvan het gebruik schadelijk kan zijn voor de volksgezondheid. De handel in hash gaat vaak gepaard met (vermogens)criminaliteit. Voorts benadrukt de rechtbank in dit verband dat de financiële belangen bij het op zo grote schaal handelen in softdrugs zo groot zijn, dat ter bescherming van die belangen het plegen van andere strafbare feiten veelal niet wordt geschuwd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat deze grootschalige handel in softdrugs en de maatschappelijke neveneffecten daarvan met kracht bestreden dienen te worden.
De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat thans alleen de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur recht doet aan de ernst van het bewezen geachte. Voor wat betreft de strafmaat heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de hoogte van de straffen die aan medeverdachten zijn opgelegd.
Wat betreft de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft de rechtbank onder meer rekening gehouden met het feit dat de verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats heeft in Nederland. De rechtbank acht derhalve geen termen aanwezig een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Anderzijds heeft de rechtbank bij de vaststelling van de duur van de gevangenisstraf rekening gehouden met de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 8 maart 2007, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder in Nederland is veroordeeld voor enig strafbaar feit. Tevens heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat de vader van verdachte is overleden terwijl verdachte zich in voorlopige hechtenis bevond. Verdachte kon derhalve niet bij de begrafenis aanwezig zijn. De rechtbank ziet daarom aanleiding de straf te matigen door een aftrek van 3 maanden toe te passen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte een leidende en sturende rol heeft vervuld met betrekking tot voornoemde invoer van duizenden kilo’s hash. De rechtbank volgt het standpunt van de officier van justitie niet, nu deze geen steun vindt in de voorhanden zijnde bewijsmiddelen. Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat verdachte heeft gefungeerd als intermediair tussen enerzijds de chauffeurs en anderzijds de opdrachtgevers. Nu de rechtbank komt tot een andere mate van betrokkenheid van verdachte bij de bewezenverklaarde feiten, bestaan hierin aanleiding om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.
De raadsman heeft verzocht om aan verdachte een straf op te leggen gelijk het voorarrest. De raadsman heeft hiertoe onder meer gewezen op de naar zijn mening zeer beperkte rol van verdachte bij de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank volgt het standpunt van de raadsman niet en verwijst hiertoe naar hetgeen hierboven is overwogen omtrent de mate van betrokkenheid van verdachte bij de bewezenverklaarde feiten.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47 en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11(oud) van de Opiumwet.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 en onder 2 telastegelegde:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- zaktelefoon Nokia 6060, kleur zwart,
- zaktelefoon Nokia 6230I, kleur zwart,
- zaktelefoon Nokia 2600, kleur grijs,
- zaktelefoon Nokia 1600, kleur grijs en
- simkaart van Vodafone België
Dit vonnis is gewezen door
mr. F. Salomon, voorzitter,
mrs. J.H.M. van de Ven en M.D. Ruizeveld, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.P. Friperson, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 april 2007.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.