ECLI:NL:RBAMS:2007:BA1496

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 05-4273 VEROR
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van subsidieaanvraag voor amateur toneelgezelschap door gemeente Amsterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 maart 2007 uitspraak gedaan over de afwijzing van een subsidieaanvraag door de Stichting Theatergroep Toetssteen, een amateur toneelgezelschap. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een waarderingssubsidie van € 11.800,- voor het jaar 2002, maar deze werd afgewezen door het College van burgemeester en wethouders van Amsterdam, op basis van een negatief advies van de Kunstraad. Eiseres had eerder ook een aanvraag voor een meerjarige subsidie ingediend, die eveneens werd afgewezen, ondanks een positief advies van de Kunstraad. De rechtbank oordeelde dat het beleid van de gemeente om amateurgezelschappen niet in aanmerking te laten komen voor meerjarige subsidies, niet onredelijk was. Eiseres voerde aan dat het beleid niet was vastgelegd en dat er sprake was van ongelijkheid, omdat andere amateurgezelschappen wel subsidies hadden ontvangen. De rechtbank concludeerde echter dat de gemeente een bestendige beleidslijn volgde en dat de afwijzing van de subsidieaanvraag van eiseres in overeenstemming was met dit beleid. De rechtbank verwierp ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel, omdat de situatie van eiseres niet vergelijkbaar was met die van andere gesubsidieerde gezelschappen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de afwijzing van de subsidieaanvraag.

Uitspraak

Rechtbank Amsterdam
Sector Bestuursrecht Algemeen
meervoudige kamer
UITSPRAAK
in het geding met reg.nr. AWB 05/4273 VEROR
tussen:
Stichting Theatergroep Toetssteen, gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
vertegenwoordigd door R. van Waaijen,
en:
het College van burgemeester en wethouders van Amsterdam,
verweerder,
vertegenwoordigd door mr. M.C. Koenigs en N. Van Rossen.
1. PROCESVERLOOP
De rechtbank heeft op 21 september 2005 een beroepschrift ontvangen, gericht tegen het besluit van verweerder van 9 augustus 2005 (hierna aangeduid als: het bestreden besluit).
Het onderzoek is gesloten ter zitting van 30 januari 2007.
2. OVERWEGINGEN
Eiseres is een stichting die blijkens de statuten ten doel heeft het beoefenen van de toneelspeelkunst, in al zijn vormen, het dansen en musiceren daaronder begrepen, zowel in het openbaar als in besloten kring. Eiseres maakt reeds decennia lang gebruik van verweerders Subsidieverordening Amateurkunst Amsterdam, op grond waarvan jaarlijks een waarderingssubsidie kan worden aangevraagd van ongeveer €1.000,-.
Op 24 september 2001 heeft eiseres voor het jaar 2002 een aanvraag voor een waarderingssubsidie ingediend, waarbij zij heeft gevraagd om een aanzienlijk hoger subsidiebedrag dan tot dan toe was verstrekt, te weten € 11.800,-. Bij besluit van 27 januari 2003 heeft verweerder, het negatieve advies van de Kunstraad volgend, de aanvraag afgewezen. Op 27 oktober 2003 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor structurele, meerjarige subsidie in kader van het Amsterdams Kunstenplan 2005-2008. Bij besluit van 29 december 2004 heeft verweerder, in afwijking van het positieve advies van de Kunstraad, deze aanvraag afgewezen. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het hiertegen door eiseres gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Daarbij heeft verweerder overwogen dat het bestendig beleid is om gezelschappen bestaande uit amateur-spelers niet op te nemen in de meerjarige subsidiëring van het Kunstenplan.
Eiseres stelt in beroep dat het door verweerder genoemde beleid op geen enkele wijze is vastgelegd. Wel is de Kunstraad, die verweerder adviseert, als onderdeel van de gemeente Amsterdam mede verantwoordelijk voor het formuleren van beleid. De Kunstraad heeft positief geadviseerd op de subsidieaanvraag en heeft ook bepleit om eiseres op te nemen in het Kunstenplan 2005-2008. Ook heeft de wethouder van cultuur eiseres in overweging gegeven zich nader te beraden over de mogelijkheid die het Amsterdams Kunstenplan zou kunnen bieden voor structurele subsidiëring, aldus eiseres. Eiseres acht het misleidend dat de wethouder van cultuur haar heeft verwezen naar een regeling, te weten het Kunstenplan 2005-2008, waarvan bekend was dat zij daar geen beroep op zou mogen doen. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij gerekend dient te worden tot de professionele gezelschappen.
Voorts voert eiseres aan dat amateur-gezelschap “Het Kabinet” wel een structurele subsidie heeft gekregen in het kader van het Kunstenplan 2005-2008, terwijl er geen verschil bestaat in de aanpak en werkwijze van beide gezelschappen. Ten slotte heeft eiseres aangegeven dat in de voorgaande kunstenplannen de amateur-gezelschappen Terpsichoré, Zajednica en Klank en Beweging waren opgenomen.
Verweerder voert aan dat het beleid ten aanzien van het verlenen van subsidies aan amateur-gezelschappen reeds lange tijd, in ieder geval vanaf 1993, ongewijzigd is. Daarom is er sprake van een bestendige beleidslijn. Deze beleidslijn houdt in dat jaarlijks een waarderingssubsidie kan worden aangevraagd. Daarnaast zijn er vanaf 1993 beleidskaders op basis waarvan aan professionele instellingen meerjarige subsidies kunnen worden verleend.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de verwijzing door de wethouder naar het Amsterdams Kunstenplan slechts van procedurele aard was en dat eiseres hieraan geen gerechtvaardigd vertrouwen kon ontlenen dat de gemeente amateurkunst zou opnemen in het Kunstenplan.
De rechtbank overweegt als volgt.
Tussen partijen is in geschil verweerders weigering om aan eiseres als amateur-gezelschap een meerjarige subsidie te verlenen.
Beleid
Uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat vóór 1993 het gemeentelijk beleid bestond uit het jaarlijks verlenen van subsidies, waarbij geen onderscheid werd gemaakt tussen amateur- en professionele gezelschappen. De basis voor het verlenen van (waarderings)subsidies aan amateur-gezelschappen was en is de Subsidieverordening Amateurkunst Amsterdam. Per 1993 is een aparte systematiek voor meerjarige subsidiëring van professionele gezelschappen op het gebied van kunst ingevoerd, te weten de Bijzondere subsidieverordening meerjarige budgetsubsidiëring. Voor de periode van 1993 tot en met 1996 heeft verweerder voor de eerste maal een beleidskader voor vier jaar opgesteld, aan de hand waarvan aan professionele instellingen een meerjarige subsidie wordt toegekend, het Kunstenplan 1993-1996. Daarbij heeft verweerder uitdrukkelijk aangegeven dat in het vóór 1993 gevoerde beleid ten aanzien van subsidiëring van amateur-gezelschappen geen wijziging is gekomen. Nadien is voor steeds een nieuwe periode van vier jaar een Kunstenplan opgesteld.
Op 14 september 2004 heeft verweerder het concept-Kunstenplan 2005-2008 vastgesteld. Eiseres heeft gewezen op de reactie van de Kunstraad op dit concept, inhoudende dat ten onrechte in het concept wordt vermeld dat “het bestendig beleid is om gezelschappen bestaande uit amateur-spelers niet op te nemen in de meerjarige subsidies”. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat die reactie onjuist is en heeft ter zitting toegelicht dat de Kunstraad heeft verzuimd dit te controleren. Naar het oordeel van de rechtbank is uit de gedingstukken niet op te maken dat verweerders beleid ten aanzien van amateur-gezelschappen is gewijzigd. Ook anderszins is de rechtbank niet tot de conclusie gekomen dat zulks het geval is. De rechtbank neemt derhalve aan dat het beleid ten aanzien van de subsidiëring van amateur-gezelschappen met de invoering van het Kunstenplan niet is gewijzigd.
De rechtbank acht dit beleid niet kennelijk onredelijk of anderszins onjuist.
Advies Kunstraad
De Kunstraad is een permanent en onafhankelijk adviesorgaan van het Amsterdamse gemeentebestuur. Hij kan gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen. Op grond van artikel 3:49 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een bestuursorgaan ter motivering van een besluit of een onderdeel daarvan volstaan met een verwijzing naar een met het oog daarop uitgebracht advies, indien het advies zelf de motivering bevat en van het advies kennis is of wordt gegeven. Indien het bestuursorgaan een besluit neemt dat afwijkt van een met het oog daarop krachtens wettelijk voorschrift uitgebracht advies, dienen ingevolge artikel 3:50 van de Awb de redenen voor de afwijking in de motivering te worden vermeld.
In zijn advies van mei 2004 heeft de Kunstraad geadviseerd om aan eiseres de door haar gevraagde subsidie van € 13.500,- te verlenen. In het concept-Kunstenplan van 14 september 2004 geeft verweerder als belangrijkste reden voor het voorstel aan de gemeenteraad om dit advies niet te volgen, het feit dat eiseres een amateur-gezelschap is en het bestendig beleid is dat dergelijke gezelschappen niet in aanmerking komen voor meerjarige subsidiëring, welke is bedoeld voor professionele gezelschappen. In het bestreden besluit geeft verweerder dezelfde reden voor (het in bezwaar handhaven van) zijn beslissing niet tot meerjarige subsidiëring over te gaan.
Nu, zoals hiervoor is overwogen, de rechtbank aanneemt dat verweerder het beleid voert dat aan amateur-gezelschappen geen meerjarige subsidies worden verleend, is de rechtbank van oordeel dat verweerder aldus afdoende heeft gemotiveerd waarom hij het advies van de Kunstraad op dit punt niet volgt. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de Kunstraad niet heeft gemotiveerd op welke grond ten aanzien van de subsidiëring van eiseres van het beleid zou moeten worden afgeweken.
Verweerders weigering om eiseres in aanmerking te brengen voor de gevraagde subsidiëring is naar het oordeel van de rechtbank in overeenstemming met het gevoerde beleid. Voorts heeft de rechtbank geen grond voor het oordeel dat verweerder in het onderhavige geval van dat beleid had moeten afwijken.
Naar aanleiding van hetgeen eiseres overigens nog heeft gesteld ten aanzien van enkele andere, wel gesubsidieerde, gezelschappen, overweegt de rechtbank dat de gemeenteraad bij de vaststelling van het Kunstenplan om politieke redenen op onderdelen van het voorstel van verweerder kan afwijken. Dit doet echter aan de rechtmatigheid van het door verweerder gevoerde en in het onderhavige geval toegepaste beleid niet af.
Gelijkheidsbeginsel
Tussen partijen is niet meer in geschil dat eiseres als amateurgezelschap moet worden aangemerkt. Verweerder heeft ter zitting gesteld en door eiseres is niet weersproken, dat de amateurgezelschappen Terpsichoré, Zajednica en Klank en Beweging in het verleden in afwijking van het beleid in de kunstenplannen waren opgenomen en dat deze subsidierelaties inmiddels zijn beëindigd. Naar het oordeel van de rechtbank kan een beroep op het gelijkheidsbeginsel ten aanzien van deze gezelschappen dan ook niet slagen.
Ten aanzien van het gezelschap Het Kabinet, waaraan wel een structurele subsidie in het kader van het Kunstenplan 2005-2008 is verleend, overweegt de rechtbank dat verweerder op overtuigende wijze heeft gesteld dat dit gezelschap vanwege aanpak en werkwijze niet is te karakteriseren als een instelling die (zelf) amateurkunst beoefent, maar als een ondersteunend platform voor amateurdans. De omstandigheid dat de activiteiten van Het Kabinet zijn gericht op amateurs, betekent niet dat zij zelf ook een amateurgezelschap is. De positie van Het Kabinet is in die zin anders dan die van eiseres. Ook op dit punt faalt het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel derhalve.
Vertrouwensbeginsel
Naar aanleiding van de stelling van eiseres dat bij haar de verwachting is gewekt dat een meerjarige subsidie zou worden verstrekt, overweegt de rechtbank het volgende.
Vaststaat dat de wethouder van cultuur in haar afwijzing van 27 januari 2003 van de subsidieaanvraag van 24 september 2001 heeft opgemerkt: “Ik stel voor dat u zich nader beraadt over de mogelijkheid die het Amsterdamse Kunstenplan zou kunnen bieden voor structurele subsidiëring.” De rechtbank acht het niet onmogelijk dat deze opmerking verwarring bij eiseres heeft veroorzaakt. Een gerechtvaardigde en te honoreren verwachting dat een meerjarige subsidie zou worden verleend, kon eiseres daaraan naar het oordeel van de rechtbank echter niet ontlenen. Een ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke toezegging terzake is daarin niet te lezen.
Hetgeen eiseres heeft aangevoerd leidt niet tot de conclusie dat het bestreden besluit onrechtmatig is. Ook anderszins ziet de rechtbank geen grond voor vernietiging van dit besluit. Het daartegen ingestelde beroep is ongegrond.
Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding.
Beslist wordt als volgt.
3. BESLISSING
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 7 maart 2007 door mr. F. Hoogendijk, voorzitter en
mrs. T. van Muijden en P.H. Banda, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H. van Hoeven, griffier,
en bekend gemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
de griffier de voorzitter
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te ’s Gravenhage.
Afschrift verzonden op:
DOC: B