ECLI:NL:RBAMS:2006:AZ4443
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vonnis inzake aanneemovereenkomst en vervalste e-mail met betrekking tot arbitragebeding
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Amsterdam, ging het om een geschil tussen twee partijen, aangeduid als A en B, met betrekking tot een aanneemovereenkomst. De procedure begon met een incident waarin B werd beschuldigd van het vervalsen van een e-mail van 27 juni 2003. A betwistte de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden RVOI 2001, die een arbitragebeding bevatten. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 12 april 2006 B de gelegenheid gegeven om te reageren op het verweer van A, maar B heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
Op 27 september 2006 heeft de rechtbank in het incident uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat A onvoldoende bewijs had geleverd dat de algemene voorwaarden, inclusief het arbitragebeding, van toepassing waren op de aanneemovereenkomst. Tevens werd vastgesteld dat B niet voldoende feiten had aangedragen om te concluderen dat de rechtbank onbevoegd was om het geschil te behandelen. Daarom werd de vordering van A afgewezen.
B werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het incident, die door de rechtbank zijn begroot op € 452,-. De zaak werd vervolgens doorverwezen naar de rol van 8 november 2006 voor het nemen van conclusie van antwoord aan de zijde van B. Dit vonnis is uitgesproken door mr. J. Thomas en openbaar gemaakt op 27 september 2006.