Volgens Casema volgt uit de Overeenkomst dat fase III op 1 januari 2004 intreedt tenzij partijen uiterlijk 1 juli 2003 een nieuwe ingangsdatum zijn overeengekomen. Nu dat niet is gebeurd, is fase III ingetreden.
De Gemeente Amstelveen acht de lezing die Casema aan de Overeenkomst op dit punt geeft onjuist.
Uit de bij de Overeenkomst gevoegde AVSA komt immers naar voren, aldus de Gemeente Amstelveen, dat fase III pas intreedt bij voldoende marktwerking, terwijl van voldoende marktwerking, zoals onder meer blijkt uit de arbitrale beslissing in de zaak tussen Casema en de gemeente Alphen aan den Rijn geen sprake is.
Noot 3 bij de AVSA vermeldt dat de datum van 1 januari 2004 voor de invoering van fase III slechts een aanname is, omdat fase III pas ingaat op het moment waarop de kabel-exploitant in staat is volledige keuzevrijheid te bieden aan de consument en er marktwerking in het aanbod is, waardoor de prijs in principe door de markt wordt bepaald.
De nadere toelichting bij de AVSA vermeldt nog dat fase III in principe op 1 januari 2004 begint, omdat aangenomen wordt dat alternatieve distributiemogelijkheden zich dan ten volle hebben ontwikkeld, aldus de Gemeente Amstelveen.
Met de Gemeente Amstelveen is de rechtbank eens dat de kennelijke bedoeling van partijen bij de Overeenkomst geweest is om fase III in te doen gaan op het moment dat zich voldoende marktwerking in de desbetreffende markt heeft ontwikkeld.
Over de vraag of zich voldoende marktwerking heeft ontwikkeld, kunnen partijen van mening verschillen. De Overeenkomst voorziet er in dat indien tussen partijen op 1 juli 2003 vaststaat dat zich per 1 januari 2004 nog geen voldoende marktwerking voordoet, zij in onderling overleg tot een uitstel van fase III kunnen komen. De Gemeente Amstelveen heeft niet gesteld dat partijen tot zo’n uitstel zijn gekomen. Anders dan de Gemeente Amstelveen stelt betekent dat niet dat zij aan Casema was overgeleverd om tot een uitstel van de invoering van fase III te komen, nu artikel 6.11 van de Overeenkomst de Gemeente Amstelveen immers de mogelijkheid biedt de zaak aan een arbitraal college voor te leggen.
Nu noch tussen partijen een uitstel van de intreding van fase III is overeengekomen, noch de vraag of sprake was van voldoende marktwerking door (een van) partijen aan arbiters is voorgelegd, moet er in beginsel van worden uitgegaan dat fase III per 1 januari 2004 is ingetreden en Casema vanaf die datum bevoegd was overeenkomstig artikel 6.13 van de Overeenkomst de tarieven aan te passen.
Dat is slechts anders indien partijen alsnog iets anders zijn overeengekomen, of handhaving van de Overeenkomst op dit punt naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
Dat handhaving van de Overeenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn is door de Gemeente Amstelveen niet voldoende gemotiveerd gesteld.
Wel heeft de Gemeente Amstelveen bij pleidooi gesteld dat partijen zijn overeengekomen dat zij zich zouden richten naar de uitkomst van de arbitrale procedure tussen Casema en de gemeente Alphen aan den Rijn. Indien dat zou komen vast te staan, dan staat ook vast dat fase III niet is ingetreden, omdat in die procedure is geoordeeld dat van voldoende marktwerking nog geen sprake was.
Nu de Gemeente Amstelveen zich beroept op de rechtsgevolgen van haar stelling dat partijen zich zouden houden aan de uitkomst van de arbitrale procedure tussen Casema en de gemeente Alphen aan den Rijn, en Casema dat heeft bestreden, zal de Gemeente Amstelveen worden toegelaten tot het bewijs van die stelling.