ECLI:NL:RBAMS:2006:AX1649
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering van overlevering aan Frankrijk wegens ongenoegzame stukken en niet nader onderzochte identiteit
Op 12 mei 2006 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Frankrijk. De rechtbank behandelde een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie, met betrekking tot een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 9 november 2005 was uitgevaardigd door de justitiële autoriteit in Parijs. De opgeëiste persoon, geboren in 1979, werd beschuldigd van verschillende strafbare feiten, maar de rechtbank oordeelde dat de omschrijving van de feiten in het EAB te vaag was. De officier van justitie had op 31 maart en 3 april 2006 om aanvullende informatie verzocht, maar deze was pas op de dag van de zitting beschikbaar. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen of de opgeëiste persoon daadwerkelijk degene was op wie het EAB betrekking had.
Tijdens de zitting op 28 april 2006 werd de identiteit van de opgeëiste persoon niet nader onderzocht, ondanks dat de raadsman had betoogd dat er sprake moest zijn van een persoonsverwisseling. De rechtbank concludeerde dat de stukken ongenoegzaam waren, met name omdat de omschrijving van de strafbare feiten niet voldoende concreet was. De rechtbank weigerde daarom de overlevering, omdat niet aan de vereisten van artikel 2, tweede lid, OLW was voldaan. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de officier van justitie, de opgeëiste persoon en haar raadsman, mr. R.D.A. van Boom. De oudste rechter was buiten staat te tekenen.