2. Eisers vorderen als voorziening:
I. gedaagde te bevelen binnen twee weken na datum van het vonnis haar verplichtingen als bedoeld onder de punten 7 tot en met 12 van de dagvaarding na te komen en concrete voorstellen ter zake aan eiseres te doen;
II. gedaagde te bevelen binnen twee weken na datum van het vonnis eisers alle schriftelijke informatie te geven waarop eisers ingevolge artikel 5 Wmo recht hebben;
III. gedaagde te verbieden besluiten te nemen en te effectueren anders dan nadat zij haar verplichtingen ingevolge de Wmo, de Wpo en de cao-po volledig is nagekomen;
IV. tot betaling van een dwangsom van € 500,00 per dag of gedeelte van de dag, gedurende welke gedaagde nalaat aan de veroordeling sub I en/of sub II te voldoen;
V. kosten rechtens.
3. Eisers stellen ter onderbouwing van de vordering, zakelijk weergegeven, dat gedaagde zich te houden heeft aan de in rechtsoverweging 1.3 genoemde regelgeving, wil zij financiering uit de algemene middelen verkrijgen. Aan de bepalingen ontlenen zij bevoegdheden, maar volgens eisers kunnen zij die door toedoen van gedaagde feitelijk niet uitoefenen.
4. Eisers stellen in de eerste plaats dat gedaagde geen medezeggenschapsreglement als bedoeld in art. 14 lid 1 Wmo heeft vastgesteld. Gedaagde heeft in september 2004 een voorstel gedaan, dat eisers in november 2004 met een tegenvoorstel beantwoord hebben. Gedaagde heeft niet op het tegenvoorstel gereageerd en heeft het evenmin binnen de termijn van art. 21 Wmo aan de commissie van geschillen voorgelegd. Door het verstrijken van de termijn is het eerste voorstel vervallen.
5. Eisers stellen in de tweede plaats primair dat gedaagde geen directiestatuut voor de onder haar gezag staande scholen heeft vastgesteld, in strijd met art. 31 Wpo. Subsidiair, als het statuut wel bestaat, verwijten zij haar het niet aan hen te hebben voorgelegd, in strijd met art. 7 Wmo.
6. Eisers stellen in de derde plaats dat gedaagde in 2004 van plan was om de onder haar vallende scholen te fuseren c.q. andere samenwerkingsverbanden aan te gaan. Desgevraagd heeft gedaagde laten weten haar plannen op te schorten, maar feitelijk bestaan de besturen en het bovenschoolse management van de betreffende scholen vrijwel geheel uit dezelfde personen. Ook in recente personeelsadvertenties worden de instellingen als één geheel gepresenteerd. Deze feitelijke fusie is zonder overleg met eisers uitgevoerd en daarmee in strijd met de wet.
7. Eisers verwijten gedaagde in de vierde plaats haar geen (bijgewerkt) meerjarenformatiebeleid te hebben voorgelegd, hetgeen strijdig is met de CAO en de Wmo.
8. In de vijfde plaats stellen eisers dat gedaagde haar geen scholingsfaciliteiten heeft verstrekt, ondanks herhaalde verzoeken. De regeling terzake is opgenomen in de Wmo en de CAO.
9. Eisers verwijten gedaagde in de zesde plaats dat zij haar niet vooraf advies heeft gevraagd over de benoemingen van (tijdelijke) schoolleiders, in strijd met de Wmo.
10. Volgens eisers is de inhoudelijke en materiële kwaliteit van het onderwijs op de scholen beneden peil. Basisvoorzieningen als papier, potloden en zelfs vloermatten worden door de leerkrachten zelf betaald. Er zijn veel mutaties onder het personeel en er is door onbevoegden les gegeven. De vrees heerst dat de aanzienlijke financiële reserves van gedaagde door een fusie zullen verdwijnen. Het bestuur geeft geen inzicht in haar werkwijze. Eisers achten de spoedeisendheid van de vorderingen daarmee gegeven.
11. Gedaagde voert gemotiveerd verweer tegen de vordering. Zij voert - kort gezegd - aan dat onregelmatigheden in het recente verleden haar grote problemen hebben berokkend. Het aantal scholen onder de stichting is vanaf 2000 sterk gegroeid. De toenmalige voorzitter bepaalde sterk de gang van zaken; het bestuur controleerde niet of te weinig. Toen de voorzitter op verdenking van een aanzienlijke fraude werd aangehouden, bleef de organisatie ontredderd achter. De resterende bestuursleden zijn onder druk van de koepelorganisatie opgestapt. Gedaagde voert aan in 2004 tot samenwerking met de Stichting El Amal te zijn gekomen om de problemen op te lossen. Uit de samenwerking vloeide een voornemen tot bestuurlijke samenvoeging voort, welk plan aan de MR’s van beide besturen is voorgelegd. Twee van de drie MR’s verschenen echter niet op een vergadering over het onderwerp.
12. Gedaagde voert aan dat een geheel nieuw bestuur per 1 januari 2005 een nieuwe start heeft gemaakt. Met eisers is overlegd. Zij wilden het nieuwe bestuur wel vertrouwen geven, maar tijdens een vervolgbespreking op 18 april 2005 hebben zij het gesprek afgebroken. Bij brief van 7 juli 2005 hebben eisers het overleg weliswaar heropend, maar een en ander had een ultimatief karakter. In de zomer verblijft de meerderheid van het bestuur buitenslands, zodat de door eisers gestelde termijn van medio september 2005 kon niet worden gehaald. Bij brief van 19 oktober 2005 is een reactie toegezegd. Bovendien heeft gedaagde in de zomer van 2005 een externe bemiddelaar ingeschakeld om de verhoudingen met eisers te normaliseren.
13. Volgens gedaagde heeft zij ook veel aandacht moeten geven aan de inhoudelijke zorgen over het onderwijs op de school El Faroeq Omar, afkomstig van de onderwijsinspectie. Er is door externe deskundigen een rapport opgesteld, dat aan de MR is voorgelegd en dat is goedgekeurd door de inspectie en het gemeentebestuur. Het bestuur bestaat bovendien uit vrijwilligers, die deze taken verrichten naast hun normale werk.
14. Gedaagde meent dat de vorderingen afgewezen moeten worden. Ten aanzien van de concrete verwijten van eisers voert gedaagde het volgende aan.
- Het was niet aan eisers om een tegenvoorstel te doen tegenover haar voorstel voor een medezeggenschapsreglement. Eisers hebben alleen de positie om commentaar te leveren. In een recente brief heeft gedaagde aan eisers verzocht om het eerste voorstel opnieuw in overweging te nemen. De tekst is gebaseerd op het modelreglement van de koepelorganisatie ISBO.
– Een directiestatuut is in de maak en zal binnen twee weken aan eisers worden voorgelegd.
– Er bestaan vooralsnog geen fusieplannen.
– Er is een bestuursformatieplan opgesteld. Dat is aan de vakorganisaties voorgelegd, bij gebreke aan een gemeenschappelijke MR (GMR). Nu nog geen bestuursformatieplan is vastgesteld, heeft het geen zin om een meerjarenformatiebeleid te ontwikkelen. Gedaagde verwacht nog deze maand een akkoord met de vakorganisaties af te sluiten en in het voorjaar van 2006 een meerjarenformatieplan aan eisers te kunnen voorleggen.
– Gedaagde heeft eisers in haar brief van 7 november 2005 uitgenodigd om met een voorstel en een begroting voor scholingsfaciliteiten te komen.
– Gedaagde erkent dat de benoeming van de interim-manager van El Faroeq Omar zonder advies van de MR is geschied. Zij betreurt de omissie, maar wijst op de noodzaak van snel handelen. De heer [B.] is geen bovenschools manager, maar een gemandateerde adviseur. Bij een definitieve benoeming zal de GMR worden betrokken.
– Van een slechte financiële situatie van El Amal is gedaagde niets bekend. Zij heeft zich in 2004 juist vergewist van de positie van de stichting. Het kostte veel tijd om haar eigen financiën na voormelde onregelmatigheden op orde te brengen. Over die situatie zal zij bij het overleggen van de jaarstukken over 2003 en 2004 verantwoording afleggen.
15. Geoordeeld wordt als volgt.
In deze kort geding procedure moet aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek, beoordeeld worden of de vordering van eisers in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat vooruitlopen daarop door toewijzing reeds nu gerechtvaardigd is.
16. Het kader van de beoordeling van de vorderingen wordt gegeven door de in rechtsoverweging 1.3 genoemde regelgeving. Geoordeeld wordt dat gedaagde niet, c.q. niet voldoende aan haar uit die bepalingen voortkomende verplichtingen jegens eisers heeft voldaan.
17. Vast staat dat gedaagde niet een medezeggenschapsreglement heeft vastgesteld volgens de regeling in de art. 14 lid 1 en lid 2 Wmo. Het voorgelegde concept heeft geen instemming van eisers gekregen. Het verweer dat het eisers niet vrijstond om een tegenvoorstel te doen wordt niet gevolgd, nu dat geen ongebruikelijke of ongepaste methode van debat is. Volgens art. 21 Wmo had gedaagde de verplichting om het geschil aan de geschillencommissie voor te leggen, wilde zij niet dat het voorstel kwam te vervallen. Aan die regeling is zij geheel voorbijgegaan. Het noodzakelijke overleg wordt er niet mee geholpen om het verworpen voorstel een jaar na dato opnieuw aan eisers te presenteren.