De Officier van Justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met zijn twee mededaders op klaarlichte dag een overval gepleegd op een (juweliers)winkel, waar op dat moment twee klanten en verschillende personeelsleden aanwezig waren. De aanwezige klanten zijn direct nadat de overvallers waren binnengekomen overstuur en geschrokken de winkel uitgevlucht. Het aanwezige personeel is onmiddellijk door één van verdachtes mededaders onder schot genomen met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Verdachte en zijn andere mededader hebben ondertussen met behulp van hamers glazen vitrines en toonbanken kapot geslagen. Uit de ravage die te zien is op de in het dossier aanwezige foto’s is af te leiden dat dit met grof geweld gepaard moet zijn gegaan. Dit alles moet voor het personeel zeer beangstigend zijn geweest.
Verdachte en zijn mededader hebben uit de stukgeslagen vitrines en toonbanken enkele tientallen zeer kostbare horloges weggenomen, met een totale waarde van bijna 150.000 euro. Het ligt voor de hand dat door deze diefstal en de vernielingen die daarbij zijn gepleegd voor de winkelier forse schade en overlast zijn ontstaan.
Verdachte en zijn mededaders hebben alle moeite gedaan om zich het bezit van de gestolen horloges te verzekeren en niet te worden aangehouden. Hierbij zijn zij er niet voor teruggedeinsd om geweld en bedreiging met geweld te gebruiken tegen toevallige voorbijgangers die zo moedig waren om te proberen hen tegen te houden. Het eerste slachtoffer hiervan was de portier van het naast de winkel gelegen hotel die op het lawaai was afgekomen en in de winkel polshoogte kwam nemen. Hij heeft van verdachte en/of van één van diens mededaders een harde klap op zijn hoofd gekregen, zodanig dat hij op de grond is gevallen. Hij is hiervan zo geschrokken dat hij zich vervolgens bewusteloos heeft gehouden uit angst dat verdachte en/of zijn mededaders hem nog iets ergers zouden aandoen. Het volgende slachtoffer, op straat buiten de winkel, was een fietstaxichauffeur die verdachte heeft achtervolgd en hem uiteindelijk ook heeft aangehouden. Hij heeft van verdachte een vuistslag gekregen. Verder is de ober van de naastgelegen pizzeria, die de daders ook heeft achtervolgd, daarbij flink gewond geraakt aan zijn gezicht en zijn twee andere toevallige in de buurt zijnde burgers bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp toen zij probeerden één van de daders aan te houden.
De ervaring leert dat mensen die bedreigd zijn met een vuurwapen, althans een voorwerp dat zij daarvoor hebben gehouden, tegen wie geweld is gebruikt of die plotseling geconfronteerd zijn met gebruik van geweld, op het moment zelf vaak in angst of zelfs in doodsangst verkeren en na het voorval nog lange tijd last kunnen hebben van gevoelens van angst en onveiligheid. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij het winkelpersoneel, de klanten in de winkel en toevallige voorbijgangers hieraan heeft blootgesteld. Verdachte had gemakkelijk kunnen voorzien dat dit een groot aantal mensen zou treffen, nu de overval plaatshad op klaarlichte dag in een druk gedeelte van de stad. Verdachte heeft al deze gevolgen lichtvaardig op de koop toe genomen, louter en alleen omdat hij zichzelf wilde verrijken en vervolgens geen afstand wilde doen van zijn buit.