ECLI:NL:RBAMS:2005:AT9958

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/0816
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vertrouwensbeginsel bij aanslag reinigingsrecht bedrijfsvuil

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 juli 2005 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een fysiotherapiepraktijk, en de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam over de aanslag reinigingsrecht bedrijfsvuil voor het jaar 2004. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de aanslag, die was gehandhaafd door verweerder. Eiseres stelde dat zij op basis van eerdere toezeggingen en het vertrouwensbeginsel recht had op een lager tarief voor huishoudelijk afval. De rechtbank oordeelde dat eiseres terecht had vertrouwd op de eerdere communicatie van de gemeente, waarin was aangegeven dat zij voor haar praktijk zou worden aangeslagen naar het tarief voor huishoudelijk afval. De rechtbank vernietigde de uitspraak op bezwaar, verlaagde de aanslag tot € 253,37 en veroordeelde de gemeente tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht. De uitspraak benadrukt het belang van het vertrouwensbeginsel in het bestuursrecht, vooral in situaties waar burgers afhankelijk zijn van de informatie die zij van de overheid ontvangen. De rechtbank heeft de zaak zelf afgedaan en de aanslag aangepast naar het juiste tarief, waarbij het belang van duidelijke communicatie van de overheid naar burgers wordt onderstreept.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM, nevenzittingsplaats Haarlem
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Registratienummer: AWB 05/0816
Uitspraakdatum: 21 juli 2005
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:66 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 26 Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
X
te Z, eiseres,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2004 een aanslag met dagtekening 31 december 2004 opgelegd in het reinigingsrecht bedrijfsvuil.
De aanslag is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van verweerder van 2 februari 2005 gehandhaafd. Eiseres heeft daartegen bij brief van 10 maart 2005 beroep ingesteld.
Op grond van artikel 8:58 Awb heeft eiseres vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij en behoren tot de stukken van het geding.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 juni 2005 te Haarlem. Eiseres is daar in persoon verschenen, bijgestaan door A. Verweerder is verschenen in de persoon van B.
De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten.
2. De feiten
Eiseres dreef in 2004 samen met A een praktijk voor fysiotherapie. Tot februari 2003 was de praktijk gevestigd aan de a-straat 1 te Amsterdam en daarna aan de b-straat 1 in het stadsdeel Oud Zuid te Amsterdam.
3. Het geschil
In geschil is of verweerder eiseres terecht en naar het juiste bedrag heeft aangeslagen voor het reinigingsrecht bedrijfsvuil 2004.
Voor de standpunten van partijen en de motivering daarvan wordt verwezen naar de stukken van het geding, waaronder begrepen het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting.
4. Beoordeling van het geschil
Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres in 2004 bedrijfsafvalstoffen aan de gemeente heeft aangeboden en dat dit slechts een geringe hoeveelheid en zeker niet meer dan 4 hectoliter per week betrof. Evenmin is weersproken dat het afval van eiseres ook daadwerkelijk door de gemeentelijke inzameldienst is opgehaald. Daarmee is eiseres, op grond van het bepaalde in artikel 2 juncto 10 e.v. van de Verordening Afvalstoffenheffing en reinigingsrecht bedrijfsvuil stadsdeel Oud Zuid (hierna: de Verordening) over 2004 reinigingsrecht verschuldigd naar een tarief van € 580,79, exclusief BTW.
In beginsel is de aanslag waar het hier om gaat derhalve terecht en voor het juiste bedrag opgelegd. Dit kan alleen anders zijn als op grond van enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur in afwijking van het bepaalde in de Verordening de aanslag op een lager bedrag zou moeten worden vastgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank is van zulk een situatie sprake.
Eiseres heeft bij schrijven van 16 juni 2005 kopieën overgelegd van jaarafrekeningen van de NUON en ENW. Uit deze jaarafrekeningen blijkt dat van de praktijk van eiseres van 1994 tot en met 2003 een reinigingsrecht is geheven naar het tarief voor huishoudelijk afval.
Daarnaast heeft eiseres een schrijven van het stadsdeel Oud Zuid te Amsterdam van 29 april 2003 overgelegd, dat zij heeft ontvangen naar aanleiding van haar verzoek om ook na de verhuizing van haar praktijk naar de b-straat 1 te Amsterdam te worden aangeslagen voor het huishoudelijk tarief. Uit dit schrijven blijkt dat het stadsdeel met ingang van 1 maart 2003 het tarief voor het perceel aan de b-straat 1 heeft omgezet van een zakelijk tarief naar een huishoudelijk tarief.
Voorts is gesteld noch gebleken dat verweerder op enig moment expliciet aan eiseres heeft medegedeeld dat haar praktijk op een in de toekomst gelegen moment zal worden aangeslagen naar het tarief voor bedrijfsafval.
Onder deze omstandigheden mocht eiseres er naar het oordeel van de rechtbank op vertrouwen dat zij in het jaar 2004 voor haar praktijk slechts reinigingsrecht naar het tarief voor huishoudelijk afval verschuldigd zou zijn. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat ook hij van oordeel is dat deze feiten tot een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel dienen te leiden en dat de aanslag dan ook dient te worden verminderd naar het tarief voor huishoudelijk afval. De rechtbank ziet geen aanleiding dit standpunt niet te volgen.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de aan eiseres opgelegde aanslag wegens strijd met het vertrouwensbeginsel verminderd moet worden en vastgesteld moet worden naar een tarief dat overeenkomt met het tarief voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien. De rechtbank gaat er op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter zitting van uit dat eiseres samen met A in maatschapsverband in het pand werkzaam is en zal de aanslag verminderen tot een bedrag dat overeenkomt met artikel 5 van de Verordening, waarin is bepaald dat in het geval van afvalstoffenheffing voor het gebruik van een perceel door meer personen per belastingjaar een bedrag van € 253,37 is verschuldigd.
5. Proceskosten
Nu het beroep gegrond is, acht de rechtbank termen aanwezig voor een veroordeling van verweerder in de proceskosten van belanghebbende als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht komen daarvoor in het onderhavige geval in aanmerking de reiskosten per tweede klasse van het openbaar vervoer die eiseres heeft moeten maken om de zitting te kunnen bijwonen. De rechtbank stelt de proceskostenvergoeding vast op € 11,20.
6. Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag reinigingsrecht bedrijfsvuil 2004 met aanslagnummer 03- 20756352 tot een bedrag van € 253,37;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ten bedrage van € 11,20, onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) die deze kosten aan eiseres dient te vergoeden;
- gelast de gemeente Amsterdam het betaalde griffierecht ad € 37,-- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. J.L. Bruinsma. De beslissing is op 21 juli 2005 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Graanstra, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam; dan wel
- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.