ECLI:NL:RBAMS:2005:AT9557
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot het horen van niet door de rechter benoemde deskundigen afgewezen in civiele procedure
In deze civiele procedure, aangespannen door eiseres A tegen gedaagde N.V. Maatschappij van Assurantie, Discontering en Beleeningen der Stad Rotterdam Anno 1720, heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 juni 2005 een vonnis gewezen. De zaak betreft een verzoek van A om niet door de rechter benoemde deskundigen te horen, in het kader van haar stelling dat er een causaal verband bestaat tussen ongevallen en haar arbeidsongeschiktheid. De rechtbank heeft in een eerder tussenvonnis van 19 mei 2004 A toegelaten tot het bewijs van haar stelling. A diende vervolgens een akte in waarin zij drie getuigen noemde die zouden moeten verklaren over de gevolgen van de ongevallen voor haar.
De rechtbank heeft het verzoek om deze getuigen te horen afgewezen, omdat zij het prematuur achtte. De rechtbank oordeelde dat A eerst schriftelijke rapporten van de deskundigen diende in te dienen, waarin zij hun specifieke deskundigheid en de relevante ongevalomstandigheden zouden moeten toelichten. De rechtbank benadrukte dat de deskundigen ook moesten ingaan op de gevolgen van de ongevallen voor A, in het licht van de bewijslast zoals geformuleerd in het tussenvonnis.
Stad Rotterdam kreeg de gelegenheid om te reageren op de schriftelijke verklaringen van A, eventueel met behulp van partij-deskundigen. De rechtbank hield verdere beslissingen aan en verwees de zaak naar de rol van 12 oktober 2005 voor het nemen van een akte aan de zijde van A. Het vonnis werd uitgesproken door mr. J. Thomas, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van de griffier.