ECLI:NL:RBAMS:2005:AT5953
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak inzake overschrijding van de redelijke termijn in een overleveringszaak
In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Amsterdam wordt ingegaan op de overschrijding van de redelijke termijn in een overleveringszaak. De rechtbank stelt vast dat er in bepaalde gevallen een dusdanige overschrijding van de redelijke termijn kan zijn dat dit op zichzelf al een schending van de fundamentele rechten van de opgeëiste persoon oplevert, zoals gewaarborgd door het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De zaak betreft een opgeëiste persoon die in Spanje is aangehouden op 27 maart 1997, terwijl het Europees aanhoudingsbevel (EAB) pas op 25 januari 2005 is uitgevaardigd. De rechtbank vraagt zich af welke stappen de Spaanse autoriteiten hebben ondernomen om de duur van het onderzoek te beperken en wanneer de rechtszaak tegen de opgeëiste persoon zal aanvangen.
De rechtbank heeft de officier van justitie op 22 april 2005 gevraagd om verduidelijking van de lange duur van het onderzoek. De Spaanse onderzoeksrechter heeft geantwoord dat de lange duur te wijten is aan verschillende omstandigheden, waaronder de complexiteit van de zaak en de wisseling van de onderzoeksrechter. De rechtbank oordeelt echter dat dit antwoord onvoldoende duidelijk is en dat er meer uitleg nodig is over de inspanningen van de Spaanse autoriteiten om de procedure te versnellen.
De rechtbank heeft besloten het onderzoek te schorsen en verzoekt de officier van justitie om nadere vragen aan de Spaanse autoriteiten te stellen. De zitting wordt hervat op 24 juni 2005, waarbij de rechtbank de opgeëiste persoon en zijn raadsman tijdig zal oproepen. De rechtbank benadrukt dat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel openstaat, conform artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet.