ECLI:NL:RBAMS:2005:AT5163
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.E. Leijten
- P.B. Martens
- P.M. Vos
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in zaak van vermeende kindermishandeling door het toedienen van heet water
Op 22 april 2005 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vrouw die verdacht werd van kindermishandeling. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk toebrengen van letsel aan een driejarig meisje, [slachtoffer], door heet water over haar heen te gieten. Tijdens de zitting op 20 april 2005 heeft de verdachte verklaard dat zij een waterkoker had aangezet om water in een dweilemmer te gieten. Na het koken van het water heeft zij de waterkoker naar de doucheruimte meegenomen, waar het water per ongeluk op [slachtoffer] terechtkwam, wat leidde tot brandwonden en een gebroken sleutelbeen.
De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de beschikbare bewijsstukken zorgvuldig gewogen. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte niet kennelijk leugenachtig was en dat er onvoldoende bewijs was om aan te nemen dat de verdachte opzettelijk letsel had toegebracht. De verklaringen van de pleegouders van [slachtoffer] werden niet bruikbaar geacht voor het bewijs, omdat deze niet op de juiste wijze waren verkregen. De rechtbank concludeerde dat het telastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden.
Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen en het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. Dit vonnis is uitgesproken door de zevende meervoudige kamer van de Rechtbank Amsterdam, met mr. M.E. Leijten als voorzitter, en mrs. P.B. Martens en P.M. Vos als rechters, in aanwezigheid van griffier mr. M. van den Berg.