ECLI:NL:RBAMS:2005:AT5163

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
13/447056-05
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van vermeende kindermishandeling door het toedienen van heet water

Op 22 april 2005 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vrouw die verdacht werd van kindermishandeling. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk toebrengen van letsel aan een driejarig meisje, [slachtoffer], door heet water over haar heen te gieten. Tijdens de zitting op 20 april 2005 heeft de verdachte verklaard dat zij een waterkoker had aangezet om water in een dweilemmer te gieten. Na het koken van het water heeft zij de waterkoker naar de doucheruimte meegenomen, waar het water per ongeluk op [slachtoffer] terechtkwam, wat leidde tot brandwonden en een gebroken sleutelbeen.

De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de beschikbare bewijsstukken zorgvuldig gewogen. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte niet kennelijk leugenachtig was en dat er onvoldoende bewijs was om aan te nemen dat de verdachte opzettelijk letsel had toegebracht. De verklaringen van de pleegouders van [slachtoffer] werden niet bruikbaar geacht voor het bewijs, omdat deze niet op de juiste wijze waren verkregen. De rechtbank concludeerde dat het telastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden.

Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen en het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. Dit vonnis is uitgesproken door de zevende meervoudige kamer van de Rechtbank Amsterdam, met mr. M.E. Leijten als voorzitter, en mrs. P.B. Martens en P.M. Vos als rechters, in aanwezigheid van griffier mr. M. van den Berg.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/447056-05
Datum uitspraak: 22 april 2005
op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, zevende meervoudige kamer A, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres], gedetineerd in het Huis van Bewaring “Ter Peel Evertsoord” te Evertsoord.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 april 2005.
1. Telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding, waarvan een kopie als bijlage aan dit vonnis is gehecht. De in die dagvaarding vermelde telastelegging geldt als hier ingevoegd.
2. Voorvragen
3. Waardering van het bewijs
De rechtbank acht het telastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
3.1 Motivering vrijspraak
Uit het dossier blijkt dat [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2001) op 18 november 2004 te Amsterdam eerste- en tweedegraads brandwonden heeft opgelopen als gevolg van het in aanraking komen met heet water. Vast staat dat deze verwondingen zijn veroorzaakt door verdachte. Uit het medisch dossier betreffende [slachtoffer] blijkt dat zij tevens een gebroken linkersleutelbeen heeft opgelopen.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat zich in het dossier onvoldoende wettig bewijs bevindt om te kunnen aannemen dat verdachte opzettelijk deze letsels aan [slachtoffer] heeft toegebracht.
Ter terechtzitting heeft verdachte als volgt verklaard. Zij heeft een waterkoker aangezet met de bedoeling het daarin aanwezige water, nadat dat eenmaal aan de kook was gebracht, in een dweilemmer te gieten. Enkele minuten - verdachte denkt 5 á 6 minuten - nadat het water was gekookt en de waterkoker zich automatisch had uitgeschakeld, heeft zij de waterkoker meegenomen naar de doucheruimte, waarin [slachtoffer] zich ook bevond. In een moment van onoplettendheid is zij, bij het in de dweilemmer leeggieten van de waterkoker uitgeschoten. Als gevolg hiervan is per ongeluk het water uit de waterkoker op [slachtoffer] terechtgekomen. [slachtoffer] is daardoor op de grond gevallen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van de in het dossier aanwezige gegevens niet worden vastgesteld dat deze verklaring kennelijk leugenachtig – en daarmee bruikbaar voor het bewijs – is. Immers, de processen-verbaal van bevindingen omtrent hetgeen [dokter] heeft verklaard, van 15 en 19 april 2005, beide opgemaakt door [verbalisant], brigadier van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland, sluiten de mogelijkheid dat een en ander is gegaan zoals verdachte heeft verklaard niet uit. Tussen het moment waarop het water in de waterkoker het kookpunt bereikte en het moment waarop verdachte stelt het water in de dweilemmer te hebben willen gieten, kan het water immers dusdanig zijn afgekoeld dat dit water niet langer (alleen) derdegraads verwondingen zou veroorzaken.
De verklaringen van de pleegouders van [slachtoffer], waarin zij hebben verklaard dat zij tegen hen heeft gezegd dat [verdachte] haar billen heeft verbrand en hoe dat zou zijn gebeurd, acht de rechtbank niet bruikbaar voor het bewijs, gelet op de bron van deze (de-auditu) verklaringen. [slachtoffer] is een driejarig meisje, dat niet volgens de daarvoor geëigende methode is verhoord.
Nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte opzettelijk de genoemde letsels aan [slachtoffer] heeft toegebracht, komt de rechtbank tot de volgende beslissing.
4. Beslissing
Verklaart het telastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E. Leijten , voorzitter,
mrs. P.B. Martens en P.M. Vos, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van den Berg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 april 2005.