Parketnummer: 13/085040-01
Datum uitspraak: 31 maart 2005
van de rechtbank Amsterdam, achtste economische meervoudige strafkamer A, in de strafzaak tegen:
Compania Naviera Minera Del Golfo S.A. de C.V.,
gevestigd aan de [adres], zonder bekende vestigingsplaats in Nederland.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 maart 2005.
Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding, waarvan een kopie als bijlage aan dit vonnis is gehecht. De in die dagvaarding vermelde telastelegging geldt als hier ingevoegd.
2. Waardering van het bewijs
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 1 primair telastegelegde:
in de periode van 1 maart 2001 tot en met 28 juni 2001 te Amsterdam opzettelijk geen voorzieningen heeft getroffen om te voorkomen dat gevaarlijke afvalstoffen, te weten niet hechtgebonden asbest (amosiet) na het verwijderen van de oude isolatie aan de ladingtanks, ontstaan bij de uitoefening van haar bedrijf, niet werden verspreid en/of achtergelaten en/of gedeponeerd op het dek van haar schip genaamd Otapan, welk schip was gelegen aan de TT Vasumweg ter hoogte van scheepsreparatiebedrijf Shipdock, zulks terwijl zij wist, dat daardoor nadelige gevolgen voor het milieu ontstonden en/of konden ontstaan;
ten aanzien van het onder 2 primair telastegelegde:
in de periode van 1 maart 2001 tot en met 28 juni 2001 te Amsterdam op de openbare weg de TT Vasumweg ter hoogte van scheepsreparatiebedrijf Shipdock tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk en wederrechtelijk een stof, te weten niet hechtgebonden bruine asbest (amosiet), vrijgekomen bij reparatie werkzaamheden aan de ladingtanks van haar schip genaamd Otapan aldaar op de bodem en in de lucht en in het oppervlaktewater heeft gebracht, terwijl zij, verdachte, ernstige redenen had om te vermoeden en haar mededader wist dat daarvan gevaar voor de openbare gezondheid en levensgevaar voor een ander te duchten was, immers hebben zij, verdachte, en haar mededader toen aldaar isolatiemateriaal en asbest van die ladingtanks op ondeskundige en voor de gezondheid gevaarlijke wijze losgewrikt en losgemaakt tengevolge waarvan asbesthoudende stofwolken ontstonden, terwijl bij het inademen van asbestvezels, die asbestvezels kunnen doordringen in de longen (en ernstige ziekten kunnen veroorzaken zoals asbestose (verstijving van het longweefsel) en/of longkanker en/of mesotheliomen (vorm van kanker van het long- en/of buikvlies);
ten aanzien van het onder 3 telastegelegde:
in de periode van 1 maart 2001 tot en met 28 juni 2001 te Amsterdam opzettelijk bij de verwijdering van asbest (amosiet), uit een object als bedoeld in artikel 1 onder b van het Asbest-verwijderingsbesluit, te weten een schip genaamd Otapan, dat was gelegen aan
de TT Vasumweg ter hoogte van scheepsreparatiebedrijf Shipdock niet de best bestaande technieken heeft toegepast om verontreiniging van het milieu met asbest (amosiet) te voorkomen en verwijderd asbest en met asbest verontreinigd afval niet onmiddellijk verzameld en in afgesloten niet-luchtdoorlatend verpakkingsmateriaal opgeslagen.
Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
3. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
4. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
5. Strafmodaliteit en strafmotivering
5.1
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een geldboete van
€ 1.300.000,- , waarvan € 1.000.000,- voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met de bijzondere voorwaarde dat verdachte binnen 6 maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis de op het schip Otapan aanwezige asbest laat verwijderen of de Otapan uit Nederland laat verwijderen met inachtneming van de daaromtrent geldende wettelijke bepalingen.
5.2
De Otapan ligt sinds 1999 in Amsterdam. Het was destijds de bedoeling van verdachte het schip tijdelijk op te leggen. Om de certificaten niet te laten verlopen diende aan het schip groot onderhoud te worden gepleegd. Daartoe zijn door verschillende bedrijven in binnen- en buitenland offertes uitgebracht. In die tijd is gebleken dat in het schip grote hoeveelheden gevaarlijke, bruine asbest (amosiet) aanwezig waren en dat de sanering daarvan grote kosten voor verdachte zou meebrengen. Hoewel verdachte op verschillende momenten is gewezen op de in Nederland bestaande verplichting asbest door een daartoe gespecialiseerd bedrijf te laten verwijderen, heeft zij in het voorjaar van 2001 de asbest doen verwijderen door een aantal van haar werknemers, die daarvoor uit Mexico werden overgevlogen. Met gevaar voor hun gezondheid en voor verdere verspreiding van de asbest door de lucht, het water en via de bodem, hebben deze werknemers op ondeskundige wijze de asbest van de ladingtanks verwijderd en in zakken op het dek van het schip geplaatst. Daarbij is het schip en ook de omgeving ernstig met asbest(resten) verontreinigd geraakt.
Toen verdachte door de Nederlandse overheid gemaand werd de aldus ontstane verontreiniging op te heffen maar daaraan geen gehoor gaf, is onder toepassing van bestuursdwang in opdracht van de Nederlandse overheid het dek van het schip gesaneerd. Dit heeft grote kosten voor de Nederlandse overheid meegebracht.
De staat van het schip is in de jaren daarna alleen maar verslechterd. In september 2003 genomen foto's laten zien dat op het dek van de Otapan tijdelijke voorzieningen zoals de folie waarin verschillende onderdelen van het schip zijn ingepakt hebben losgelaten, dat op veel plaatsen ernstige corrosie is opgetreden en dat op het dek verbrokkelde asbest ligt.
Door het verdere verval is het gezondheids- en milieurisico, naar moet worden gevreesd, blijven bestaan zo niet erger geworden en wordt de optie van verdere schoonmaak en reparatie van het schip steeds minder reëel.
5.3
De Nederlandse autoriteiten voeren al vanaf 2001 onderhandelingen met verdachte en de Mexicaanse overheid om tot een oplossing te komen. Daarbij is onder meer de mogelijkheid onderzocht om de Otapan te verslepen naar een haven buiten Nederland en haar daar verder te saneren en te repareren. Uiteindelijk heeft dit overleg niets opgeleverd. Het komt de rechtbank voor dat bij verdachte noch de Mexicaanse overheid een werkelijke bereidheid bestaat om de gemaakte en nog te verwachten kosten (mede) te dragen.
In juni 2004 heeft overleg plaatsgevonden tussen de Nederlandse staatssecretaris van Milieu en de Mexicaanse ambassadeur, die zich beiden ernstig verontrust toonden. Overeengekomen werd dat er in oktober 2004 een definitieve oplossing zou zijn. Van verdachte noch de Mexicaanse overheid is sindsdien echter iets vernomen dat op een begin van een oplossing zou kunnen duiden. Verder heeft verdachte zich ter zitting niet laten vertegenwoordigen, hoewel uit het onderzoek naar de uitreiking van de dagvaarding is gebleken dat deze verdachte tijdig heeft bereikt.
5.4
De manier waarop verdachte met de asbest op de Otapan is omgegaan rechtvaardigt een forse straf. Niet alleen heeft verdachte doelbewust – en naar het zich laat aanzien uitsluitend om geld uit te sparen – de gezondheid van haar werknemers in gevaar gebracht, maar zij heeft ook een ernstig gevaar geschapen voor de omgeving van het schip, zowel het water, de bodem en de lucht als de gezondheid van de omwonenden.
De manier waarop zij de verontreiniging op het schip heeft gelaten voor wat die was en de Nederlandse overheid met het schip en alle kosten heeft laten ‘zitten’ geven blijk van een lakse houding te dien aanzien. Daar komt bij, zoals hiervoor is overwogen, dat door verdachtes houding geen oplossing voor de sanering dan wel sloop van het schip kon worden gevonden.
5.5
De door de officier van justitie gevraagde – grotendeels voorwaardelijke – geldboete is geen passende straf. Medewerking door verdachte aan het nakomen van de voorwaarde valt niet te verwachten, nu de kans op betaling door verdachte – of in haar plaats de Mexicaanse overheid – van de aanzienlijke bijkomende kosten gelet op haar opstelling de afgelopen jaren gevoeglijk op nihil kan worden geschat.
Dit zou tevens meebrengen dat een oplossing voor de Otapan in lange tijd nog niet in zicht zou zijn, hetgeen een onwenselijke situatie is. Het hiervoor geschetste beeld toont de noodzaak van spoedige sloop van de Otapan aan.
Verbeurdverklaring van de Otapan is de enige reële optie. Verdachte wordt in voldoende mate gestraft doordat het schip haar wordt ontnomen en de Nederlandse overheid kan tot spoedige sanering en sloop van het schip overgaan.
5.6
Wat de ‘waardering’ van deze straf betreft geldt dat vanwege de nog aanwezige asbest, die eerst verwijderd zal moeten worden, de sloop van de Otapan, zo blijkt uit de in het dossier aanwezige rapporten, een bedrag van tussen 3 en 5 miljoen euro zal belopen. Op grond van andere ramingen valt niet uit te sluiten dat die kosten meer dan 5 miljoen euro zullen bedragen.
Daartegenover zou een schrootopbrengst van ruim 3,7 miljoen euro staan, zoals door het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD) onlangs is begroot.
Dit betekent dat de Nederlandse overheid met deze beslissing waarschijnlijk wordt opgezadeld met nog meer kosten, terwijl haar in deze kwestie weinig te verwijten valt. Gelet op het nog steeds bestaande en wellicht zelfs toenemende risico voor de gezondheid van personen en voor het milieu, is die consequentie evenwel onontkoombaar.
5.7
In het – gelet op het bovenstaande, theoretische – geval dat de schrootopbrengst het bedrag van sanering en sloop zou overtreffen, bepaalt de rechtbank, gelet op artikel 33c van het Wetboek van Strafrecht, dat dit verschil aan verdachte wordt vergoed.
5.8.
Voor het opleggen van een geldboete naast de verbeurdverklaring ziet de rechtbank geen aanleiding nu verdachte door verlies van de Otapan zodanig financieel zal worden getroffen dat het verwijt dat haar wordt gemaakt daarin voldoende tot uitdrukking komt.
6. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 33c, 34, 47, 51, 55, 57 en 173b (oud) van het Wetboek van Strafrecht en op artikel 10.3 (oud) van de
Wet milieubeheer en op de artikelen 6 en 7 van het Asbest-verwijderingsbesluit en op de artikelen 1a (oud), 1a en 6 van de Wet op de economische delicten
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
7. Beslissing (bij verstek)
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.3 van de Wet milieubeheer, begaan door een rechtspersoon;
ten aanzien van het onder 2 primair bewezenverklaarde:
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk een stof op de bodem en in de lucht en in het oppervlaktewater brengen, terwijl de schuldige weet dan wel ernstige redenen heeft om te vermoeden dat daarvan gevaar voor de openbare gezondheid en levensgevaar voor een ander te duchten is, begaan door een rechtspersoon;
ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen, begaan door een rechtspersoon.
Verklaart verbeurd, een zeeschip genaamd OTAPAN, gelegen aan de TT Vasumweg te Amsterdam, dat aan verdachte toebehoort en daarvoor vatbaar is, aangezien met betrekking tot dat voorwerp het onder 1 primair, 2 primair en 3 bewezen geachte is begaan;
Schat de waarde van dit schip, na aftrek van de kosten voor sanering en sloop, op basis van de thans voorhanden gegevens op nihil;
Kent verdachte, voorzover er na aftrek van de kosten van sanering en sloop en na verkoop van het resterende schroot enig batig saldo zal blijken te bestaan, het bedrag daarvan toe als vergoeding.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J.L. Mastboom, voorzitter,
mrs. J.L. Bruinsma en P.H.M. Kuster, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 maart 2005.