ECLI:NL:RBAMS:2004:AR4509

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 oktober 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
13.097.156-04
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een opgeëiste persoon aan Duitsland wegens oplichting

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 oktober 2004 uitspraak gedaan in een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de overlevering van een opgeëiste persoon aan de Duitse autoriteiten op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB), dat is uitgevaardigd door Th. Luxa, Staatsanwalt te Berlijn, op 6 september 2004. De opgeëiste persoon, geboren in 1969 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was op dat moment gedetineerd in Huis van Bewaring “De Karelskamp” te Almelo. Het EAB is gebaseerd op een arrestatiebevel van het Amtsgericht Tiergarten van 20 januari 2004 en een aanvullend besluit van 17 augustus 2004, beide gerelateerd aan de verdenking van oplichting.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de Duitse autoriteiten rechtsmacht hebben aangetoond door middel van de relevante wetgeving en dat de feiten van oplichting zich in Duitsland hebben voorgedaan. De rechtbank heeft de overlevering van de opgeëiste persoon toegestaan voor drie strafbare feiten, zoals vermeld in het EAB, waaronder 'Betrug und versuchter Betrug in zwei Fällen'. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Duitse strafbepaling met betrekking tot 'Urkundenfälschung' niet als apart feit zal worden behandeld, in lijn met het vertrouwensbeginsel.

De zitting vond plaats op 15 oktober 2004, waar de officier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. Th.U. Hiddema, aanwezig waren. De opgeëiste persoon heeft verklaard dat hij niet schuldig is aan de feiten, maar heeft dit niet kunnen onderbouwen. De rechtbank concludeert dat aan alle eisen van de Overleveringswet is voldaan en dat de overlevering dient te worden toegestaan. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29 van de Overleveringswet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,
NEGENDE MEERVOUDIGE KAMER
Parketnummer: 13.097.156-04
RK nummer: 04/3343
Datum uitspraak: 22 oktober 2004
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 10 september 2004 en strekt onder meer tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB), uitgevaardigd door Th. Luxa, Staatsanwalt te Berlijn (Duitsland), gedateerd 6 september 2004.
Dit bevel betreft de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gede-tineerd in Huis van Bewaring “De Karelskamp” te Almelo,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.
1. Procesgang
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 15 oktober 2004. Daarbij zijn de offi-cier van justitie, de opgeëiste persoon en namens zijn raadsman mr. Th.U. Hiddema, mr. M.B. Bax, advocaat te Maastricht, gehoord. De opgeëiste persoon is bijgestaan door een tolk in de Turkse taal.
2. Grondslag en inhoud van het EAB
Aan het EAB ligt een arrestatiebevel van het Amtsgericht Tiergarten -349 Gs 206/04- van
20 januari 2004 en een aanvullend besluit van het Amtsgericht Tiergarten -349 Gs 3200/2004- van 17 augustus 2004 ten grondslag.
Het EAB houdt het verzoek in om overlevering ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende staat ingesteld strafrechtelijk onderzoek. Dit onderzoek betreft het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schul-dig heeft gemaakt aan naar Duits recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB, waarvan een door de griffier gewaarmerkte fotokopie als bijlage aan deze uitspraak is gehecht.
3. Identiteit van de opgeëiste persoon
De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij niet de Nederlandse, maar de Turkse nationaliteit heeft.
4. Strafbaarheid
Feiten vermeld op bijlage 1 bij de Overleveringswet
De feiten staan vermeld onder nummer 20 op bijlage 1 van de Overleveringswet, te weten:
oplichting.
Op deze feiten is naar Duits recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.
5. Verweren
De raadsman heeft betoogd dat overlevering van zijn cliënt dient te worden geweigerd voor het feit dat heeft plaats gehad op 15 september 2003 in Izmir (Turkije), aangezien niet gebleken is dat Duitsland ten aanzien van dat feit rechtsmacht heeft. Naar het oordeel van de raadsman is niet [dhr. T.] maar [dhr. K.] het slachtoffer en van de laatste staat niet vast dat hij de Duitse nationaliteit heeft.
De rechtbank leidt uit de omschrijving van de feiten af dat niet [dhr. K.], maar de Daimler-Chrysler Bank eigenaar is van de betreffende auto. De Duitse autoriteiten hebben door overlegging van
§ 7 van het Strafgesetzbuch de rechtsmacht aangetoond, zodat het verweer van de raadsman wordt verworpen. Daarnaast geldt dat de in het EAB gestelde oplichting van [dhr. K.] in Duitsland heeft plaatsgevonden, zodat Duitsland reeds om die reden rechtsmacht toekomt.
De rechtbank zal de overlevering van de opgeëiste persoon toestaan ter zake van drie strafbare feiten, zoals aangegeven onder e) van het EAB: “Betrug und versuchter Betrug in zwei Fällen, davon in einem Fall in Mittäterschaft und in Tateinheit mit Urkundenfälschung”.
Hoewel de daartoe strekkende Duitse strafbepaling bij het EAB is gevoegd gaat de rechtbank er, gelet op het vertrouwensbeginsel, van uit dat Urkundenfälschung niet als apart feit te laste zal worden gelegd.
6. Onschuldverweer
De opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn aan de feiten. Hij heeft dit echter tijdens het verhoor ter zitting niet kunnen aantonen.
Dat er ten aanzien van de opgeëiste persoon geen sprake kan zijn van een vermoeden van schuld aan deze feiten, is niet gebleken.
7. Slotsom
Nu ten aanzien van de feiten waarvoor de overlevering wordt gevraagd is vastgesteld dat aan alle eisen is voldaan die de Overleveringswet daaraan stelt, dient de overlevering te worden toegestaan.
8. Toepasselijke wetsbepalingen
Artikelen 2, 5 en 7 van de Overleveringswet.
9. Beslissing
STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon] aan de Duitse justitiële autoriteiten ten behoeve van strafvervolging ter zake van de verdenking dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. E.D. Bonga-Sigmond, voorzit-ter,
mrs. L.E. Kalff en P.B. Martens, rech-ters,
in tegenwoordigheid van G. Bos, grif-fier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 22 oktober 2004.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.