ECLI:NL:RBAMS:2004:AR4220

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 oktober 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
13.097.110-04
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van onvolledig Europees Aanhoudingsbevel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 oktober 2004 uitspraak gedaan in het kader van een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door B. van Camp, onderzoeksrechter bij de Rechtbank van Eerste Aanleg te Antwerpen, op 11 juni 2004. De opgeëiste persoon, die op dat moment gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting “Nieuw Vosseveld” te Vught, werd beschuldigd van feiten waarvoor de Belgische autoriteiten om zijn overlevering verzochten.

De rechtbank constateerde dat het EAB niet voldeed aan de wettelijke eisen, met name ontbrak de vermelding van het besluit dat aan het EAB ten grondslag ligt. Dit was een essentieel onderdeel van het EAB, zoals voorgeschreven in artikel 2, tweede lid, onder c, van de Overleveringswet. Ondanks herhaalde verzoeken van het openbaar ministerie aan de Belgische autoriteiten om deze informatie aan te vullen, bleef het EAB incompleet. De officier van justitie stelde dat het ontbreken van deze informatie geen gevolgen zou hebben voor de toelaatbaarheid van de overlevering, maar de rechtbank was het daar niet mee eens.

De rechtbank oordeelde dat het EAB niet voldeed aan de daaraan gestelde eisen en weigerde daarom de overlevering van de opgeëiste persoon. Daarnaast merkte de rechtbank op dat de feiten waarvoor overlevering werd gevraagd, lijstfeiten waren en dat de Belgische autoriteiten niet de relevante strafwetsartikelen hadden overgelegd die aantonen dat deze feiten onder Belgisch recht met vrijheidsbenemende straffen van ten minste drie jaren bedreigd zijn. De rechtbank besloot derhalve dat de overlevering niet kon worden toegestaan en hefte het eerder gegeven bevel tot gevangenneming op, met ingang van het moment dat de detentie uit anderen hoofde zou eindigen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,
NEGENDE MEERVOUDIGE KAMER
Parketnummer: 13.097.110-04
RK nummer: 04/2925
Datum uitspraak: 8 oktober 2004
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 16 juli 2004 en strekt onder meer tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB), uitgevaardigd door
B. van Camp, onderzoeksrechter bij de Rechtbank van Eerste Aanleg te Antwerpen en gedateerd 11 juni 2004.
Dit bevel betreft de aanhouding en ove[verdachte]ng van:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres],
uit anderen hoofde thans gede-tineerd in de Penitentiaire Inrichting “Nieuw Vosseveld”
te Vught,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.
1. Procesgang
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 1 oktober 2004. Daarbij zijn de offi-cier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. J.W. Verhoef, advocaat te Amstelveen, gehoord.
2. Grondslag en inhoud van het EAB
Aan het EAB ontbreekt de vermelding van het besluit dat aan het EAB ten grondslag ligt (onderdeel b van het EAB).
Uit het dossier blijkt dat het openbaar ministerie bij herhaling, laatstelijk op 27 september 2004, bij de Belgische autoriteiten heeft aangedrongen, onder meer op aanvulling van het EAB op dit punt.
De officier van justitie heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat het niet invullen van onderdeel b) van het EAB geen consequenties heeft met betrekking tot de toelaatbaarheid van de overlevering.
De rechtbank overweegt het volgende.
Artikel 2, tweede lid, onder c, van de Overleveringswet, dat zijn oorsprong vindt in artikel 8, eerste lid, onder c, van het Kaderbesluit van 13 juni 2002 van de Raad van de Europese Unie, schrijft voor dat een Europees aanhoudingsbevel in elk geval de volgende gegevens dient te bevatten:
“......c. de vermelding dat (...) een aanhoudingsbevel of een andere voor tenuitvoerlegging vatbare gelijkwaardige rechterlijke beslissing bestaat;”
De rechtbank kan op grond van het voorgaande niet tot een andere conclusie komen dan dat het EAB niet voldoet aan de daaraan gestelde eisen en zal reeds om die reden de overlevering van de opgeëiste persoon weigeren.
Ten overvloede merkt de rechtbank nog het volgende op.
De feiten waarvoor overlevering wordt gevraagd zijn lijstfeiten. De Belgische autoriteiten hebben weliswaar vele strafwetsartikelen overgelegd, maar niet die artikelen waaruit kan worden afgeleid dat deze feiten naar Belgisch recht zijn bedreigd met vrijheidsbenemende straffen van ten minste drie jaren, met welke laatstbedoelde bepalingen kan worden volstaan.
3. Beslissing
STAAT NIET TOE de overlevering van [verdachte] aan de Belgische justitiële autoriteit ten behoeve van strafvervolging ter zake van de verdenking dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
HEFT OP het ter zitting van 1 oktober 2004 mondeling gegeven bevel gevangenneming met ingang van het tijdstip dat de detentie uit anderen hoofde zal zijn geëindigd.
Aldus gedaan door
mr. E.D. Bonga-Sigmond, voorzit-ter,
mrs. P.B. Martens en J.N.A. Jolink, rech-ters,
in tegenwoordigheid van G. Bos, grif-fier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 8 oktober 2004.