ECLI:NL:RBAMS:2004:AO7331

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 april 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
13/127476-03
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Groepsverkrachting en diefstal met geweld door minderjarige verdachte

Op 9 april 2004 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die werd beschuldigd van groepsverkrachting en diefstal met geweld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 150 dagen, gelijk aan de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast is de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen opgelegd. De zaak kwam voort uit een incident op 16 oktober 2003, waarbij de verdachte samen met anderen een woning binnendrong en de aanwezigen bedreigde met geweld. De slachtoffers werden gedwongen tot seksuele handelingen en er werd een aantal goederen gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de hem ten laste gelegde feiten, waaronder medeplegen van verkrachting en diefstal met geweld. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank heeft ook rapportages van deskundigen in overweging genomen, die wezen op de gebrekkige ontwikkeling van de verdachte en de kans op recidive. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte ook verplicht is om schadevergoeding te betalen aan de slachtoffers. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers, die psychische schade hebben opgelopen door de gebeurtenissen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: [nummer]
Datum uitspraak: 9 april 2004
op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, vierde meervoudige kamer A, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het [adres], [woonplaats], [gedetineerd].
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 maart 2004.
1. Telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding, waarvan een kopie als bijlage 1 aan dit vonnis is gehecht. De in die dagvaarding vermelde telastelegging geldt als hier ingevoegd.
2. Voorvragen
--------
3. Waardering van het bewijs
3.1. De raadsman heeft ter terechtzitting betoogd dat de aanhouding van zijn cliënt en zijn twee medeverdachten onrechtmatig is geweest, aangezien er op het moment van aanhouding onvoldoende verdenking tegen hen bestond en derhalve hun verklaringen niet als bewijs kunnen dienen en zijn cliënt daarom moet worden vrijgesproken van het telastegelegde. De raadsman heeft daartoe het volgende aangevoerd. Vanaf 17 oktober 2003 is er een spoedtap geplaatst op het mobiele telefoonverkeer van [medeverdachte 1]. De raadsman heeft betoogd dat uit de stukken niet blijkt dat daaraan een bevel van de officier van justitie en een machtiging van de rechter-commissaris ten grondslag ligt. Derhalve, zo heeft de raadsman betoogd, is het mobiele telefoonverkeer van [medeverdachte 1] vanaf 17 oktober 2003 onrechtmatig opgenomen. Het bewijs dat hieruit vervolgens naar voren is gekomen kan derhalve niet voor het bewijs worden gebezigd.
Voorts volgt volgens de raadsman uit het onderzoek dat is gedaan naar de telefonische contacten tussen zijn cliënt en [medeverdachte 1], niet dat zijn cliënt en de medeverdachten als verdachten konden worden aangemerkt.
3.2. Anders dan de raadsman heeft betoogd is de rechtbank van oordeel dat de verdachte door het opnemen van het mobiele telefoonverkeer van [medeverdachte 1] niet in zijn rechten kan zijn geschonden. Immers, het mobiele telefoonverkeer van medeverdachte voornoemd is opgenomen en niet dat van verdachte zelf. Ook kan de medeverdachte geen beroep doen op eventuele onrechtmatige aanhoudingen van zijn medeverdachten, omdat daardoor evenmin enig recht van verdachte is geschonden.
Voorts overweegt de rechtbank dat er op het moment van aanhouding voldoende verdenking bestond tegen verdachte. Gelet op de stukken, in het bijzonder proces-verbaal met [nummer] d.d. 5 november 2003, opgemaakt door [brigadier van politie], Dienst Centrale recherche van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland (pagina 193 e.v.), blijkt dat op 5 november 2003 en derhalve op het moment dat de officier van justitie beval verdachte aan te houden tegen hem een redelijk vermoeden van schuld bestond. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de raadsman.
3.3. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
ten aanzien van het onder 1 telastegelegde:
omstreeks 16 oktober 2003 te Amsterdam tezamen en in vereniging met
anderen door geweld en door bedreiging met geweld en andere feitelijkheden [slachtoffer 1] meermalen heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft verdachte die [slachtoffer 1] meermalen gedwongen hem, verdachte te pijpen, en bestaande dat geweld en die andere feitelijkheden en die bedreiging met geweld hierin dat verdachte en zijn mededaders:
- gemaskerd de woning ([adres]) zijn binnengedrongen en
- de aldaar aanwezige [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1]
en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] meermalen hebben bedreigd met
een mes en hebben gesuggereerd in het bezit te zijn van een vuurwapen en
- meermalen tegen de aldaar aanwezige van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] hebben gezegd dat ze zouden worden neergestoken en neergeschoten en dat verdachte
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd haar kleding uit te trekken en
- die [slachtoffer 1] bij de hand heeft gepakt en mee heeft genomen
naar de bovenverdieping en vervolgens naar de benedenverdieping en
- die [slachtoffer 1] meermalen heeft gezegd dat zij hem moest pijpen en
door moest gaan met pijpen en
- meermalen en langdurig zijn penis met kracht in de mond van die [slachtoffer 1] heeft geduwd en die [slachtoffer 1] onderwijl bij haar achterhoofd heeft vastgehouden en
- aldus voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
ten aanzien van het onder 2 telastegelegde:
omstreeks 16 oktober 2003 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot het plegen en dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het zich doen aftrekken van die [slachtoffer 3] door die [slachtoffer 3] zelf en door die [slachtoffer 5], immers hebben hij, verdachte en zijn mededaders die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 5] daartoe gedwongen door:
- gemaskerd de woning ([adres]) binnen te dringen en
- de aldaar aanwezige [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] en
[slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] meermalen te bedreigen met een mes en te suggereren in het bezit te zijn van een vuurwapen en
- meermalen tegen de aldaar aanwezige [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] en
[slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] te zeggen dat ze zouden worden neergestoken en
neergeschoten en
- tegen die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 5] te zeggen dat
zij hun kleding uit moesten trekken en
- terwijl die [slachtoffer 1], zijnde de vriendin van die [slachtoffer 3], verdachte moest pijpen, die [slachtoffer 3] opdracht te geven zich af te trekken en die [slachtoffer 5] opdracht te geven die [slachtoffer 3] af te trekken en
- onderwijl die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 5] te dreigen neer te schieten als die [slachtoffer 3] geen erectie zou krijgen;
ten aanzien van het onder 3 teleastegelegde:
omstreeks 16 oktober 2003 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen:
- een portemonnaie inhoudende diverse pasjes en
- een kluis en
- een portemonnaie en
- ongeveer 200 euro en
- een broodmes en
- twee rugzakken (Eastpack) en
- een enveloppe inhoudende 7,90 euro en
- een x-box spelcomputer en
- computerspelen en
- een joystick en
- DVD-films
toebehorende aan:
- [slachtoffer 5] en
- [slachtoffer 2] en
- [slachtoffer 7] en
- [slachtoffer 3],
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6]
en [slachtoffer 8], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en zijn
mededaders:
- gemaskerd de woning van die [slachtoffer 2] ([adres]) zijn
binnengedrongen en
- de aldaar aanwezige [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] en
[slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] meermalen hebben bedreigd met een mes en hebben gesuggereerd in het bezit te zijn van een vuurwapen en
- de aldaar aanwezige [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] meermalen te hebben geboden hun mobiele telefoons in te leveren en
- meermalen tegen de aldaar aanwezige [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] en
[slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] hebben gezegd dat ze zouden worden neergestoken en neergeschoten
en
omstreeks 16 oktober 2003 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 8] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 6] heeft gedwongen tot de afgifte van telkens een mobiele telefoon
toebehorende aan die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 6], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en zijn mededaders:
- gemaskerd de woning van die [slachtoffer 2] ([adres]) zijn binnengedrongen en
de aldaar aanwezige [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] meermalen hebben bedreigd met een mes en hebben gesuggereerd in het bezit te zijn van een vuurwapen en
- de aldaar aanwezige [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] meermalen te hebben geboden hun mobiele telefoons in te leveren en
- meermalen tegen de aldaar aanwezige [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] hebben gezegd dat ze zouden worden neergestoken en neergeschoten;
ten aanzien van het onder 4 telastegelegde:
omstreeks 16 oktober 2003 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk en wederrechtelijk een houten vloer en twee telefoontoestellen en een salontafel en een glazen douchecabinedeur en bloempotten en glazen, toebehorende aan [slachtoffer 2], heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door die telefoontoestellen en die salontafel en die deur en die bloempotten en die glazen kapot te slaan en/of te gooien en harde voorwerpen op die vloer te laten vallen en/of te gooien.
Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
4. Het bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen en maatregelen
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. In de eerste plaats is verdachte met één van zijn medeverdachten gemaskerd en in samenwerking met de andere medeverdachte een woning binnengedrongen en heeft vervolgens de aldaar aanwezigen gedwongen, onder angstaanjagende bedreiging van een mes en door te suggereren in het bezit te zijn van een vuurwapen, hun mobiele telefoons af te geven. Vervolgens heeft verdachte zich in de woning schuldig gemaakt aan diefstal en vernieling van meerdere goederen en daarna aan de verkrachting van een meisje onder het toeziend oog van de andere aanwezigen. Het meisje moest zich ontkleden en vervolgens geknield voor verdachte gaan zitten. Terwijl verdachte het meisje dwong hem langdurig te pijpen, gaf verdachte een ander slachtoffer, zijnde de vriend van het meisje, opdracht zichzelf af te trekken en moest het slachtoffer voornoemd zich laten aftrekken door één van de andere aanwezigen. Onderwijl dit gebeurde liet verdachte zich filmen door één van zijn medeverdachten en door een andere aanwezige in opdracht van de medeverdachte. Verdachte heeft door zo te handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke, seksuele en geestelijke integriteit van de slachtoffers. Bovendien heeft verdachte zich op geen enkel moment rekenschap gegeven van enige empathie voor de slachtoffers. Door de gedwongen seksuele handelingen en door de voortdurende bedreiging hebben de slachtoffers die bij het plegen van de delicten aanwezig waren grote psychische schade opgelopen. Ter terechtzitting is gebleken dat sommige van de slachtoffers op langere termijn nog therapie behoeven. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
In de samenleving als geheel nemen de gevoelens van onveiligheid toe door deze delicten. Verder heeft verdachte door de goederen uit de woning weg te nemen en zich schuldig te maken aan de diverse vernielingen in de woning, de rechthebbenden materiële schade toegebracht.
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van het rapport van [deskundige 1], psycholoog te Amsterdam, d.d. 24 februari 2004. Blijkens dit rapport is bij verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling in de zin van cognitieve beperkingen, een forse scheefgroei in zijn sociaal-emotionele ontwikkeling met narcistische en psychopathe trekken. Zijn identiteitsontwikkeling is gebrekkig en daarnaast zijn er vragen gerezen omtrent zijn seksualiteitsbeleving (waarbinnen superioriteit, macht en dominantie een rol spelen).
De gewetensfuncties van verdachte zijn zeer gebrekkig en staan in dienst van zijn opportunisme en egocentrisme. Op grond van zijn gebrekkige ontwikkeling acht de psycholoog verdachte zowel voor de hem telastegelegde overval als voor de verkrachting verminderd toerekeningsvatbaar. De psycholoog acht door de gebrekkige ontwikkeling van verdachte, het weinige besef van zijn handelen en de gevolgen (in zijn algemeenheid), de gebrekkige gewetensfuncties, ongrijpbaarheid en zijn houding ten aanzien van het telastegelegde, de kans op herhaling van andersoortige feiten groot.
Het geen inzicht verschaffen in zijn motieven, gedachten en gevoelens ten tijde van de hem ten laste gelegde verkrachting, alsmede zijn seksuele preoccupatie maken voorts de kans op herhaling van soortgelijke feiten groot.
De psycholoog adviseert een detentiestraf op te leggen conform de ernst van de feiten. Voorts acht de psycholoog een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel wenselijk, enerzijds in de hoop de ontwikkeling van verdachte ten goede te kunnen keren, anderzijds ter beveiliging van de maatschappij. Ten slotte heeft de psycholoog in overweging gegeven om verdachte bij jeugddetentie te plaatsen in de [jeugdinrichting], en bij een PIJ-maatregel in de [gesloten voorziening], met als doelgroep jeugdige zedendelinquenten met cognitieve beperkingen.
De rechtbank heeft mede acht geslagen op de inhoud van het rapport van [deskundige 2], kinder -en jeugdpsychiater te Amsterdam, d.d. 26 februari 2004. Uit dit rapport blijkt eveneens dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens. Volgens de psychiater zijn er als gebrekkige ontwikkeling de cognitieve beperkingen en de grote tekortkomingen in zijn sociaal-emotionele ontwikkeling met veel psychopathe kenmerken en een gebrekkige identiteitsontwikkeling. Gezien zijn disfunctioneren ten tijde van het telastegelegde in relatie tot verdachtes gebrekkige ontwikkeling van zijn geestesvermogens is sprake van verminderde toerekeningsvatbaarheid. De psychiater acht de kans op recidive in hoge mate aanwezig, gezien de beperkte intellectuele vermogens van verdachte, zijn psychopathe kenmerken, zijn tekortschietende remming van impulsen en frustratie, zijn gestoorde identiteitsvorming en seksuele preoccupatie en eventuele seksuele stoornis. Verdachte is onbeïnvloedbaar en is gewend zijn zin te krijgen. Om de recidivekans te verminderen acht de psychiater een plaatsing in een gesloten justitiële inrichting voor jeugdigen gedurende jaren geïndiceerd. Daar dient dan aandacht te worden besteed aan verdachtes seksuele preoccupatie en eventuele seksuele stoornis. Van belang is dat verdachte begrenzing krijgt en zich leert begrenzen, met inachtneming van zijn cognitieve beperkingen een vak of handvaardigheden leert en uiteindelijk -na jaren- in een begeleid wonen constructie kan vertoeven. De psychiater acht de maatregel mede noodzakelijk gezien de onmogelijkheden van de thuissituatie en de noodzaak van structuur voor verdachte. De psychiater heeft hierbij kenbaar gemaakt dat de voorkeur uitgaat naar plaatsing in de [jeugdinrichting] gezien verdachtes intellectuele beperkingen. De psychiater heeft een en ander ter terechtzitting toegelicht.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 4 maart 2004. De Raad voor de kinderbescherming sluit zich aan bij het advies van de rapporteurs van de forensisch psychiatrische dienst, voornoemd.
De rechtbank neemt voornoemde conclusies van de gedragsdeskundigen over en maakt deze tot de hare. De rechtbank volgt het advies om aan verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen op te leggen, nu verdachte misdrijven heeft gepleegd waarvoor de voorlopige hechtenis is toegelaten, de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel eist en de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke andere ontwikkeling van verdachte. Nu de rechtbank het van groot belang acht dat zo spoedig mogelijk zal worden aangevangen met de behandeling van verdachte, die naar het zich laat aanzien, meer jaren zal duren, zal de rechtbank voorts een jeugddetentie opleggen die gelijk is aan het voorarrest.
De rechtbank adviseert op grond van voornoemde rapportages de op te leggen maatregel ten uitvoer te leggen in de [jeugdinrichting].
De rechtbank heeft ten slotte rekening gehouden met het feit dat verdachte reeds eerder is veroordeeld ter zake van een strafbaar feit zoals blijkt uit een hem betreffend uittreksel Algemeen Documentatieregister van Justitie d.d. 12 november 2003.
Ten aanzien van de benadeelde partijen
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat en de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1], van zo eenvoudige aard is dat dit zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is vast komen te staan dat de benadeelde partij als
gevolg van de hiervoor onder 1, 2, en 3 bewezen geachte feiten rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 9540 ,= (negenduizendvijfhonderdenveertig euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tentuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, thans begroot op nihil nu de gevorderde vergoeding van kosten van rechtsbijstand onvoldoende zijn onderbouwd.
In het belang van [slachtoffer 1] voornoemd, wordt als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd voor een derde deel van het bedrag, te weten € 3180,= (drieduizendeenhonderdentachtig euro).
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3], van zo eenvoudige aard is dat dit zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1, 2, en 3 bewezen geachte feiten, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 5574,= (vijfduizendvijfhonderdenvierenzeventig euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tentuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, thans begroot op nihil nu de gevorderde vergoeding van kosten van rechtsbijstand onvoldoende zijn onderbouwd.
In het belang van [slachtoffer 3] voornoemd, wordt als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd voor een derde deel van het bedrag, te weten € 1858,= (eenduizendachthonderdenachtenvijftig euro).
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat een deel van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], van zo eenvoudige aard is dat dit zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor onder 1, 2, en 3 bewezen geachte feiten rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 2830,= (tweeduizendachthonderdendertig euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tentuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, thans begroot op nihil nu de gevorderde vergoeding van kosten van rechtsbijstand onvoldoende zijn onderbouwd.
In het belang van [slachtoffer 2] voornoemd, wordt als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd voor een derde deel van het bedrag, te weten € 943,33 (negenhonderdendrieënveertig euro en drieëndertig eurocenten).
Het overige deel van de vordering van de benadeelde partij is niet zo eenvoudig van aard dat dit zich leent voor behandeling in het strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 5], van zo eenvoudige aard is dat dit zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1, 2, en 3 bewezen geachte feiten rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 2500,= (tweeduizendvijfhonderd euro)
De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
In het belang van [slachtoffer 5] voornoemd, wordt als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd voor een derde deel van het toegewezen bedrag, te weten € 833,33 (achthonderdendrieëndertig euro en drieëndertig eurocenten).
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 8], van zo eenvoudige aard is dat dit zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor onder 1, 2, en 3 bewezen geachte feiten rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 1500 (eenduizendvijfhonderd euro).
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, thans begroot op nihil nu de gevorderde vergoeding van kosten van rechtsbijstand onvoldoende zijn onderbouwd.
In het belang van [slachtoffer 8] voornoemd, wordt als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd voor een derde deel van het toegewezen bedrag, te weten € 500,= (vijfhonderd euro).
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat een deel van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], van zo eenvoudige aard is dat dit zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1, 2, 3 en 4 bewezen geachte feiten rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 775,= (zevenhonderdenvijfenzeventig euro).
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tentuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, thans begroot op nihil nu de gevorderde vergoeding van kosten van rechtsbijstand onvoldoende zijn onderbouwd.
In het belang van [slachtoffer 2] voornoemd, wordt als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd voor een derde deel van het toegewezen bedrag, te weten € 258,33,= (tweehonderdenachtenvijftig euro en drieëndertig eurocenten).
Het overige deel van de vordering van de benadeelde partij is niet zo eenvoudig van aard dat dit zich leent voor behandeling in het strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen
Nu niet is gebleken dat aan de benadeelde partij [slachtoffer 9] rechtstreeks schade is toegebracht door de bewezen geachte feiten, zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan die slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 47, 77g, 77i, 77s, 77gg, 242, 246, 312, 317 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
9. Beslissing
Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van verkrachting
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd
ten aanzien van feit 3:
diefstal voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verneigde personen, meermalen gepleegd
en
afpersing terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd
ten aanzien van feit 4:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en/of beschadigen en/of onbruikbaar maken
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart [verdachte], strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 150 (honderdenvijftig) dagen
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Legt op aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 1], wonende op het [adres], [woonplaats] toe tot een bedrag van € 9540,= (negenduizendvijfhonderdenveertig euro).
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 1] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens een ander/anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door deze benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], te betalen de som van € 3180,= (drieduizendeenhonderdentachtig euro), zijnde een derde van de toegewezen vordering van de benadeelde partij, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 63 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan eerst genoemde betalingsverplichting, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 3], wonende op het [adres], [woonplaats] toe tot een bedrag van € 5574,= (vijfduizendvijfhonderdenvierenzeventig euro).
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 3] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens een ander/anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door deze benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], te betalen de som van € 1858 (eenduizendachthonderdenachtenvijftig euro), zijnde een derde van de toegewezen vordering van de benadeelde partij, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 37 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan eerst genoemde betalingsverplichting, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 2], wonende op het [adres], [woonplaats] toe tot een bedrag van € 2830,= (tweeduizendachthonderdendertig euro).
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 2] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens een ander/anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door deze benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], te betalen de som van € 943,33,= (negenhonderdendrieënveertig euro en drieëndertig eurocenten), zijnde een derde van de toegewezen vordering van de benadeelde partij, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 18 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan eerst genoemde betalingsverplichting, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige niet ontvankelijk in zijn vordering is.
Wijst de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 5], te dezer zake domicilie kiezende te Amsterdam, aan de [adres], te weten het adres van zijn advocaat, toe tot een bedrag van € 2500,= (tweeduizendvijfhonderd euro).
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 5] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens een andere of anderen is betaald.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5], te betalen de som van € 833,33 (achthonderdendrieendertig euro en drieëndertig eurocenten), zijnde een derde van de toegewezen vordering van de benadeelde partij, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 16 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan eerst genoemde betalingsverplichting, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 8], wonende op het [adres], [woonplaats] toe tot een bedrag van € 1500,= (eenduizendvijfhonderd euro).
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 8] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens een ander/anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door deze benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 8], te betalen de som van € 500,= (vijfhonderd euro), zijnde een derde van de toegewezen vordering van de benadeelde partij, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 10 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan eerst genoemde betalingsverplichting, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 2], wonende op het adres [adres], [woonplaats], toe tot een bedrag van € 775,= (zevenhonderdenvijfenzeventig euro).
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 2] voornoemd het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens een ander/anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door deze benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], te betalen de som van € 258,33,= (tweehonderdenachtenvijftig euro en drieëndertig eurocenten), zijnde een derde van de toegewezen vordering van de benadeelde partij, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 10 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan eerst genoemde betalingsverplichting, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige niet ontvankelijk in zijn vordering is.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 9], niet ontvankelijk in haar vordering is.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- de inbeslaggenomen en niet teruggeven voorwerpen vermeld onder de nummers 3 tot en met 14 op de als bijlage 2 aan dit vonnis gehechte "lijst in beslaggenomen voorwerpen".
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.C. Enkelaar, voorzitter,
mrs. J. Kloosterhuis en A.P. van der Linden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Meijer, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 april 2004.