ECLI:NL:RBAMS:2004:AO4340

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
13/032008-01
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de aansprakelijkheid van Woonstichting de Key voor explosie in Czaar Peterstraat te Amsterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 februari 2004 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen Woonstichting de Key. De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 februari 2004. De telastelegging betrof de vraag of de Woonstichting strafrechtelijk aansprakelijk kon worden gehouden voor de gedraging van een werknemer, die niet adequaat had gereageerd op een melding van een huurster over een gas/benzinelucht in het trapportaal van de Czaar Peterstraat 20-II te Amsterdam. Deze situatie leidde tot een explosie en brand, waarbij twee bewoonsters zwaar lichamelijk letsel opliepen en vier panden verwoest werden.

De rechtbank oordeelde dat de eisen die de Woonstichting aan haar wachtdienstmedewerkers stelde, de praktijkopleiding die zij hen gaf en de organisatie van de wachtdiensten niet optimaal waren ten tijde van de brand. Echter, de rechtbank concludeerde dat de Woonstichting niet de aan de werknemer verweten gedraging had aanvaard of placht te aanvaarden. De rechtbank stelde vast dat de gedraging binnen de invloedssfeer van de rechtspersoon was gepleegd, maar dat de Woonstichting de reactie van haar medewerker op de melding niet had aanvaard. De rechtbank oordeelde dat de instructies voor de wachtdienstmedewerkers adequaat waren en dat er overleg plaatsvond tussen medewerkers over meldingen.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het telastegelegde niet bewezen en sprak de Woonstichting vrij van de tenlastelegging. Dit vonnis is gewezen door de voorzitter en twee rechters in tegenwoordigheid van de griffier en is uitgesproken op de openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: [nummer]
Datum uitspraak: 24 februari 2004
op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, zevende meervoudige kamer B, in de strafzaak tegen:
Woonstichting de Key,
gevestigd op het a[adres], [woonplaats].
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 februari 2004.
1. Telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding zoals ter terechtzitting gewijzigd. Van de dagvaarding en de vorderingen wijziging telastelegging zijn kopieën als bijlagen 1, 2 en 3 aan dit vonnis gehecht. De gewijzigde telastelegging geldt als hier ingevoegd.
2. Voorvragen
---
3. Waardering van het bewijs
De rechtbank acht het telastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft daartoe het volgende overwogen.
De vraag is of verdachte strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gehouden voor de gedraging van haar [werknemer] (zie [parketnummer]). Het verwijt dat deze [werknemer] wordt gemaakt bestaat hierin dat hij - kort gezegd - niet adequaat heeft gereageerd op de melding van een huurster/bewoonster van de Czaar Peterstraat 20-II te Amsterdam die hem tijdens de wachtdienst via de boodschappendienst heeft bereikt, inhoudende dat aldaar een gas/benzinelucht in het trapportaal hing, waardoor na een explosie brand is ontstaan waardoor twee bewoonsters van dat pand zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen en vier panden al dan niet geheel zijn verwoest.
Voor strafbaarheid van een rechtspersoon dient, volgens vaste jurisprudentie, de gedraging binnen de invloedssfeer van die rechtspersoon te zijn gepleegd (het beschikkingscriterium) en daarnaast dient de rechtspersoon de verboden gedraging te aanvaarden, of plegen te aanvaarden (aanvaardingscriterium).
Nu de strafrechtelijke gedraging binnen het kader van de bedrijfsvoering van verdachte werd verricht, is aan het beschikkingscriterium voldaan.
De vraag is dan ook of verdachte de reactie van haar (wachtdienst)medewerker op genoemde melding inclusief de omstandigheden die deze gedraging strafbaar maken, heeft aanvaard of placht te aanvaarden. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontekennend en betrekt hierin de volgende omstandigheden.
Verdachte heeft de boodschappendienst voorzien van instructies hoe te handelen bij diverse meldingen - waaronder de instructie dat bij een gaslek direct de SOS-dienst moet worden ingeschakeld. Vast staat eveneens dat [werknemer] deze instructies kende en dat deze in de map voor de wachtdienstmedewerker zaten. Verder is aannemelijk geworden dat werknemers van verdachte eerst over ruime ervaring binnen de organisatie dienen te beschikken alvorens wachtdiensten te mogen draaien. Voorts heeft de rechtbank vastgesteld dat binnen de stichting - hoewel niet structureel en niet georganiseerd - overleg plaatsvond tussen medewerkers van de wachtdienst over voorkomende situaties en meldingen. Tenslotte kon de dienstdoende wachtdienstmedewerker bij twijfel een achterwacht, zijnde een (zeer) ervaren medewerker van de onderhoudsdienst, raadplegen.
Geconcludeerd dient derhalve te worden dat de eisen die verdachte aan haar wachtdienstmedewerkers stelde, de praktijkopleiding die zij hun gaf en de organisatie van de wachtdiensten niet optimaal waren ten tijde van meergenoemde brand in de Czaar Peterstraat, maar niet zodanig dat moet worden geoordeeld dat verdachte de aan [werknemer] verweten gedraging heeft aanvaard of placht te aanvaarden.
Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van het haar tenlastegelegde.
4. Beslissing
Verklaart het telastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M.C. de Wit, voorzitter,
mrs. P.B. Martens en A.C. Loman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Mulder, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 februari 2004.