ECLI:NL:RBAMS:2003:AF8723
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering legalisatie documenten op basis van inhoudelijke verificatie door de Minister van Buitenlandse Zaken
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 2 april 2003 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser A, vertegenwoordigd door mr. R.C. de Zeeuw, en de Minister van Buitenlandse Zaken, vertegenwoordigd door mr. A.R. Nuiten. Eiser had verzocht om legalisatie van twee documenten afkomstig uit India, te weten een echtscheidingsvonnis en een bijbehorend echtscheidingsbesluit, beide gedateerd op 2 november 1998. De Minister weigerde deze documenten te legaliseren op basis van inhoudelijke verificatie, omdat hij twijfels had over de echtheid van de documenten uit India, die als probleemland wordt beschouwd op het gebied van schriftelijk bewijs.
De rechtbank oordeelde dat de Minister ten onrechte had geweigerd de documenten te legaliseren. De rechtbank stelde vast dat het echtscheidingsvonnis en het echtscheidingsbesluit authentiek waren en dat er geen ruimte was voor inhoudelijke verificatie, omdat het feit van de echtscheiding en de documenten zelf samenvielen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit en bepaalde dat de Staat der Nederlanden het griffierecht van € 102,- aan eiser moest vergoeden. Daarnaast werd de Minister veroordeeld in de kosten van het geding, begroot op € 805,-.
De uitspraak benadrukt het belang van de authenticiteit van documenten en de voorwaarden waaronder legalisatie kan plaatsvinden. De rechtbank concludeerde dat er geen discrepantie kon zijn tussen het feit en de weergave daarvan in de documenten, waardoor de Minister niet gerechtigd was om de legalisatie te weigeren. Deze uitspraak biedt belangrijke inzichten in de toepassing van de Algemene wet bestuursrecht, met name artikel 8:29, en de rol van de rechtbank in het waarborgen van de rechten van eisers in vergelijkbare situaties.