ECLI:NL:RBAMS:2002:AE6047

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 juli 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
13/067.121.01
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met aanzienlijke hoeveelheden hashish

Op 31 juli 2002 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 juli 2002. De verdachte werd verweten dat hij samen met mededaders meer dan 1000 kilogram hashish, verpakt in een verzegelde boot, vanuit Spanje naar Nederland had gesmokkeld. Dit vervoer is in alle EEG-landen verboden en strafbaar gesteld. De rechtbank achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de hem telastegelegde feiten had begaan, zoals vermeld in de dagvaarding.

De rechtbank heeft de ernst van de feiten meegewogen, waarbij werd opgemerkt dat de handel in hashish tal van criminele activiteiten met zich meebrengt en schadelijk kan zijn voor de gezondheid van gebruikers. De verdachte had geen eerdere strafrechtelijke veroordelingen in Nederland, wat in zijn voordeel werd meegewogen. De rechtbank oordeelde dat de bewezen feiten strafbaar zijn volgens de wet en dat er geen rechtvaardigingsgronden aanwezig waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één jaar en een geldboete van 10.000 euro, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij gebreke van betaling. De tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht, zou in mindering worden gebracht op de opgelegde straf. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 juli 2002.

Uitspraak

Parketnummer: 13/067.121.01.
datum uitspraak: 31 juli 2002
op tegenspraak
+-------------------+
| VERKORT VONNIS |
+-------------------+
van de rechtbank Amsterdam, zevende meervoudige kamer B, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te Dublin (Ierland) op 22 maart 1946,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onder-zoek op de terechtzitting van 17 juli 2002.
1. Telastelegging.
Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding, waarvan een kopie als bijlage 1 aan dit vonnis is gehecht. De in die dagvaarding vermelde telastelegging geldt als hier ingevoegd.
2. Voorvragen.
----
3. Waardering van het bewijs.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 telastege-legde heeft begaan zoals is aangegeven op de aan dit vonnis als bijlage 2 gehechte -ge-streepte- kopie van de telastelegging. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
4. Het bewijs.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. De strafbaarheid van de feiten.
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de straf-baarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen en maatregelen.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen:
Verdachte en zijn mededaders hebben, belust op winst, ruim 1000 kilogram hashish met een aanzienlijke straatwaarde, verpakt in een verzegelde boot, per auto uit Spanje binnen het grondgebied van Nederland laten smokkelen. Dit vervoer, alsmede het aanwe-zig hebben van een dergelijke hoeveelheid is in alle EEG-landen verboden en strafbaar gesteld.
De rechtbank acht het bewezenverklaarde ernstig, omdat ver-dachte en zijn mededaders daardoor meewerken aan het gebruik door anderen van een middel dat schadelijk kan zijn voor de gezondheid van de gebruikers. Het is van algemene bekendheid dat de handel in hashish tal van criminele activiteiten meebrengt, welke van ontwrichtende invloed zijn op de samenleving.
De rechtbank heeft meegewogen dat verdachte in Nederland niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld, zoals blijkt uit het uittreksel uit het Algemeen Docu-mentatie-register d.d. 15 januari 2002.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften.
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 23, 24, 24c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
9. Beslissing:
Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van feit 2:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte [verdachte] daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van EEN JAAR.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoer-leg-ging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van deze straf in minde-ring zal worden gebracht.
Veroordeelt verdachte voorts tot een geldboete van EUR 10.000,00 (tienduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 100 dagen.
Gelast de teruggave aan voornoemde [verdachte] van;
2 telefoontoestellen ERICSSON,
1 visitekaartje,
1 nota,
1 notitie.
Dit vonnis is gewezen door
mr B.J.L.M. van Dijk, voorzitter,
mrs H.B. van Gijn en C. Bleeker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr R. Born-de Rijk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze recht-bank van 31 juli 2002.