ECLI:NL:RBAMS:2001:AB2552
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Deelname aan een criminele organisatie voor drugshandel met internationale dimensies
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie die zich bezighield met de invoer van heroïne vanuit Turkije naar Nederland, met als doel de doorvoer naar Engeland. De rechtbank heeft op 26 juni 2001 uitspraak gedaan na meerdere terechtzittingen in de maanden maart, april, mei en juni van dat jaar. De verdachte, geboren in [geboorteplaats] en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Utrecht', werd beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van heroïne in Nederland en het deelnemen aan een organisatie die tot doel had deze drugs te verhandelen.
De rechtbank heeft de telastelegging in detail bekeken, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het deelnemen aan een organisatie die opzettelijk heroïne en andere harddrugs binnen en buiten Nederland bracht. De verdediging voerde aan dat de dagvaarding nietig verklaard moest worden vanwege onduidelijkheid in de beschuldigingen, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank oordeelde dat de beschuldigingen voldoende duidelijk waren en dat de officier van justitie ontvankelijk was in zijn vervolging.
Na beoordeling van het bewijs kwam de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij zich schuldig had gemaakt aan de onder 2 primair en subsidiair telastegelegde feiten. Echter, de rechtbank achtte het onder 1 telastegelegde feit wel bewezen, waarbij de verdachte een leidinggevende rol binnen de organisatie had vervuld. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zes jaar op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte binnen de criminele organisatie.