ECLI:NL:RBALM:2012:BW7513

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
15 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
127222/ FT RK 12-207 en 127224/ FT RK 12-209
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot schuldsanering wegens onvoldoende goede trouw en financiële verantwoordelijkheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 15 mei 2012 uitspraak gedaan in het verzoek van twee verzoekers om toegelaten te worden tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. De verzoekers, een echtpaar, hebben een aanzienlijke schuldenlast van € 16.844,51, waaronder een alimentatieschuld aan het LBIO. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker, die lijdt aan een drank- en gokverslaving, zijn financiële verplichtingen niet is nagekomen en dat dit heeft geleid tot de opbouw van schulden. De verzoekers hebben onvoldoende aangetoond dat zij te goeder trouw zijn geweest in de vijf jaar voorafgaand aan hun verzoek. De rechtbank oordeelt dat de schulden, die deels zijn ontstaan door de verslaving van de verzoeker, niet te goeder trouw zijn ontstaan. Bovendien heeft de verzoeker geen verweer gevoerd in een alimentatieprocedure in Polen, wat zijn verantwoordelijkheid voor de alimentatiebetalingen ondermijnt.

De rechtbank heeft ook de situatie van de verzoekster beoordeeld, die sinds 1979 in Nederland woont maar nooit betaald werk heeft verricht. De rechtbank concludeert dat de verzoekster, ondanks haar langdurige verblijf in Nederland, niet heeft geprobeerd om de Nederlandse taal te leren of actief te zijn op de arbeidsmarkt. Dit heeft bijgedragen aan de oplopende schuldenlast. De rechtbank is van mening dat de verzoekers niet hebben voldaan aan hun inspanningsplicht en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering op de afwijzing van hun verzoeken rechtvaardigen.

Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank de verzoeken om toegelaten te worden tot de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummers: 127222/ FT RK 12-207 en 127224/ FT RK 12-209
datum vonnis: 15 mei 2012 (sr)
Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, op het verzoek van:
[verzoekers]
beiden wonende te [plaats] en [adres]
verzoekers,
verder te noemen [verzoekers].
Het procesverloop
[verzoekers] hebben een verzoekschrift ingediend de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit te spreken.
De zaken zijn behandeld ter terechtzitting van 8 mei 2012. Ter zitting zijn [verzoekers] verschenen. Van de behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
Het vonnis is bepaald op vandaag.
De beoordeling
De feiten
[verzoeker] is 49 jaar; [verzoekster] is 51 jaar. Ze zijn gehuwd in gemeenschap van goederen. Ze hebben samen drie kinderen, waarvan nog 1 kind thuis woont. [verzoeker] werkt bij Payroll Company en verdient daarmee € 1.330,31 per maand. [verzoekster] heeft geen inkomsten. De totale schuldenlast bedraagt € 16.844,51, waaronder een schuld van € 7.585,72 aan het LBIO. [verzoeker] is op grond van de beschikking van deze rechtbank van 22 juni 2010 c.q. het vonnis van de rechtbank te Szczecin (Polen) van 28 oktober 2009 maandelijks PLN 500 (thans ongeveer € 114,00) verschuldigd ten behoeve van [X], geboren op [geb.datum] 2006.
De toelichting van verzoekers
[verzoekers] stellen dat [verzoeker] verslaafd is geweest aan drank en gokken. Om dit te kunnen bekostigen, heeft hij zijn geld niet uitgegeven aan de vaste lasten. [verzoeker ] heeft thans geen problemen meer. De schuld aan het LBIO betreft achterstallige alimentatie voor [X]. [verzoeker] heeft een relatie met een Poolse vrouw gehad, maar heeft [X]nooit gezien. [verzoeker] is niet bij de behandeling van zijn zaak in Polen geweest. Zijn Nederlandse advocaat kon hem niet helpen. Evenmin kon hij zelf naar Polen omdat hij geen Pools spreekt en het geld daarvoor niet had. [verzoekers] hebben via de Stadsbank geregeld dat de maandelijkse alimentatieverplichting thans wordt voldaan. [verzoekster] heeft sinds zij in Nederland woont nog nooit gewerkt. Ze kan ook geen Nederlands.
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat [verzoekers] onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat zij ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van hun schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop zij hun verzoekschriften hebben ingediend te goeder trouw zijn geweest. De schulden zijn gedeeltelijk ontstaan door de drank- en gokverslaving van [verzoeker] en zijn derhalve naar hun aard niet te goeder trouw ontstaan. Voorts is niet aannemelijk geworden dat [verzoeker] ten aanzien van het ontstaan en het onbetaald laten van de alimentatieschuld aan het LBIO te goeder trouw is geweest. [verzoeker] heeft geen verweer gevoerd in de alimentatieprocedure in Polen en wist danwel behoorde te weten dat hij alimentatie moest betalen uit zijn beschikbare budget. Het valt [verzoeker] te verwijten dat hij dit heeft nagelaten en het beschikbare budget onder meer heeft gebruikt om zijn drank- en gokverslaving te bekostigen. Dat [verzoeker] [X] nog nooit heeft gezien, doet hieraan niet af.
Daarnaast overweegt de rechtbank ten aanzien van [verzoekster] het volgende. [verzoekster] is al in 1979 in Nederland gekomen en heeft nog nimmer betaald werk verricht. De omstandigheid dat zij de Nederlandse taal niet beheerst, kan niet als excuus voor haar gelden. Nog daargelaten dat van [verzoekster] verwacht had mogen worden dat zij zich na een verblijf van ruim 30 jaar in Nederland de Nederlandse taal eigen had gemaakt, lag het in elk geval op haar weg dat zij pogingen had ondernomen om -zo nodig met hulp van derden- actief te zijn op arbeidsmarkt. Nu [verzoekster] dit heeft nagelaten en nooit eigen inkomsten heeft gehad, is de schuldenlast nodeloos opgelopen. Ook heeft [verzoekster] hiermee onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende inspanningsplicht naar behoren zal nakomen.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de verzoeken van [verzoekers] om toegelaten te worden tot de wettelijke schuldsaneringsregeling moeten worden afgewezen.
Omstandigheden als bedoeld in artikel 288 lid 3 van de Faillissementswet zijn niet aannemelijk geworden, zodat de verzoeken evenmin op deze grond kunnen worden toegewezen.
De beslissing:
de rechtbank:
wijst de verzoeken af.
Gewezen door mr. M.M. Lorist, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 15 mei 2012, in tegenwoordigheid van de griffier.