ECLI:NL:RBALM:2012:BW4584

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
1 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
389630 CV EXPL 11585/11
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevolgen van intrekking van machtiging door zorgverzekeraar voor kosten hoortoestel

In deze zaak gaat het om de gevolgen van de intrekking van een machtiging door zorgverzekeraar Menzis voor de kosten van een hoortoestel dat door de patiënt, hier aangeduid als [gedaagde], is aangeschaft bij Schoonenberg Hoorcomfort B.V. De patiënt had in 2010 een gehoorapparaat aangeschaft, waarvoor hij een machtiging had aangevraagd bij zijn zorgverzekeraar. Na de levering van het hoortoestel, heeft Menzis echter de machtiging ingetrokken, omdat de patiënt in de vijf voorafgaande jaren al een hoortoestel vergoed had gekregen. Schoonenberg vorderde vervolgens de volledige kosten van het hoortoestel van de patiënt, terwijl de patiënt slechts de eigen bijdrage van € 707,50 verschuldigd zou zijn.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de patiënt erop mocht vertrouwen dat hij enkel de eigen bijdrage hoefde te betalen, gezien de afspraken die waren gemaakt en de informatie die was verstrekt. De rechter benadrukte dat Schoonenberg, als zorgaanbieder, verantwoordelijk was voor het aanvragen van de machtiging en het verstrekken van relevante informatie aan de patiënt. Aangezien Schoonenberg geen voorbehoud had gemaakt over de machtiging bij de levering van het hoortoestel, kon niet worden geconcludeerd dat de patiënt zich had verplicht om de volledige kosten te betalen.

De rechter heeft Schoonenberg veroordeeld tot het ontvangen van de eigen bijdrage van € 707,50, maar heeft de vordering voor het overige afgewezen. De kosten van de procedure zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken op 1 mei 2012 door mr. E.W. de Groot in Enschede.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector Kanton
Locatie Enschede
Zaaknummer : 389630 CV EXPL 11585/11
Uitspraak : 1 mei 2012
Vonnis in de zaak van:
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Schoonenberg Hoorcomfort B.V.,
gevestigd te Dordrecht en mede kantoorhoudende te Enschede,
eisende partij, hierna ook wel te noemen: Schoonenberg,
gemachtigde: Cannock Chase Incasso te ’s-Gravenhage,
tegen
[gedaagde],
blijkens verificatie in de gemeentelijke basisadministratie wonende te [woonplaats] op een geheim adres,
gedaagde partij, hierna ook wel te noemen: [gedaagde],
procederende in persoon.
1. procedure
Deze blijkt uit de navolgende stukken:
• het tussenvonnis van 24 januari 2012,
• het proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 17 april 2012. Ter voorbereiding heeft [gedaagde] nog een aantal stukken toegestuurd.
2. feiten
Gelet op hetgeen enerzijds is gesteld en anderzijds is erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd is weersproken, alsmede gelet op hetgeen is besproken tijdens de comparitie van partijen, dienen de navolgende feiten als vaststaand te worden aangenomen.
2.1 [Gedaagde] heeft al een groot aantal jaren een gehoorapparaat. [Gedaagde] heeft in 2004 bij Schoonenberg een gehoorapparaat aangeschaft ten behoeve van zijn linkeroor. In maart 2008 heeft [gedaagde] bij een ander bedrijf, te weten Beter Horen, zogenoemde basisgehoorapparaten aangeschaft voor zowel zijn rechter- als zijn linkeroor.
2.2 In december 2010 heeft [gedaagde] zich weer tot Schoonenberg gewend en gekozen voor een gehoorapparaat voor (alleen) zijn linkeroor, maar dan wel een apparaat van betere kwaliteit. [Gedaagde] was op dat moment verzekerd bij Menzis.
Schoonenberg heeft een gehoortest bij [gedaagde] afgenomen en het gewenste gehoorapparaat aan [gedaagde] geleverd, aanvankelijk op proef. Schoonenberg heeft, alvorens definitief te leveren, aan Menzis een machtiging gevraagd voor het leveren van dit gehoorapparaat aan [gedaagde]. In geval Menzis de machtiging zou verstrekken en het gehoorapparaat derhalve onder de verzekering van [gedaagde] zou vallen, zou [gedaagde] een eigen bijdrage verschuldigd zijn voor het gehoorapparaat van € 707,50. Ter zake heeft Schoonenberg aan [gedaagde] een ‘proefbon’ (offerte) gestuurd (overgelegd bij dagvaarding). Op de eerste pagina staat onder meer vermeld als ‘vermoedelijke vergoeding’ € 648,66 en als door [gedaagde] te betalen ‘eigen bijdrage’ een bedrag van € 707,50.
Op pagina 2 van genoemde proefbon staat het volgende opgenomen:
"Tijdens de proeftijd van maximaal twee maanden moet u zorgen voor het behoud van het hoortoestel, omdat u er rekening mee moet houden dat het ongeschonden aan Schoonenberg Hoorcomfort terug te geven als het toestel u niet bevalt.
Als de proef u niet bevalt, moet u ons dat uiterlijk binnen twee maanden berichten, anders wordt de koop automatisch definitief.
Wij verzoeken u vriendelijk aan het einde van de geslaagde proeftijd de nota contant of per pin in het filiaal te voldoen.
Bij de berekening van uw eigen bijdrage kunnen wij op geen enkele wijze rekening houden met uw open staand eigen risico indien de vergoeding hiermee verrekend wordt, dan zult u hiervoor een aanvullende rekening ontvangen.
[…]
De cliënt is bekend met de algemene voorwaarden welke van toepassing zijn op de koop, waarvan een exemplaar beschikbaar is in de winkel, evenals op www.schoonenberg.nl.”.
2.3 [Gedaagde] heeft op 8 april 2011 een zogenoemde tevredenheidsverklaring ten behoeve van de zorgverzekeraar getekend.
2.4 Menzis heeft de gevraagde machtiging aan Schoonenberg verstrekt. Daarop heeft Schoonenberg het hoortoestel ‘definitief’ gemaakt en aan [gedaagde] geleverd. Schoonenberg heeft daarop [gedaagde] een nota, gedateerd 8 april 2011, gestuurd voor een eigen bijdrage van € 703,00 en het restant bedrag, zijnde € 648,66, gedeclareerd bij Menzis.
2.5 Enige maanden later heeft Menzis de aan Schoonenberg afgegeven machtiging ingetrokken omdat bij nader onderzoek was gebleken dat [gedaagde] in de vijf voorafgaande jaren al een hoortoestel vergoed had gekregen. Een verzekerde heeft - op grond van de in 2011 geldende polisvoorwaarden - slechts eenmaal in de vijf jaar recht op vergoeding van hoortoestel, tenzij door een audiologisch centrum tussentijds wordt vastgesteld dat het gehoor evident achteruit is gegaan.
2.6 Schoonenberg heeft [gedaagde] niet naar een audiologisch centrum gestuurd. [Gedaagde] heeft Schoonenberg er niet op gewezen dat hij in 2008 bij Beter Horen een gehoorapparaat had gekocht. Schoonenberg heeft noch de aan Menzis gestuurde aanvraag voor een machtiging, noch de verkregen machtiging en/of de intrekking daarvan (in kopie) aan [gedaagde] verstrekt.
2.7 Schoonenberg heeft vervolgens op 27 juni 2011 de factuur van 8 april 2011 ter zake van de eigen bijdrage gecrediteerd en aan [gedaagde] een nieuwe factuur gestuurd voor het totale bedrag aan kosten voor het gehoorapparaat, te weten een bedrag van € 1.356,16.
2.8 Bij brief van 4 juli 2011 heeft de incassogemachtigde aan [gedaagde] op het [adres] een ‘kennisgeving van rechtsvervolging’ gezonden. Daarin staat onder meer:
"Aan eerdere verzoeken om te betalen, heeft u niet voldaan. Blijkbaar zijn rechtsmaatregelen noodzakelijk om tot betaling te dwingen. Wij wijzen u op het feit dat de gerechtelijke kosten fors hoger zullen zijn dan de tot nu toe gesommeerde incassokosten.
[…].”
2.9 De factuur van april 2011 en betalingsherinneringen van 28 april en 9 mei 2011 heeft Schoonenberg aan [gedaagde] gestuurd op een adres in Rotterdam.
3. de verdere beoordeling
3.1 De kernvraag waar het in deze zaak om draait, is wie van partijen de gevolgen heeft te dragen van het feit dat Menzis de aanvankelijk verstrekte machtiging heeft ingetrokken.
3.2 In de als offerte aan te merken proefbon die aan [gedaagde] is verstrekt, staan de voorwaarden en de door [gedaagde] te betalen eigen bijdrage vermeld. Schoonenberg heeft vóór levering van het hoortoestel een machtiging bij de zorgverzekeraar, Menzis, gevraagd. Door Menzis is de gevraagde machtiging aan Schoonenberg verstrekt en op basis daarvan heeft Schoonenberg het hoortoestel ‘ definitief’ gemaakt voor [gedaagde]. [Gedaagde] heeft vervolgens de zogenoemde ‘tevredenheidsverklaring’ circa na twee maanden proef getekend. Schoonenberg heeft de nota voor [gedaagde] opgemaakt ter zake van de eigen bijdrage, conform de proefbon.
3.3 De vraag is of Schoonenberg, nadat Menzis enige maanden later de machtiging heeft ingetrokken, vervolgens alsnog alle kosten van het hoortoestel bij [gedaagde] in rekening kan brengen. Schoonenberg beroept zich daartoe op de tussen partijen gesloten overeenkomst, daarmee kennelijk verwijzend naar de proefbon waarop de totale kosten van het hoortoestel staan vermeld, alsmede naar de tevredenheidsverklaring van [gedaagde], getekend op 8 april 2011.
Het gaat er, gelet op vaste rechtspraak van de Hoge Raad, bij de uitleg van een overeenkomst omtrent hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en redelijkerwijs uit elkanders verklaringen en gedragingen hebben begrepen en redelijkerwijs hebben mogen begrijpen.
Nu Schoonenberg voor [gedaagde] de machtiging heeft aangevraagd en bij aflevering geen enkel voorbehoud met betrekking tot die verstrekte machtiging heeft gemaakt, heeft [gedaagde] erop mogen vertrouwen dat hij conform de proefbon aan Schoonenberg ‘enkel’ de eigen bijdrage hoefde te betalen. Gesteld nog gebleken is dat Schoonenberg in de proefbon (offerte) dan wel anderszins een voor [gedaagde] duidelijk en kenbaar voorbehoud heeft gemaakt met betrekking tot de door Menzis verstrekte machtiging c.q. intrekking daarvan. Onder die omstandigheden kan niet geconcludeerd worden dat een overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen, waarbij [gedaagde] zich bereid heeft verklaard voor het volledige bedrag aan kosten (dus geheel voor eigen rekening) het hoortoestel aan te schaffen. Integendeel, uit de over en weer geuite verklaringen en gedragingen, dient veeleer te worden aangenomen dat [gedaagde] de overeenkomst met Schoonenberg heeft gesloten onder de voorwaarde dat Menzis de kosten van het hoortoestel, behoudens de daarvoor geldende eigen bijdrage van € 707,50, zou of voldoen.
3.4 Voor zover Schoonenberg heeft aangevoerd dat [gedaagde] ten onrechte heeft nagelaten aan haar te vertellen dat hij in 2008 (minder dan vijf jaar voordien) al een hoortoestel bij Menzis had gedeclareerd, en als dat haar bekend was geweest, op voorhand duidelijk was dat [gedaagde] niet nogmaals voor een vergoeding in aanmerking kon komen, tenzij een audiologisch centrum zou vaststellen dat het gehoor van [gedaagde] evident achteruit was gegaan, wordt als volgt overwogen.
Hoezeer het in het algemeen op de weg van de verzekerde ligt om zich ervan te vergewissen of zijn verzekeraar bepaalde kosten al dan niet vergoedt, ligt dat anders op het moment dat de hulpverlener daartoe zelf het initiatief neemt en ten behoeve van de verzekerde een machtiging aanvraagt bij diens zorgverzekeraar. In een dergelijke situatie ligt het op de weg van de hulpverlener, in dit geval Schoonenberg, ervoor te zorgen dat zij vooraf de voor die aanvraag relevante informatie van de verzekerde krijgt, al dan niet door middel van bijvoorbeeld een door de patiënt getekende vragenlijst. Gesteld noch gebleken is dat Schoonenberg dat heeft gedaan.
Dat betekent dat Schoonenberg zich er niet met succes op kan beroepen dat [gedaagde] niet ‘spontaan’ gemeld heeft dat hij vijf jaar voordien een hoortoestel (geleverd door een ander bedrijf) vergoed heeft gekregen.
3.5 De vordering van Schoonenberg is derhalve slechts toewijsbaar voor zover het de in rekening gebrachte eigen bijdrage betreft, zoals opgenomen in de proefbon (offerte) van
€ 707,50. [gedaagde] zal tot betaling van dat bedrag worden veroordeeld.
3.6 Schoonenberg heeft de oorspronkelijke factuur ter zake van de eigen bijdrage bij brief van
13 april 2011 gezonden naar een adres in Rotterdam. [Gedaagde] betwist die nota en de later op dat adres geadresseerde aanmaningen, ontvangen te hebben. Voorts betwist hij op dat adres woonachtig te zijn (geweest). Schoonenberg heeft gesteld dat [gedaagde] dat adres heeft opgegeven, welke stelling eveneens door [gedaagde] wordt bestreden.
Wat daar ook van zij, het ligt op de weg van Schoonenberg te bewijzen dat [gedaagde] de nota(s) en/of aanmaningen wel heeft ontvangen. Nu gesteld noch geleken is dat deze aangetekend zijn verzonden en verder geen bewijs ter zake is aangeboden, is niet komen vast te staan dat [gedaagde] deze factuur en/of latere brieven, de creditfactuur en nieuwe factuur, daadwerkelijk heeft ontvangen. Onder die omstandigheden zijn de buitengerechtelijke kosten niet redelijkerwijs gemaakt.
3.7 Nu [gedaagde] in ieder geval bij dagvaarding met de vordering bekend is geworden, zal de wettelijke rente over € 707,50 worden toegewezen vanaf datum dagvaarding.
3.8 Nu partijen beiden deels in het (on)gelijk zijn gesteld ziet de kantonrechter aanleiding de kosten te compenseren.
4. beslissing
Veroordeelt [gedaagde] om, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan Schoonenberg te betalen een bedrag van € 707,50 vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 13 oktober 2011 tot de dag der algehele voldoening.
Compenseert de kosten in dier voege dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen te Enschede door mr. E.W. de Groot, kantonrechter, en op 1 mei 2012 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.