ECLI:NL:RBALM:2012:BW3698
Rechtbank Almelo
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. Bottenberg – van Ommeren
- A. Lorist
- J. Alers
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift tegen de toedeling van pachtrechten in de ruilverkaveling Rijssen-West
In deze zaak heeft reclamant, namens de in leven zijnde broers en zusters van [H], bezwaar ingediend tegen de toedeling van een perceel met R-nummer aan erven [H] en pachter [H] in het kader van de ruilverkaveling 'Rijssen-West'. Reclamant stelt dat de Landinrichtingscommissie (LC) ten onrechte de pachtovereenkomst tussen mevrouw [H-K] en [H] heeft erkend en aan [H] pachtrechten heeft toegekend. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 18 april 2012, na eerdere zittingen op 30 januari en 19 maart 2012.
Reclamant betoogt dat de pachtovereenkomst op oneigenlijke wijze tot stand is gekomen en dat er sprake is van valsheid in geschrifte, omdat de handtekening van [H-K] onder de pachtovereenkomst niet authentiek zou zijn. De LC heeft echter het standpunt ingenomen dat reclamant niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat hij volgens de Lijst van Rechthebbenden geen eigenaar is binnen de projectbegrenzing van de ruilverkaveling.
De rechtbank overweegt dat volgens artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht alleen belanghebbenden, dat zijn de eigenaars en gebruikers van de gronden, recht hebben op bezwaar. Aangezien reclamant geen eigenaar of pachter is van de betrokken gronden, kan hij niet als belanghebbende worden aangemerkt. De rechtbank concludeert dat de LC reclamant terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn bezwaar. De rechtbank wijst erop dat de LC niet de rechtsgeldigheid van de pachtovereenkomst kan beoordelen, maar enkel kan vaststellen of deze ter registratie is aangeboden.
De rechtbank verklaart reclamant niet ontvankelijk in zijn bezwaar en compenseert de proceskosten, zodat ieder zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer van de rechtbank Almelo, bestaande uit de rechters M. Bottenberg – van Ommeren, A. Lorist en J. Alers, en is openbaar uitgesproken op 18 april 2012.