ECLI:NL:RBALM:2011:BU7299

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
16 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
118245 / HA ZA 11-134
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake faillissementspauliana en bewijsvoering van de curator

In deze zaak heeft de rechtbank Almelo op 16 november 2011 uitspraak gedaan in een civiele procedure waarbij de curator van H&V Bouw Oost B.V. en H&V Bouw Oost Holding B.V. betrokken was. De curator, mr. Ernestus Antonius Maria Claassen q.q., vorderde de vernietiging van bepaalde rechtshandelingen die door de gedaagden, onder leiding van [gedaagde sub 1 c.s.], waren verricht. De rechtbank oordeelde dat de verkrijging van een kiepaanhanger en twee bedrijfsbussen door de gedaagden als paulianeuze handelingen konden worden aangemerkt, omdat deze handelingen onverplicht waren verricht en de gedaagden wisten of hadden moeten weten dat dit de schuldeisers zou benadelen. De rechtbank stelde vast dat de curator in beginsel gerechtigd was om deze handelingen te vernietigen op grond van artikel 42 van de Faillissementswet (Fw). De rechtbank oordeelde dat de curator bewijs diende te leveren van de inhoud van de bedrijfsbussen ten tijde van de verkrijging en dat de gedaagden in de gelegenheid werden gesteld om bewijs te leveren van hun stellingen omtrent de betaling voor de bedrijfsbussen. De zaak werd verwezen naar de civiele rol voor dagbepaling van de enquête, waarbij de curator en de gedaagden hun bewijsvoering dienden voor te bereiden. De rechtbank hield verdere beslissingen aan, wat betekent dat de zaak nog niet volledig was afgerond en verdere stappen nodig waren om tot een definitieve uitspraak te komen.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 118245 / HA ZA 11-134
datum vonnis: 16 november 2011 (g)
Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
mr. Ernestus Antonius Maria Claassen q.q., in zijn hoedanigheid van curator in de faillissementen van H&V Bouw Oost B.V. en H&V Bouw Oost Holding B.V.,
wonende te Dalfsen,
eiser,
verder te noemen de curator,
advocaat: mr. W.B. Bruins te Zwolle,
tegen
de vennootschap onder firma
1. [gedaagde sub 1],
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [gedaagde sub 2],
3. [gedaagde sub 3],
beiden wonende te [woonplaats],
gedaagden,
verder te noemen [gedaagde sub 1 c.s.],
advocaat: mr. R.H. Kuiper te Zoetermeer.
1. Het procesverloop
De rechtbank heeft op 8 juni 2011 en 20 juli 2011 tussenvonnissen gewezen. Zij neemt hier over hetgeen in het tussenvonnis van 20 juli 2011 ten aanzien van het procesverloop is overwogen. In voornoemd tussenvonnis is een comparitie van partijen bevolen. Op 13 oktober 2011 heeft de comparitie van partijen plaatsgevonden. Van deze comparitie is een proces-verbaal opgemaakt dat zich bij de stukken bevindt. Het vonnis is bepaald op heden.
2. Standpunt van partijen
2.1 De rechtbank neemt over hetgeen in het tussenvonnis van 8 juni 2011 is overwogen en beslist. In aanvulling hierop heeft [gedaagde sub 1 c.s.] het navolgende gesteld.
2.2 [Gedaagde sub 1 c.s.] heeft bij conclusie van antwoord geconcludeerd tot
niet-ontvankelijkheid van de curator, althans tot ontzegging van de vordering van de curator, met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van de curator in de kosten van deze procedure.
2.3 [Gedaagde sub 1 c.s.] stelt daartoe het volgende. [Gedaagde sub 1 c.s.] heeft werkzaamheden gedeclareerd aan H&V Bouw Oost B.V. voor in totaal ongeveer € 110.000,00, waarvan € 47.684,12 onbetaald is gebleven. Nadat één van de bestuurders van H&V Bouw Oost B.V., [X], aan [gedaagde sub 1 c.s.] had medegedeeld dat er geen geld aanwezig was om de facturen te betalen, heeft hij aangeboden om de nog in het bedrijfspand aanwezige zaken te verkopen aan [gedaagde sub 1 c.s.]
2.4 [Gedaagde sub 1 c.s.] heeft van H&V Bouw Oost B.V. een kiepaanhanger gekocht voor een bedrag van € 1.500,00, exclusief BTW. De factuur dateert van 5 oktober 2010. Deze factuur is verrekend door middel van het verzenden van een creditnota door
[gedaagde sub 1 c.s.] op 12 oktober 2010.
2.5 Voorts stelt [gedaagde sub 1 c.s.] dat [gedaagde sub 2] in privé twee bedrijfsbussen (merk Mercedes) heeft gekocht en dat hij deze heeft gekocht van H&V Bouw Oost Holding B.V. en dus niet van H&V Bouw Oost B.V. De koopprijs van in totaal € 3.000,- is door [gedaagde sub 2] contant betaald. Dit bedrag is inclusief de inhoud van de bedrijfsbussen. [Gedaagde sub 1 c.s.] heeft verklaard dat niet alle door de curator opgesomde goederen in de bedrijfsbussen aanwezig waren. Volgens [gedaagde sub 1 c.s.] was in de bus met kenteken 33-VZ-DS aanwezig:
1 accuboormachine
1 decoupeerzaag
1 bouwlamp 500 Watt
2 verlengkabels met haspel
Volgens [gedaagde sub 1 c.s.] was in de bus met kenteken VL-ND-11 aanwezig:
1 slijptol
1 slagschroevendraaier
1 bouwlamp 500 Watt
1 schop/bezem
1 luchtslang voor compressor
doosjes schroeven
2.6 Ter zitting heeft [gedaagde sub 1 c.s.] tevens betwist dat zij de goederen genummerd 6 tot en met 16 als benoemd in productie 10 van de dagvaarding heeft verkregen van H&V Bouw Oost B.V.
2.7 Ten aanzien van de juridische grondslagen van de vordering van de curator stelt [gedaagde sub 1 c.s.] het volgende. De curator is niet-ontvankelijk in zijn vordering op grond van onrechtmatige daad, omdat bij toewijzing daarvan de schadevergoeding niet aan het boedelactief zal worden toegevoegd, maar slechts ten gunste zal komen van één schuldeiser. Tevens betwist [gedaagde sub 1 c.s.] dat er sprake is van een onrechtmatige daad. Van diefstal is geen sprake geweest. Voorts heeft [gedaagde sub 2] de bus in privé gekocht en is hij niet in privé gedagvaard.
2.8 Daarnaast betwist [gedaagde sub 1 c.s.] dat er sprake is van faillissementspauliana, aangezien er sprake was van betaling van opeisbare facturen. Voorts is toewijzing van de vordering op grond van artikel 47 Faillissementswet (Fw) onmogelijk, omdat dit zou miskennen dat H&V Bouw Oost B.V. op eigen verzoek failliet is verklaard.
2.9 Ook de stelling van de curator dat sprake zou zijn geweest van wilsgebreken wordt door [gedaagde sub 1 c.s.] betwist. Volgens [gedaagde sub 1 c.s.] heeft de curator deze stelling onvoldoende onderbouwd.
3. De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
3.1 De rechtbank zal de door gedaagden betwiste vordering van de curator op de grondslag van de onrechtmatige daad niet behandelen, aangezien zij gronden ziet voor toewijzing van de vordering van curator op de grondslag van artikel 42 Fw. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
3.2 Op grond van artikel 42 Fw kan de curator elke rechtshandeling vernietigen indien deze door de schuldenaar voor de faillietverklaring onverplicht is verricht en waarvan de schuldenaar bij dit verrichten wist of behoorde te weten dat daarvan benadeling van de schuldeisers het gevolg zou zijn. Een rechtshandeling om baat kan wegens benadeling slechts worden vernietigd, indien ook degenen met of jegens wie de schuldenaar de rechtshandeling verrichtte, wisten of behoorden te weten dat daarvan benadeling van de schuldeisers het gevolg zou zijn. Het doel van een vordering uit hoofde van artikel 42 Fw is het herstel van het vermogen dat onrechtmatig is verminderd.
3.3 Onverplichte rechtshandelingen in de zin van artikel 42 Fw zijn alle rechtshandelingen van de schuldenaar die hij verrichtte zonder dat hij daartoe verplicht was op grond van de wet of een eerder gesloten overeenkomst. Anders dan gedaagden stellen, is de verkoop van de goederen door H&V Bouw Oost B.V. of één van haar bestuurders ter voldoening van een al dan niet opeisbare schuld in geld een dergelijke rechtshandeling. De verkoop door de schuldenaar met verrekening van de koopprijs met een opeisbare schuld aan de koper is onverplicht, tenzij er reeds een verplichting bestond om tot verkoop over te gaan
(HR 18 december 1992, NJ 1993, 169). Gesteld noch gebleken is dat een van te voren afgesloten overeenkomst aan de verkrijging van de goederen ten grondslag lag. Ook was er geen sprake van een wettelijke verplichting om de goederen te verkopen.
3.4 Ten aanzien van de vraag of de schuldeisers zijn benadeeld in hun verhaalsmogelijkheden en of dit bekend was of hoorde te zijn bij de schuldenaar en zijn wederpartij, overweegt de rechtbank het volgende. Op 7 september 2010 had [gedaagde sub 1 c.s.] nog een bedrag van € 47.684,12 van H&V Bouw Oost B.V. te vorderen. Op 4 oktober 2010 is namens [gedaagde sub 1 c.s.] een faillissementsverzoek tegen H&V Bouw Oost B.V. ingediend. Op 5 oktober 2010 is de kiepaanhanger verkocht voor een bedrag van € 1.785,-- inclusief BTW en op 11 oktober 2010 zijn de bedrijfsbussen inclusief inhoud meegenomen door [gedaagde sub 1 c.s.] De curator betwist overigens dat is betaald voor de bedrijfsbussen. Een dag later, op 12 oktober 2010 is het faillissement van H&V Bouw Oost B.V. uitgesproken. Op verzoek van de curator is de waarde van de zaken waarvan de curator stelt dat deze zijn verkregen door [gedaagde sub 1 c.s.] getaxeerd. De onderhandse verkoopwaarde van de zaken is getaxeerd op € 29.425,00. De liquidatiewaarde van de zaken is getaxeerd op € 18.115,-. Volgens [gedaagde sub 1 c.s.] heeft één van de bestuurders van H&V Bouw Oost B.V., de heer [X], zelf het aanbod gedaan om de goederen te verkopen en was er een ware uitverkoop gaande. De curator stelt dat de goederen onder druk van de betalingsonmacht bij H&V Bouw Oost B.V. zijn verkocht op voorstel van [gedaagde sub 1 c.s.]. De precieze gang van zaken kan in het midden blijven nu beide partijen hebben verklaard dat de kiepaanhanger en de bedrijfsbussen inclusief inhoud onder druk van betalingsonmacht bij H&V Bouw Oost B.V. zijn verkregen. Ter comparitie heeft [gedaagde sub 1 c.s.] verklaard dat voor het faillissement van H&V Bouw Oost B.V. een grote bedrijfsverkoop is gehouden door de heer [X], waarbij hij zijn hele bedrijfsinventaris heeft aangeboden. Bij het faillissement was er niets meer. Uit deze verklaring blijkt dat gedaagden en H&V Bouw Oost B.V. wisten dat de boedel van H&V Bouw Oost B.V. werd ‘leeggehaald’ voordat het faillissement uitgesproken werd en dat dit benadeling van de schuldeisers tot gevolg zou hebben.
3.5 De omstandigheid dat [gedaagde sub 2] de bedrijfsbussen in privé gekocht zou hebben, leidt niet tot een ander oordeel. Immers, [gedaagde sub 2] is naast de V.O.F. ook in persoon gedagvaard en de curator heeft hoofdelijke veroordeling van de gedaagden verzocht. Zelfs indien vast zou komen te staan dat [gedaagde sub 2] de bedrijfsbussen niet namens [gedaagde sub 1 c.s.] heeft gekocht, maar strikt als privépersoon heeft gehandeld, valt deze rechtshandeling ook onder de in de dagvaarding aan [gedaagde sub 1 c.s.] verweten paulianeuze rechtshandelingen.
3.6 Ook de omstandigheid dat de bedrijfsbussen gekocht zouden zijn van H&V Bouw Oost Holding B.V. en niet van H&V Bouw Oost B.V. leidt niet tot ontzegging van de vordering van de curator. De curator treedt blijkens de dagvaarding mede op namens H&V Bouw Oost Holding B.V. Deze holding is weliswaar enkele maanden later (op 4 januari 2011) failliet verklaard, maar dit doet niets af aan de vaststelling van de rechtbank dat schuldenaar en de koper zich beiden bewust waren van het aanstaande faillissement van de H&V Bouw Oost B.V. en H&V Bouw Oost Holding B.V. Door de raadsman van
[gedaagde sub 1 c.s.] is in zijn verklaring ter comparitie ook geen onderscheid gemaakt tussen beide vennootschappen, waar hij spreekt van het houden van een grote bedrijfsverkoop door [X] voor het faillissement. Daarbij heeft de rechtbank mede in overweging genomen dat de personal holdings van de heren [X] en [Y] door middel van
H&V Bouw Oost Holding B.V. bestuurders zijn van H&V Bouw Oost B.V. Gedaagden mochten uit de gedragingen en verklaringen van de bestuurders van de holding opmaken dat zowel H&V Bouw Oost B.V. als H&V Bouw Oost Holding B.V. in grote financiële problemen verkeerden.
3.7 Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat van de verkrijging van de kiepaanhanger, de bedrijfsbussen en de door [gedaagde sub 1 c.s.] niet betwiste inhoud van de bedrijfsbussen het paulianeuze karakter vaststaat en dat de curator in beginsel gerechtigd was om tot vernietiging van de gewraakte rechtshandelingen over te gaan. Deze vernietiging heeft terugwerkende kracht, zodat het vermogen moet worden hersteld in de toestand ten tijde van de vernietigde rechtshandeling.
3.8 De rechtbank overweegt dat nog in geschil is wat de inhoud was van de bedrijfsbussen ten tijde van de verkrijging door [gedaagde sub 1 c.s.] en of [gedaagde sub 1 c.s.] de goederen als bedoeld onder punt 6 tot en met 16 van productie 10 bij de dagvaarding heeft overgenomen van H&V Bouw Oost B.V en/of H&V Bouw Oost Holding B.V. De curator heeft gesteld dat [gedaagde sub 1 c.s.] de goederen, zoals genoemd in de specificatie aangehecht als productie 10 aan de dagvaarding, heeft meegenomen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde sub 1 c.s.] deze stelling voldoende gemotiveerd betwist, zodat voorshands niet is vast komen te staan dat [gedaagde sub 1 c.s.] de door de curator gestelde inhoud van de bedrijfsbussen en de overige goederen genummerd 6 tot en met 16 heeft verkregen. Aangezien de curator de vernietiging heeft ingeroepen van door hem gestelde en door gedaagden gemotiveerd betwiste rechtshandelingen en de curator zich daarmee op een rechtsgevolg beroept, zal de curator worden toegelaten bewijs te leveren van zijn stellingen.
3.9 Conform zijn bewijsaanbod zal de curator in de gelegenheid worden gesteld om te bewijzen dat:
a) in aanvulling op de door [gedaagde sub 1 c.s.] erkende inhoud van de bedrijfsbussen ook de (overige) goederen die de curator heeft opgesomd onder de punten 3 en 5 van productie 10 bij de dagvaarding in de bedrijfsbussen aanwezig waren ten tijde van de verkrijging van de bedrijfsbussen door gedaagden en;
b) [gedaagde sub 1 c.s.] de goederen die de curator heeft opgesomd onder de punten 6 tot en met 16 van productie 10 bij de dagvaarding heeft verkregen dan wel heeft meegenomen van H&V Bouw Oost B.V. en/of H&V Bouw Oost Holding B.V.;
3.10 De rechtbank overweegt voorts dat tevens nog in geschil is of [gedaagde sub 1 c.s.] (daaronder begrepen [gedaagde sub 2] in privé) heeft betaald voor de twee bedrijfsbussen inclusief de inhoud daarvan. [Gedaagde sub 1 c.s.] heeft gesteld dat [gedaagde sub 2] op 11 oktober 2010 twee Mercedes bedrijfsbussen respectievelijk met kenteken
VL-ND-11 en met kenteken 33-VZ-DS heeft gekocht van H&V Bouw Oost Holding B.V. Volgens [gedaagde sub 1 c.s.] heeft [gedaagde sub 2] een bedrag van € 3.000,00 contant betaald aan de heer [X] op het zaaksadres aan de [adres]. Na deze betaling heeft [X] de sleutels van de bedrijfsbussen en het overschrijvingsbewijs uit de kluis gehaald en overhandigd aan [gedaagde sub 2]. De curator heeft betwist dat [gedaagde sub 2] de bedrijfsbussen heeft gekocht en betaald, nu de bestuurders van de gefailleerde bedrijven dit niet hebben bevestigd. Voorts heeft de curator gesteld dat [gedaagde sub 2] ook geen vordering had op H&V Bouw Oost B.V. dan wel H&V Bouw Oost Holding B.V. Nu de stelling van [gedaagde sub 1 c.s.], dat betaald is voor de bedrijfsbussen, gemotiveerd is betwist door de curator, zal [gedaagde sub 1 c.s.] worden toegelaten bewijs te leveren van haar stelling.
3.11 Conform haar bewijsaanbod zal [gedaagde sub 1 c.s.] in de gelegenheid worden gesteld om te bewijzen dat [gedaagde sub 1 c.s.] ter voldoening van de koopprijs voor de twee Mercedes bedrijfsbussen respectievelijk met kenteken [AA-BB-AA] en met kenteken [XX-YY-XX], inclusief de inhoud van deze bedrijfsbussen een bedrag van € 3.000,00 heeft betaald aan H&V Bouw Oost B.V., dan wel H&V Bouw Oost Holding B.V.
4. De beslissing
De rechtbank:
I. stelt de curator in de gelegenheid om te bewijzen dat:
a) in aanvulling op de door [gedaagde sub 1 c.s.] erkende inhoud van de bedrijfsbussen ook de (overige) goederen die de curator heeft opgesomd onder de punten 3 en 5 van productie 10 van de dagvaarding in de bedrijfsbussen aanwezig waren ten tijde van de verkrijging van de bedrijfsbussen door gedaagden en;
b) [gedaagde sub 1 c.s.] de goederen die de curator heeft opgesomd onder de punten 6 tot en met 16 van productie 10 van de dagvaarding heeft verkregen danwel heeft meegenomen van H&V Bouw Oost B.V. en/of H&V Bouw Oost Holding B.V.;
II. stelt [gedaagde sub 1 c.s.] in de gelegenheid om te bewijzen dat [gedaagde sub 1 c.s.] ter voldoening van de koopprijs voor de twee Mercedes bedrijfsbussen respectievelijk met kenteken [AA-BB-AA] en met kenteken [XX-YY-XX], inclusief de inhoud van deze bedrijfsbussen een bedrag van € 3.000,00 heeft betaald aan H&V Bouw Oost B.V., dan wel H&V Bouw Oost Holding B.V.;
III. bepaalt dat indien één van de partijen bewijs wenst te leveren door getuigen, deze zullen worden gehoord in het gerechtsgebouw te Almelo door mr. M.M. Lorist;
IV. verwijst de zaak naar de civiele rol van deze rechtbank van woensdag 30 november 2011 voor dagbepaling enquête en draagt de curator op om ervoor zorg te dragen dat uiterlijk de vrijdag voordien schriftelijk bericht ter griffie is ontvangen betreffende de verhinderdata van beide partijen en het aantal te horen getuigen betreffende de bewijsopdracht als omschreven onder I van dit dictum, en draagt [gedaagde sub 1 c.s.], op om ervoor zorg te dragen dat uiterlijk de vrijdag voordien schriftelijk bericht ter griffie is ontvangen betreffende de verhinderdata van beide partijen en het aantal te horen getuigen betreffende de bewijsopdracht als omschreven onder II van dit dictum;
V. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. M.M. Lorist en op 16 november 2011 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.