ECLI:NL:RBALM:2011:BT7281

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
3 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
123309 KG ZA 11-192
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een geldvordering in kort geding en de vereisten voor spoedeisend belang

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.G. Geerdink, een geldvordering ingesteld tegen gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. H. Holland, in het kader van een kort geding. Eiseres vordert een bedrag van € 35.466,35, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten en rente, op basis van een overeenkomst voor de levering van kunststoframen en kozijnen. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat er geen spoedeisend belang is, en dat er een groot restitutierisico is indien de vordering wordt toegewezen. Gedaagde erkent wel een overeenkomst tot een waarde van € 95.000,00, maar stelt dat dit bedrag al is voldaan en dat eiseres tekort is geschoten in de uitvoering van het werk.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat voor de toewijzing van een geldvordering in kort geding vereist is dat het bestaan van de vordering voldoende aannemelijk is, dat er sprake is van onverwijlde spoed, en dat het restitutierisico in overweging is genomen. De rechtbank oordeelt dat het verweer van gedaagde voldoende gewicht heeft om te concluderen dat er nadere instructie nodig is, wat in een kort geding niet mogelijk is. Hierdoor is de vordering van eiseres afgewezen. Tevens is eiseres veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op € 1.744,-- aan verschotten en € 527,-- aan salaris advocaat.

Het vonnis is uitgesproken op 3 oktober 2011 door mr. M.M. Lorist, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
Zaaknummer/rolnummer: 123309 KG ZA 11-192
Vonnis in kort geding van 3 oktober 2011
inzake:
[eiseres],
gevestigd te [plaats],
eiseres,
verder te noemen: [eiseres],
advocaat mr. D.G. Geerdink te Oldenzaal,
tegen
[gedaagde].,
gevestigd te [plaats],
gedaagde,
verder te noemen: [gedaagde],
advocaat mr. H. Holland te Enschede.
1. Procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
" de dagvaarding met producties;
" de door [gedaagde] ingediende producties;
" de mondelinge behandeling, alwaar zijn verschenen namens [eiseres], [X], bijgestaan door mr. Geerdink en namens [gedaagde], [Y], bijgestaan door mr. Holland;
" de pleitnota van [eiseres];
" de pleitnota van [gedaagde];
" de aantekeningen van de griffier.
1.2 Het vonnis wordt heden bij vervroeging uitgesproken.
2. Geschil
2.1 [eiseres] vordert [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag groot € 35.466,35, te vermeerderen met een bedrag van € 1.190,00 aan buitengerechtelijke kosten, met rente en kosten rechtens. [eiseres] voert daartoe aan dat zij in opdracht en voor rekening van [gedaagde] in de periode van maart 2011 tot en met augustus 2011 kunststoframen en kozijnen heeft geleverd voor een totaalbedrag van € 132.466,35. [gedaagde] heeft ondanks aanmaning een gedeelte groot € 35.466,35 onbetaald gelaten.
2.2 [gedaagde] betwist de vordering van [eiseres] en concludeert tot niet-ontvankelijk verklaring van [eiseres] in haar vordering, althans deze vordering af te wijzen, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure.
Voor alle weren stelt [gedaagde] dat de vordering van [eiseres] een spoedeisend belang ontbeert. Daarnaast acht [gedaagde] een zeer groot restitutierisico aanwezig indien de vordering aan [eiseres] wordt toegewezen.
[gedaagde] erkent het bestaan van een overeenkomst met [eiseres] met betrekking tot kunststoframen en kozijnen voor het werk [M] in Duitsland, doch slechts tot een waarde van € 95.000,00. Dit bedrag is voldaan.
[gedaagde] stelt dat [eiseres] in de uitvoering van genoemd werk [M] tekort is geschoten, omdat het door haar geleverde glas niet voldeed aan de geluidseisen. De toezichthouder van haar opdrachtgever heeft het glas afgekeurd. Op de begane grond en de eerste verdieping moest reeds geplaatst glas vervangen worden. Voor de tweede verdieping moest ander glas besteld worden. [eiseres] diende de gemaakte fouten op haar eigen kosten te herstellen.
3. Beoordeling
3.1 Voor de toewijzing van een geldvordering in kort geding is in de regel vereist dat:
a. het bestaan van die vordering voldoende aannemelijk is;
b. er sprake is van feiten of omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening wordt getroffen;
c. bij afweging van de belangen van partijen het restitutierisico onder ogen is gezien.
Anders gezegd: indien in dit kort geding met grote mate van waarschijnlijkheid kan worden aangenomen dat [gedaagde] het gevorderde geldbedrag aan [eiseres] schuldig is en indien de kans dat [eiseres] door de uitslag van een eventuele bodemprocedure genoopt zal worden dit bedrag terug te betalen, hoogst onwaarschijnlijk wordt geacht, staat in beginsel niets toewijzing van een vordering in kort geding in de weg.
3.2 De onderhavige vordering dient op grond van het sub a gestelde vereiste reeds te stranden. [gedaagde] betwist uitdrukkelijk dat zij op grond van een met [eiseres] gesloten overeenkomst met betrekking tot het werk [M], naast het reeds door haar betaalde bedrag van € 95.000.00, nog een bedrag van ruim € 35.000,00 aan [eiseres] verschuldigd is. Het gemotiveerde verweer van [gedaagde] brengt met zich mee dat voor een beslissing op de onderhavige vordering nadere instructie noodzakelijk is, waarvoor in dit kort geding geen plaats is. Dit klemt temeer nu door [eiseres] een door [gedaagde] aanvaarde offerte voor een bedrag van € 95.000,-- in het geding is gebracht. Bij afwezigheid van bedoelde nadere instructie is te moeilijk te taxeren wat de waarschijnlijke uitkomst zal zijn in een bodemprocedure. Een en ander betekent dat de vordering vooralsnog zal worden afgewezen.
3.3. De aan de zijde van [eiseres] gemaakte buitengerechtelijke kosten die zijn gemaakt om voornoemde, vooralsnog niet toewijsbare, vordering buitengerechtelijk te innen, dienen eveneens te worden afgewezen.
3.4. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure worden veroordeeld.
4. Rechtdoende
4.1 Wijst de vordering af.
4.2 Veroordeelt [eiseres] in de kosten van dit geding tot op heden aan de zijde van
[gedaagde] gevallen en begroot op € 1.744,-- aan verschotten en € 527,-- aan salaris advocaat.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. M.M. Lorist, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 3 oktober 2011 in aanwezigheid van de griffier.