ECLI:NL:RBALM:2011:BQ0549

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
31 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
: 367983 EJ VERZ 11-1601
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ontbinding arbeidsovereenkomst wegens onvoldoende onderbouwing reorganisatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 31 maart 2011 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Benchmark Electronics B.V. en [verweerder]. Benchmark, de werkgever, had verzocht om de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden per 1 april 2011, onder verwijzing naar een reorganisatie als gevolg van het wegvallen van een aantal klanten. De werkgever stelde dat deze reorganisatie leidde tot een noodzakelijke vermindering van de personele bezetting op de afdeling Warehouse, waar [verweerder] werkzaam was als Incoming Goods Inspector.

De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat Benchmark niet voldoende heeft onderbouwd waarom de functie van [verweerder] moest komen te vervallen. De rechtbank merkte op dat er geen inzicht was gegeven in de noodzaak van de personeelsinkrimping en dat de werkgever niet had aangetoond dat de functie van [verweerder] niet uitwisselbaar was met andere functies binnen de organisatie. Bovendien was er geen bewijs geleverd dat de reorganisatie daadwerkelijk zou leiden tot een vermindering van werkzaamheden op de afdeling Warehouse.

De rechter heeft geconcludeerd dat, gezien het langdurige dienstverband van [verweerder] en zijn brede ervaring, het onduidelijk was waarom hij niet in een andere passende functie binnen het bedrijf kon worden ingezet. De rechtbank heeft het verzoek van Benchmark tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen en de werkgever veroordeeld in de kosten van de procedure. De beschikking is gegeven door mr. E.W. de Groot, kantonrechter te Enschede.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector Kanton
Locatie Enschede
Zaaknummer : 367983 EJ VERZ 11-1601
Beschikking van de kantonrechter d.d. 31 maart 2011 in de zaak van:
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Benchmark Electronics B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Almelo,
verzoekster,
hierna te noemen Benchmark,
gemachtigde: mr. Ph. C. Kleyn van Willigen, advocaat te Almelo,
tegen
[verweerder],
wonende te [plaats],
verweerder,
hierna te noemen: [verweerder],
gemachtigde: mr. C.J.M. Fens, werkzaam bij FNV Bondgenoten te Deventer.
1. de procedure
1.1 Benchmark heeft middels een verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 4 maart 2011 verzocht de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden vóór 1 april 2011.
1.2 Namens [verweerder] is een verweerschrift ingediend, ingekomen ter griffie op 22 maart 2011.
1.3 Benchmark heeft bij brief van 23 maart 2011 nog een aantal producties in het geding gebracht.
1.4 Het verzoek is behandeld ter zitting van 24 maart 2011, waar Benchmark zich heeft laten vertegenwoordigen door de heren [X] en [Y], bijgestaan door mr. Kleyn van Willigen, en [verweerder] is verschenen, bijgestaan door mr. Fens.
2. feiten
De navolgende feiten, die enerzijds zijn gesteld en anderzijds niet, dan onvoldoende gemotiveerd zijn weersproken, worden als vaststaand aangenomen.
2.1 [verweerder], geboren op […] 1956, is op 19 februari 1979 in dienst getreden van de rechtsvoorganger van Benchmark. De functie die [verweerder] laatstelijk heeft vervuld is die van Incoming Goods Inspector (IG) op de afdeling Warehouse (het magazijn).
Het salaris van [verweerder] bedraagt laatstelijk € 2.148,50 bruto per maand, te vermeerderen met vakantiegeld en een 13e maand.
2.2 Het bedrijf van Benchmark maakt deel uit van een wereldwijde onderneming waarvan het hoofdkantoor is gevestigd in de USA. Benchmark bedient onder meer hightech bedrijven in de industrie, luchtvaart en defensie. De kerncompetentie van Benchmark zit in het leveren van toegevoegde waarde in de keten van complexe en innovatieve projecten van conceptfase, via ontwikkeling en productie tot distributie.
2.3 In verband met het wegvallen van een vijftal klanten van Benchmark, te weten [F] en de klanten A t/m D, (door Benchmark zo aangeduid omdat het Benchmark contractueel verboden is hun namen bekend te maken), wenst Benchmark een reorganisatie door te voeren omdat er sprake zal zijn van een sterke productievermindering per 1 april 2011. In verband daarmee heeft Benchmark een reorganisatieplan, gedateerd 29 september 2010, opgesteld en advies gevraagd aan de ondernemingsraad. De ondernemingsraad heeft advies uitgebracht op 7 december 2010. Op 10 december 2010 heeft het bestuur van Benchmark, naar aanleiding van het door de ondernemingsraad gegeven advies, een besluit genomen. De ondernemingsraad heeft op dit uitvoeringsbesluit op 13 december 2010 schriftelijk gereageerd.
2.4 Benchmark heeft met een drietal vakbonden een Sociaal Plan opgesteld en getekend op 8 december 2010.
2.5 Benchmark heeft [verweerder] bij brief van 16 december 2010 op de hoogte gesteld van de reorganisatie en daarmee het vervallen van zijn arbeidsplaats per 1 april 2011. Bij brief van 21 januari 2011 heeft Benchmark [verweerder] een concept beëindigingsovereenkomst, gebaseerd op het van toepassing zijnde Sociaal Plan toegestuurd. [verweerder] heeft met deze beëindigingsovereenkomst niet ingestemd.
3. het geschil
3.1 het verzoek
3.1.1 Benchmark verzoekt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van gewichtige redenen per 1 april 2011, in welk geval Benchmark bereid is om aan [verweerder] een eenmalige vergoeding van € 79.979,20 bruto te betalen.
3.1.2 Benchmark heeft aan haar verzoek, kort en zakelijk weergegeven, het navolgende ten grondslag gelegd. In verband met de te verwachten productievermindering per 1 april 2011, als gevolg van het wegvallen van een vijftal grote klanten, dient een reorganisatie te worden doorgevoerd, zoals aangekondigd in het reorganisatieplan, met welk plan de ondernemingsraad heeft ingestemd. Als gevolg van de sterke productievermindering en navenante omzetdaling, onderbouwd door middel van stukken overgelegd bij verzoekschrift, komt de arbeidsplaats van [verweerder] per 1 april 2011 te vervallen. Zijn functie is, anders dan [verweerder] heeft gesteld, niet uitwisselbaar met die van de Outgoing Good Inspectors op de afdeling Warehouse.
3.1.3 Benchmark is bereid, conform het Sociaal Plan, een ontbindingsvergoeding toe te kennen. Benchmark meent dat bij de ontbinding geen rekening moet worden gehouden met de fictieve opzegtermijn omdat [verweerder] dan bevoorrecht zou worden ten opzichte van andere werknemers die wel met de beëindigingsovereenkomst hebben ingestemd.
3.2 het verweer
3.2.1 [verweerder] heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek met veroordeling van Benchmark in de kosten van de procedure. Uiterst subsidiair, voor het geval de ontbinding wel wordt uitgesproken, verzoekt [verweerder] de ontbinding niet eerder uit te spreken dan met ingang van 1 augustus 2011 en daarbij een vergoeding toe te kennen ten laste van Benchmark ter hoogte van € 77.479,85 bruto. Voor het geval de ontbinding tegen een eerdere datum wordt uitgesproken zal [verweerder] aanspraak maken op de compensatie op grond van artikel 2.1 van het Sociaal Plan.
3.2.2 [verweerder] heeft aan zijn verweer, kort en zakelijk weergegeven, het navolgende ten grondslag gelegd. Benchmark heeft op geen enkele wijze onderbouwd welke plaats de functie van [verweerder] in de organisatie inneemt. Er is geen organogram waarop de afdeling Warehouse staat vermeld, overgelegd. Evenmin is overgelegd een lijst met medewerkers die dezelfde functie als [verweerder] hebben, waardoor niet controleerbaar is of het afspiegelingsbeginsel correct is toegepast. Evenmin is duidelijk of en in hoeverre het wegvallen van de vijf genoemde klanten daadwerkelijk leidt tot een vermindering van de hoeveelheid werkzaamheden op de afdeling Warehouse, zodat überhaupt niet toetsbaar is of het werknemersbestand op de afdeling Warehouse met 50 procent dient af te nemen, zoals door Benchmark is beoogd.
3.2.3 Voor zover [verweerder] wel voor ontslag in aanmerking komt omdat zijn functie komt te vervallen, dient Benchmark [verweerder] een andere functie binnen haar bedrijf aan te bieden. [verweerder] die vanaf 1979 jaar bij (de rechtsvoorganger van) Benchmark werkzaam is en verschillende functies, zowel in de productie als in het magazijn (Warehouse), heeft verricht, is in vele functies inzetbaar. Nu er nog steeds op meerdere functies gebruik wordt gemaakt van uitzendkrachten en die functies voor [verweerder] passend zijn, dient Benchmark [verweerder] in geval van het wegvallen van zijn huidige functie, een andere passende functie aan te bieden. Benchmark heeft geen enkel inzicht gegeven in de inzet van uitzendkrachten.
3.2.4 Uiterst subsidiair is [verweerder] van mening dat Benchmark op grond van het bepaalde in artikel 2.1 van het Sociaal Plan gehouden is ontbinding te verzoeken met inachtneming van de fictieve opzegtermijn, dan wel indien eerder wordt ontbonden een vergoeding aan [verweerder] te betalen ter grootte van het bruto salaris, inclusief vakantietoeslag en andere emolumenten zoals beschreven in artikel 6.1 van het Sociaal Plan over de periode gelegen tussen de ontbindingsdatum en de beëindigingsdatum die van toepassing zou zijn geweest bij inachtneming van de fictieve opzegtermijn.
4. de beoordeling
4.1 Gesteld noch gebleken is dat aan het verzoek een omstandigheid ten grondslag ligt ter zake waarvan in de wet een opzegverbod is opgenomen.
4.2 Wat er ook zij van de eventuele noodzaak om over te gaan tot een reorganisatie en bijbehorende personeelsinkrimping, Benchmark heeft niet dan wel onvoldoende onderbouwd gesteld waarom de personele bezetting op de afdeling Warehouse, meer in het bijzonder binnen de functiegroep Incoming Good Inspectors, moet worden verminderd.
4.3 Desgevraagd is namens Benchmark ter zitting uitgelegd dat de klanten [F] en A t/m D voor Benchmark feitelijk geen (qua omvang of intensiteit relevante) werkzaamheden met zich brengen op de afdeling Warehouse. Desgevraagd kon Benchmark niet duidelijk maken waarom desalniettemin op de afdeling Warehouse een personeelsinkrimping moet worden doorgevoerd. De gegeven verklaring dat de omzetdaling ‘over all’ tot een personeelsinkrimping op meerdere plaatsen in de organisatie dient te leiden, is daartoe niet een voldoende onderbouwing. Het verzoek dient derhalve reeds om die reden te worden afgewezen. Ten overvloede overweegt de kantonrechter nog dat op geen enkele wijze inzichtelijk is gemaakt waarom, indien de functie van [verweerder] al zou komen te vervallen, hij, gelet op zijn langdurige dienstverband en brede ervaring in meerdere functies binnen het bedrijf, hetgeen door Benchmark niet is bestreden, niet elders in de organisatie in een passende functie, welke thans door uitzendkrachten wordt vervuld, ingezet kan worden. Gezien het grote aantal uitzendkrachten dat nog bij Benchmark in diverse functies werkzaam is, valt niet te begrijpen waarom [verweerder] niet op een dergelijke functie ingezet zou kunnen worden.
Nu het verzoek wordt afgewezen zal Benchmark, als zijnde de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
5. de beschikking
Wijst het verzoek af.
Veroordeelt Benchmark in de kosten van de procedure aan de zijde van [verweerder] begroot op
€ 400,00 terzake van salaris gemachtigde.
Aldus gegeven door mr. E.W. de Groot, kantonrechter te Enschede, op 31 maart 2011 in aanwezigheid van de griffier.