ECLI:NL:RBALM:2010:BM9571

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
25 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-710393-09
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling van politieambtenaren tijdens achtervolging

In deze zaak heeft de rechtbank Almelo op 25 juni 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot zware mishandeling van politieambtenaren. De verdachte negeerde een stopteken van de politie en probeerde te ontsnappen, waarbij hij op gevaarlijke wijze met zijn voertuig reed. Op 16 mei 2009, tijdens een achtervolging, heeft de verdachte met hoge snelheid en roekeloos rijgedrag geprobeerd om politieambtenaren zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk en met voorwaardelijk opzet handelde, waarbij hij de aanmerkelijke kans op letsel voor de politieambtenaren heeft aanvaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, een taakstraf van 180 uren en ontzegging van de rijbevoegdheid voor drie jaar. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen, waaronder de regiopolitie Twente en de betrokken politieambtenaren. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen volledig toegewezen, gezien de directe schade die door de verdachte is veroorzaakt. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector strafrecht
parketnummer: 08/710393-09
datum vonnis: 25 juni 2010
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte]
geboren op [geb.datum ]1983 in [geb.plaats]
wonende aan [adres] en [woonplaats]
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 juni 2010. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.H.J.M. Damen en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. R.B.J.G. Baggen, advocaat te Arnhem, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:
heeft geprobeerd om aan de politieambtenaren [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel dat hij [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] heeft bedreigd;
Feit 2:
heeft geprobeerd om aan de politieambtenaren [slachtoffer3] en/of [slachtoffer4] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel dat hij [slachtoffer3] en/of [slachtoffer4] heeft bedreigd;
Feit 3:
heeft geprobeerd om aan de politieambtenaren [slachtoffer5] en/of [slachtoffer6] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel dat hij [slachtoffer5] en/of [slachtoffer6] heeft bedreigd;
Feit 4:
na het veroorzaken van een verkeersongeval is doorgereden;
Feit 5:
als bestuurder van een motorrijtuig een ambtelijk bevel niet heeft opgevolgd;
Feit 6:
als bestuurder met een motorrijtuig heeft gereden zonder in het bezit te zijn van een rijbewijs.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 16 mei 2009, in de gemeente Almelo en/of in de gemeente Borne en/althans (elders) in Nederland, (rijdende op de A35 en gaande in de richting van Borne naar Almelo), ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan (een) perso(o)n(en), te weten [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2], zijnde politieambtena(a)r(en), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet als bestuurder van een auto meermalen, althans eenmaal, rijdende (over de vluchtstrook van die A35 richting Almelo) met een snelheid die werd teruggebracht van 140 km/uur tot 40 km/h, althans met een hoge snelheid, die door hem, verdachte, bestuurde auto (zeer) abrupt of scherp naar links heeft gestuurd, althans met die auto (zeer) abrupt of scherp naar links is gegaan, althans zodanig heeft gemanoeuvreerd en/of geremd dat die door hem, verdachte, bestuurde auto (zeer) abrupt of scherp naar links is gegaan, (juist) op het moment dat de auto waarin die [slachtoffer1] en/of die [slachtoffer2]was/waren gezeten/zich bevond(en) (en reden over de rechter rijstrook van het uit twee rijbanen bestaande gedeelte van die A35 eveneens gaande in de richting Almelo) zich (zeer) dicht links naast die door hem, verdachte, bestuurde auto bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 16 mei 2009, in de gemeente Almelo en/of in de gemeente Borne en/althans (elders) in Nederland, (rijdende op de A35 en gaande in de richting van Borne naar Almelo), (een) perso(o)n(en), te weten [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2], zijnde politieambtena(a)r(en), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft hij, verdachte als bestuurder van een auto opzettelijk dreigend meermalen, althans eenmaal, rijdende (over de vluchtstrook van die A35 richting Almelo) met een snelheid die werd teruggebracht van 140 km/uur tot 40 km/h, althans met een hoge snelheid, die door hem, verdachte, bestuurde auto (zeer) abrupt of scherp naar links gestuurd, althans met die auto (zeer) abrupt of scherp naar links is gegaan, althans zodanig heeft gemanoeuvreerd en/of geremd dat die door hem, verdachte, bestuurde auto (zeer) abrupt of scherp naar links is gegaan, (juist) op het moment dat de auto waarin die [slachtoffer1] en/of die [slachtoffer2] was/waren gezeten/zich bevond(en) (en reden over de rechter rijstrook van het uit twee rijbanen bestaande gedeelte van die A35 eveneens gaande in de richting Almelo) zich (zeer) dicht links naast die door hem, verdachte, bestuurde auto bevond;
2.
hij op of omstreeks 16 mei 2009, in de gemeente Almelo en/of in de gemeente Borne en/althans (elders) in Nederland, (rijdende over de A1 en gaande in de richting van Borne naar Amsterdam), ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan (een) perso(o)n(en), te weten [slachtoffer3] en/of [slachtoffer4], zijnde politieambtena(a)r(en), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet als bestuurder van een auto meermalen, althans eenmaal, rijdende (over de rechter rijstrook van het uit twee rijbanen bestaande gedeelte van die A1 richting Amsterdam) met een snelheid van ongeveer 130, althans ongeveer 100, km/uur, althans met een zeer hoge snelheid, die door hem, verdachte, bestuurde auto (zeer) abrupt of scherp naar links en/of naar rechts heeft gestuurd, althans met die auto (zeer) abrupt of scherp naar links en/of naar rechts is gegaan, althans zodanig heeft gemanoeuvreerd en/of geremd dat die door hem, verdachte, bestuurde auto (zeer) abrupt of scherp naar links en/of naar rechts is gegaan, (juist) op het moment dat de auto waarin die [slachtoffer3] en/of die [slachtoffer4] was/waren gezeten/zich bevond(en) (en reden over de linker rijstrook van die A1 en eveneens gaande richting Amsterdam) zich (zeer) dicht links en/of rechts naast die door hem, verdachte, bestuurde auto bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 16 mei 2009, in de gemeente Almelo en/of in de gemeente Borne en/althans (elders) in Nederland, (rijdende over de A1 en gaande in de richting van Borne naar Amsterdam), (een) perso(o)n(en), te weten [slachtoffer3] en/of [slachtoffer4], zijnde politieambtena(a)r(en), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft hij, verdachte als bestuurder van een auto opzettelijk dreigend meermalen, althans eenmaal, rijdende (over de rechter rijstrook van het uit twee rijbanen bestaande gedeelte van die A1 richting Amsterdam) met een snelheid van ongeveer 130, althans ongeveer 100, km/uur, althans met een zeer hoge snelheid, die door hem, verdachte, bestuurde auto (zeer) abrupt of scherp naar links en/of naar rechts gestuurd, althans met die auto (zeer) abrupt of scherp naar links en/of naar rechts is gegaan, althans zodanig heeft gemanoeuvreerd en/of geremd dat die door hem, verdachte, bestuurde auto (zeer) abrupt of scherp naar links en/of naar rechts is gegaan, (juist) op het moment dat de auto waarin die [slachtoffer3] en/of die [slachtoffer4] was/waren gezeten/zich bevond(en) (en reden over de linker rijstrook van die A1 en eveneens gaande richting Amsterdam) zich (zeer) dicht links en/of rechts naast die door hem, verdachte, bestuurde auto bevond;
3.
hij op of omstreeks 16 mei 2009, in de gemeente Almelo en/of in de gemeente Borne en/althans (elders) in Nederland (rijdende over de vluchtstrook van de A1/A35 tegen het verkeer in en gaande in de richting van Borne/Hengelo naar Almelo), ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan (een) perso(o)n(en), te weten [slachtoffer5] en/of [slachtoffer6], zijnde politieambtena(a)r(en), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet als bestuurder van een auto met die auto (rijdende over de vluchtstrook van die A1/A35 richting Almelo tegen het verkeer in) met (zeer/aanmerkelijk) hoge snelheid is toegereden op de auto waarin die [slachtoffer5] en/of die [slachtoffer6] was/waren gezeten/zich bevond(en) (en reden op eveneens die vluchtstrook van de A1/A35 doch gaande in de richting van Almelo en Borne/Hengelo) en/of rijdende met (zeer/aanmerkelijk) hoge snelheid in de richting van die auto waarin die [slachtoffer5] en/of die [slachtoffer6] was/waren gezeten/zich bevonden, met die door hem, verdachte, bestuurde auto scherp naar rechts heeft gestuurd, op het moment dat de auto waarin die [slachtoffer5] en/of die [slachtoffer6] was/waren gezeten/zich bevond(en), zich 30 meter, althans (zeer) dicht voor die door hem, verdachte, bestuurde, auto bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 3 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 16 mei 2009, in de gemeente Almelo en/of in de gemeente Borne en/althans (elders) in Nederland (rijdende over de vluchtstrook van de A1/A35 tegen het verkeer in en gaande in de richting van Borne/Hengelo naar Almelo), (een) perso(o)n(en), te weten [slachtoffer5] en/of [slachtoffer6], zijnde politieambtena(a)r(en), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is hij, verdachte als bestuurder van een auto opzettelijk dreigend met die auto (rijdende over de vluchtstrook van die A1/A35 richting Almelo tegen het verkeer in) met (zeer/aanmerkelijk) hoge snelheid toegereden op de auto waarin die [slachtoffer5] en/of die [slachtoffer6] was/waren gezeten/zich bevond(en) (en reden op eveneens die vluchtstrook van de A1/A35 doch gaande in de richting van Almelo en Borne/Hengelo) en/of rijdende met (zeer/aanmerkelijk) hoge snelheid in de richting van die auto waarin die [slachtoffer5] en/of die [slachtoffer6] was/waren gezeten/zich bevonden, met die door hem, verdachte, bestuurde auto scherp naar rechts gestuurd, op het moment dat de auto waarin die [slachtoffer5] en/of die [slachtoffer6] was/waren gezeten/zich bevond(en), zich 30 meter, althans (zeer) dicht voor die door hem, verdachte, bestuurde, auto bevond;
4.
hij op of omstreeks 16 mei 2009, in de gemeente Almelo en/of in de gemeente Borne en/of in de gemeente Lochem en/althans (elders) in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een of meer verkeersongeval(len) of door wiens gedraging een of meer verkeersongeval(len) was/waren veroorzaakt op de A35 en/of de A1 en/of de Barchemseweg, de plaats(en) van het ongeval en/of de ongevallen heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval/die ongevallen naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan (een) ander(en) (te weten [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] en/of [slachtoffer7] en/of [slachtoffer8] en/of Politie Twente) letsel en/of schade was toegebracht;
5.
hij op of omstreeks 16 mei 2009, in de gemeente Almelo en/of in de gemeente Hengelo en/althans (elders) in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig (een Renault Twingo met het kenteken [nummer]), daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, op de Kristenbosweg te Hengelo en/of de A35 in de richting van Hengelo naar Almelo, opzettelijk - toen één of meer zich in een politievoertuig bevindende politie-ambtena(a)r(en) (te weten [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2]), zijnde (een) opsporingsambtena(a)r(en) in de zin van artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, ter controle op de naleving van de bij of krachtens de Wegenverkeerswet gegeven voorschriften van verdachte vorderde(n) of verdachte had(den) bevolen het door verdachte, bestuurde motorrijtuig te doen stilhouden, welke vordering of welk bevel door die politie-ambtena(a)r(en), belast met en bevoegd verklaard tot het opsporen van strafbare feiten, werd gedaan door middel van een aan dit politievoertuig aangebrachte transparant, waarin de woorden "stop" of "stop politie" in rode letters tegen donkere achtergrond verlicht werden, - niet heeft voldaan aan genoemde vordering of genoemd bevel gedaan door genoemde ambtena(a)r(en);
6.
hij op of omstreeks 16 mei 2009, in de gemeente Almelo en/of in de gemeente Hengelo en/of in de gemeente Borne en/of in de gemeente Lochem en/of in de gemeente Wierden en/of in de gemeente Rijssen-Holten en/of (elders) in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig (een Renault Twingo met het kenteken [nummer]) heeft gereden op de weg, A35 en/of A1 en/of in de gemeente Almelo en/of in de gemeente Hengelo en/of in de gemeente Borne en/of in de gemeente Lochem en/of in de gemeente Wierden en/of in de gemeente Rijssen-Holten, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 en 5 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van het voorarrest en tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een ontzegging van zijn rijbevoegdheid voor 5 jaren, te weten voor elk van het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde een ontzegging van de rijbevoegdheid voor anderhalf jaar en voor het onder 4 tenlastegelegde voor een half jaar. Voor het onder 6 tenlastegelegde heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis. Verder heeft de officier van justitie gevorderd dat de vorderingen van de benadeelde partijen, te weten [slachtoffer1], [slachtoffer2], [slachtoffer3] en de regiopolitie Twente, worden toegewezen en dat de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
5.1 De vaststaande feiten
De onderstaande feiten volgen rechtstreeks uit de bewijsmiddelen en hebben bij de behandeling van de zaak niet ter discussie gestaan. Het vaststellen van deze feiten behoeft daarom geen andere motivering door de rechtbank dan een verwijzing naar de betreffende bewijsmiddelen.
Feit 1 en 2:
Verdachte heeft op 16 mei 2009 met een motorvoertuig op de snelweg A35 in Nederland gereden.
5.2 Het onder 1 en 2 tenlastegelegde
5.2.1 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. De officier van justitie stelt dat verdachte welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aan de politieambtenaren [slachtoffer1] en [slachtoffer2] respectievelijk [slachtoffer3] en [slachtoffer4] zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht.
De verdediging stelt dat het opzet van verdachte niet kan worden bewezen, nu er ook geen sprake is van voorwaardelijk opzet. Er is geen aanmerkelijke kans aanwezig geweest dat de politieambtenaren zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht, nu er geen feiten en omstandigheden aanwezig zijn op basis waarvan dit geconcludeerd zou kunnen worden. Zo blijkt bijvoorbeeld niet dat er op de betreffende momenten ander verkeer op de weg was.
5.2.2 De bewijsoverwegingen van de rechtbank voor het onder 1 tenlastegelegde
De politieambtenaren [slachtoffer1] en [slachtoffer2] verklaren dat zij op 16 mei 2009 in Nederland verdachte met hun auto ter aanhouding hebben achtervolgd. Verdachte is in zijn auto op een gegeven moment rechtsaf de A35 opgegaan richting Almelo vanuit Borne en zij hebben toen met hun dienstvoertuig met 140 kilometer per uur achter verdachte aan gereden. [slachtoffer1] en [slachtoffer2] verklaren dat een andere dienstauto op de A35 verdachte heeft gepasseerd en vóór verdachte is gaan rijden om zo de snelheid van verdachte eruit te halen, dan wel verdachte te blokkeren. [slachtoffer1] en [slachtoffer2] verklaren dat ze op een gegeven moment links naast het voertuig van verdachte op de vluchtstrook van de afslag richting de A1, op ongeveer twee meter afstand, zijn gaan rijden en dat ze toen 40 kilometer per uur reden. Aangever [slachtoffer1] verklaart dat verdachte op dat moment plotseling kennelijk opzettelijk een scherpe stuurbeweging naar links maakte, vermoedelijk om te ontkomen aan de aanhouding. Aangever [slachtoffer2] verklaart dat hij op dat moment op de rechter rijstrook reed, dat hij voelde dat er een aanrijding ontstond tussen de voertuigen en zag dat het voertuig van verdachte om het dienstvoertuig, waarin hij en [slachtoffer1] zaten, draaide. De politieambtenaren [slachtoffer3] en [slachtoffer4] verklaren te hebben gezien dat doordat verdachte plotseling naar links stuurde, het voertuig van verdachte met de linkerachterzijde tegen de rechtervoorzijde van het voertuig van de collega’s [slachtoffer1] en [slachtoffer2] kwam.
Voor het bewijs van het pogen om de politieambtenaren opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dient op grond van de leer van het voorwaardelijk opzet sprake te zijn van het door verdachte welbewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden. Daartoe is vereist dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden en die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard, dat wil zeggen op de koop toe heeft genomen. Of in een concreet geval moet worden aangenomen dat sprake is van voorwaardelijk opzet zal, indien de verklaringen van de verdachte en/of bijvoorbeeld getuigen geen inzicht geven in wat ten tijde van de gedraging in de verdachte is omgegaan, afhangen van de feitelijke omstandigheden van het geval. De aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht, zijn daarbij van belang. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard (HR 5 december 2006, LJN AZ1668).
De rechtbank overweegt met betrekking tot de voorwaardelijke opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel het volgende.
Op 16 mei 2009 is verdachte – nadat hij een stopteken van de politie had gekregen – niet gestopt, maar is hij doorgereden, kennelijk in een poging om aan de politie te ontkomen. Verdachte verklaart de woorden “stop politie” te hebben gezien en daardoor bang te zijn geworden omdat hij kort tevoren drugs had gebruikt . De eigen verklaringen van verdachte geven geen inzicht omtrent hetgeen ten tijde van de gedraging in de verdachte is omgegaan. De rechtbank leidt uit de hierboven weergegeven verklaringen van de politieambtenaren af, dat verdachte – om aan een aanhouding door de politie te ontkomen – op een zodanige gevaarlijke wijze met zijn voertuig heeft gereden dat zijn gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden aangemerkt als zozeer gericht op het gevolg om aan [slachtoffer1] en [slachtoffer2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Anders dan de raadsman is de rechtbank daarbij van oordeel dat, gelet op de snelheden waarmee verdachte reed, de kans aanmerkelijk was dat [slachtoffer1] en [slachtoffer2] bij een botsing van de voertuigen zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen. De rechtbank acht het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
5.2.3 De bewijsoverwegingen van de rechtbank voor het onder 2 tenlastegelegde
De politieambtenaren [slachtoffer3] en [slachtoffer4] verklaren dat verdachte op 16 mei 2009, na het onder feit 1 tenlastegelegde, verder reed in de richting van Amsterdam op de A1 en dat zij hem in de dienstauto achtervolgden. Verdachte stuurde volgens [slachtoffer3] en [slachtoffer4] continu krachtig van links naar rechts en terug over de gehele wegbreedte om te voorkomen dat zij hem zouden inhalen. Volgens [slachtoffer3] en [slachtoffer4] sneed verdachte hen ten minste één maal af, waardoor zij krachtig moesten remmen om een aanrijding met het voertuig van verdachte te voorkomen, dan wel om te voorkomen dat zij door verdachte van de weg of tegen de vangrails zouden worden gedrukt. Ze verklaren verder dat de snelheid ten tijde van deze manoeuvres tussen ongeveer 100 en 130 kilometer per uur lagen. [slachtoffer4] verklaart dat hij zag dat het afsnijden plaatsvond doordat verdachte opzettelijk een scherpe stuurbeweging naar links maakte toen [slachtoffer4] trachtte de verdachte aan de linkerzijde in te halen.
Naar het oordeel van de rechtbank is hier sprake van voorwaardelijk opzet van verdachte op zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer3] en [slachtoffer4]. Verdachte heeft welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat dit gevolg zou intreden. Uit de verklaringen van de politieambtenaren waarin wordt gesproken over “afsnijden” en over de noodzaak om te remmen, leidt de rechtbank af dat de auto van [slachtoffer4] en [slachtoffer3] zich dicht links van de auto van verdachte bevond toen deze in hun richting stuurde. Doordat verdachte met de hiervoor genoemde snelheden heeft gereden, daarbij continu krachtig van links naar rechts en terug heeft gestuurd en na de aanrijding met het voertuig van [slachtoffer1] en [slachtoffer2] is doorgereden, is de rechtbank van oordeel dat verdachte koste wat kost aan een aanhouding heeft willen ontkomen. In geval van een botsing is de kans tevens aanmerkelijk dat [slachtoffer3] en [slachtoffer4] zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen. De gedragingen van verdachte kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op het gevolg om aan [slachtoffer3] en [slachtoffer4] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. De rechtbank acht het onder 2 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
5.3 Het onder 3 tenlastegelegde
5.3.1 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder 3 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat vrijspraak dient te volgen voor het onder primair tenlastegelegde, nu er geen sprake is van een begin van uitvoering en daarmee van een poging tot het strafbare feit. Volgens de verdediging kan het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend worden bewezen.
5.3.2 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De politieambtenaren [slachtoffer5] en [slachtoffer6] verklaren dat ze zagen dat het voertuig van verdachte op de vluchtstrook bleef rijden in de richting van hun voertuig. Ze verklaren dat verdachte hun voertuig tot ongeveer dertig meter afstand naderde en vervolgens scherp naar rechts stuurde om een aanrijding te voorkomen. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte geen opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer5] en [slachtoffer6], nu verdachte teneinde een aanrijding te voorkomen juist naar rechts heeft gestuurd. Naar het oordeel van de rechtbank dient verdachte daarom te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde.
Er zijn naar het oordeel van de rechtbank geen feiten en/of omstandigheden aanwezig waaruit zou blijken dat verdachte [slachtoffer5] en [slachtoffer6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel met zware mishandeling, mede doordat verdachte juist dertig meter afstand van het voertuig van [slachtoffer5] en [slachtoffer6] naar rechts heeft gestuurd om een aanrijding te voorkomen. Bovendien verklaren [slachtoffer5] en [slachtoffer6] niet dat ze bedreigd zijn door verdachte. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van het subsidiair tenlastegelegde.
5.4 Het onder 4 tenlastegelegde
5.4.1 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Verdachte verklaart dat hij zich niets van de vermeende aanrijding kan herinneren.
5.4.2 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Aangever [slachtoffer2] verklaart dat toen hij en [slachtoffer1] in hun dienstvoertuig op 16 mei 2009 in Nederland op de A35 links naast het voertuig van verdachte reden, verdachte plotseling kennelijk opzettelijk een scherpe stuurbeweging heeft gemaakt naar links en dat daarop een aanrijding ontstond tussen de voertuigen. [slachtoffer2] en [slachtoffer1] verklaren dat doordat verdachte linksaf sloeg en rechtsvoor tegen de motorkap van hun dienstvoertuig aanreed, hun voertuig schade opliep. Ze verklaren verder dat verdachte daarna direct verder is gereden richting de A1.
De rechtbank leidt uit deze verklaringen af dat door de gedragingen van verdachte een verkeersongeval is veroorzaakt en dat verdachte de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat schade was toegebracht aan het dienstvoertuig van de regiopolitie Twente. De rechtbank acht het tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
5.5 Het onder 5 tenlastegelegde
Evenals de officier van justitie en de verdediging, acht de rechtbank het feit wettig en overtuigend bewezen.
5.6 Het onder 6 tenlastegelegde
Evenals de officier van justitie en de verdediging, acht de rechtbank het feit wettig en overtuigend bewezen.
5.7 De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 3 is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 4, 5 en 6 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 16 mei 2009, in Nederland, rijdende op de A35 en gaande in de richting van Borne naar Almelo, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan personen, te weten [slachtoffer1] en [slachtoffer2], zijnde politieambtenaren, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet als bestuurder van een auto, rijdende over de vluchtstrook van die A35 richting Almelo met een snelheid die werd teruggebracht van 140 km/uur tot 40 km/h, die door hem, verdachte, bestuurde auto abrupt naar links is gegaan, juist op het moment dat de auto waarin die [slachtoffer1] en die [slachtoffer2] waren gezeten en reden over de rechter rijstrook van het uit twee rijbanen bestaande gedeelte van die A35 eveneens gaande in de richting Almelo zich dicht links naast die door hem, verdachte, bestuurde auto bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 16 mei 2009, in Nederland, rijdende over de A1 en gaande in de richting van Borne naar Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan personen, te weten [slachtoffer3] en [slachtoffer4], zijnde politieambtenaren, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet als bestuurder van een auto, rijdende over die A1 richting Amsterdam met een snelheid van ongeveer 100 km/uur, die door hem, verdachte, bestuurde auto abrupt naar links heeft gestuurd, juist op het moment dat de auto waarin die [slachtoffer3] en die [slachtoffer4] waren gezeten en reden over die A1 en eveneens gaande richting Amsterdam zich dicht links naast die door hem, verdachte, bestuurde auto bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op 16 mei 2009, in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de A35, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan Politie Twente schade was toegebracht;
5.
hij op 16 mei 2009, in de gemeente Hengelo, een Renault Twingo met het kenteken
[nummer], daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, op de Kristenbosweg te Hengelo, opzettelijk - toen zich in een politievoertuig bevindende politieambtenaren te weten [slachtoffer1] en [slachtoffer2], zijnde opsporingsambtenaren in de zin van artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, ter controle op de naleving van de bij of krachtens de Wegenverkeerswet gegeven voorschriften van verdachte vorderden het door verdachte bestuurde motorrijtuig te doen stilhouden, welke vordering door die politieambtenaren, belast met en bevoegd verklaard tot het opsporen van strafbare feiten, werd gedaan door middel van een aan dit politievoertuig aangebrachte transparant, waarin de woorden "stop politie" in rode letters tegen donkere achtergrond verlicht werden - niet heeft voldaan aan genoemde vordering gedaan door genoemde ambtenaren;
6.
hij op 16 mei 2009, in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig een Renault Twingo met het kenteken [nummer] heeft gereden op de weg, A35 en A1 en in de gemeente Hengelo en in de gemeente Borne en in de gemeente Lochem en in de gemeente Wierden en in de gemeente Rijssen-Holten, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 primair, 2 primair, 4, 5 en 6 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 45, 184 en 302 Sr, 176 en 177 Wegenverkeerswet 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair en feit 2 primair:
telkens het misdrijf: poging tot zware mishandeling;
feit 4:
het misdrijf: overtreding van artikel 7 lid 1 Wegenverkeerswet 1994;
feit 5:
het misdrijf: opzettelijk niet voldoen aan een vordering krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten;
feit 6:
de overtreding: overtreding van artikel 107 lid 1 Wegenverkeerswet 1994.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
8. De op te leggen straf of maatregel
De gronden voor een straf of maatregel
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 en 5 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van het voorarrest en tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een ontzegging van zijn rijbevoegdheid voor 5 jaren, te weten voor elk van het onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde een ontzegging van de rijbevoegdheid voor anderhalf jaar en voor het onder 4 tenlastegelegde voor een half jaar. Voor het onder 6 tenlastegelegde heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat verdachte een straf dient te worden opgelegd, maar dat aan de door de officier van justitie geëiste werkstraf, een voorwaardelijk gedeelte dient te worden verbonden en dat de ontzegging van de rijbevoegdheid voor 1 of 2 jaren dient te worden opgelegd.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de strafoplegging gelet op de aard en de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de straffen die door de rechtbanken en gerechtshoven voor soortgelijke feiten zijn opgelegd.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in een poging om aan aanhouding door de politie te ontkomen, na het stopteken van de politieambtenaren te hebben genegeerd, zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van vier politieambtenaren. Dit is een ernstig feit. Verdachte heeft zich niets aangetrokken van het risico dat de politieambtenaren hierbij hebben gelopen op zwaar lichamelijk letsel. Zelfs een aanrijding heeft verdachte er niet toe gebracht zijn vluchtpoging te beëindigen. De achtervolging van verdachte door de politie heeft meer dan een uur geduurd en daarbij reed verdachte buitengewoon gevaarlijk en roekeloos. Bovendien is verdachte niet in het bezit van een rijbewijs voor de auto die hij bestuurde.
Bij de bepaling van de strafmaat houdt de rechtbank in het nadeel van verdachte rekening met het feit dat hij al eerder is veroordeeld voor poging tot zware mishandeling en voor het besturen van een motorrijtuig zonder rijbewijs.
De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met het feit dat hij de bewezenverklaarde feiten een jaar geleden heeft begaan en zich sindsdien niet meer schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. Verder blijkt uit het strafblad van verdachte dat hij tot 2004 regelmatig met justitie in aanraking kwam, maar sindsdien niet meer. Al met al neemt de rechtbank aan dat verdachte zijn leven al een tijd op orde heeft en dat de onderhavige strafzaak moet worden gezien als een incident.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte voor het onder 1 primair, 2 primair, 4 en 5 bewezenverklaarde een voorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren om verdachte te weerhouden van herhaling. Daarnaast zal verdachte worden veroordeeld tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis. Verder zal verdachte zijn rijbevoegdheid worden ontzegd voor drie jaren, namelijk voor elk van de bewezenverklaarde feiten onder 1 primair, 2 primair en 4, één jaar ontzegging.
Voor de onder 6 bewezenverklaarde overtreding zal verdachte worden veroordeeld tot een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis.
9. De schade van de benadeelden
9.1 De vorderingen van de benadeelde partijen
De regiopolitie Twente te Enschede heeft zich, ter zake feit 1 via het in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering voorgeschreven formulier gevoegd in het strafproces, en op de voet van artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij, tot een totaalbedrag van € 5.082,73, bestaande uit het schadeherstel aan het politievoertuig.
l [slachtoffer1], wonende te Hengelo en [slachtoffer2], wonende te [woonplaats], hebben zich elk ter zake van feit 1 via het in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering voorgeschreven formulier gevoegd in het strafproces en op de voet van artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering hebben beide opgave gedaan van hun vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij, ieder tot een bedrag van € 250,--, bestaande uit smartengeld.
[slachtoffer3] heeft zich, ter zake van feit 2 via het in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering voorgeschreven formulier gevoegd in het strafproces en op de voet van artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij, tot een totaalbedrag van € 250,--, bestaande uit smartengeld.
9.2 De standpunten van de officier van justitie en de benadeelde partijen
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen volledig dienen te worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdachte heeft gesteld dat hij bereid is om de vorderingen van de benadeelde partijen te betalen.
9.3 Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de benadeelde partijen regiopolitie Twente, [slachtoffer1], [slachtoffer2] en [slachtoffer3] in hun vordering ontvankelijk en zijn de vorderingen gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is vast komen te staan dat de verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de slachtoffers. De schade bedraagt de gevorderde bedragen, zodat de vorderingen toewijsbaar zijn.
9.4 De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij telkens de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht mede aansprakelijk is voor de schades die door de feiten zijn toegebracht.
10. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f , 57, 62 en 91 Sr en op de artikelen 179 en179a van de Wegenverkeerswet.
11. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 3 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 4, 5 en 6 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair, 2 primair, 4, 5 en 6 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair en feit 2 primair:
telkens het misdrijf: poging zware mishandeling;
feit 4:
het misdrijf: overtreding van artikel 7 lid 1 Wegenverkeerswet 1994;
feit 5:
het misdrijf: opzettelijk niet voldoen aan een vordering krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten;
feit 6:
de overtreding: overtreding van artikel 107 lid 1 Wegenverkeerswet 1994;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair, 2 primair, 4, 5 en 6 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte ter zake het onder 1 primair, 2 primair, 4 en 5 bewezenverklaarde tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat de veroordeelde verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte ter zake het onder 1 primair, 2 primair, 4 en 5 bewezenverklaarde tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 180 uren;
- beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen;
- beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, te weten vier dagen, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor een in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dag, twee uren per dag aftrek plaatsvindt, in totaal acht uren;
- veroordeelt verdachte ter zake het onder 6 bewezenverklaarde tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 60 uren;
- beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen;
- ontzegt veroordeelde ter zake het onder 1 primair bewezenverklaarde de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van 1 jaar;
- ontzegt veroordeelde ter zake het onder 2 primair bewezenverklaarde de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van 1 jaar;
- ontzegt veroordeelde ter zake het onder 4 bewezenverklaarde de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van 1 jaar;
schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij regiopolitie Twente van een bedrag van € 5.082,73, aan de benadeelde partij l [slachtoffer1] van een bedrag van € 250,--, aan de benadeelde partij [slachtoffer2] van een bedrag van € 250,-- en aan de benadeelde partij [slachtoffer3] van een bedrag van € 250,--;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door elk van de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil voor elk van de benadeelde partijen, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit 1 primair tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 5.082,73 ten behoeve van de benadeelde regiopolitie Twente, ter zake van het bewezenverklaarde feit 1 primair tot een bedrag van € 250,-- ten behoeve van benadeelde [slachtoffer1], ter zake van het bewezenverklaarde feit 1 primair tot een bedrag van € 250,-- ten behoeve van benadeelde [slachtoffer2], ter zake van het bewezenverklaarde feit 2 primair tot een bedrag van € 250,-- ten behoeve van benadeelde [slachtoffer3], met bevel, voor het geval dat volledige betalingen noch volledig verhaal van de verschuldigde bedragen volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van respectievelijk 60, 5, 5 en 5 dagen zal worden toegepast;
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichtingen tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoelde bedragen daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partijen het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partijen de verschuldigde bedragen heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van die bedragen komt te vervallen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Stam, voorzitter, mr. M.E. van Wees en mr. P.L. Alers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y. Cenik, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2010.