ECLI:NL:RBALM:2007:AZ9160

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
16 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06 / 284 WAO AZ1 A
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering en geschil over arbeidsongeschiktheid

In deze zaak staat de intrekking van de WAO-uitkering van eiseres centraal. Eiseres, werkzaam als productiemedewerkster, meldde zich op 22 augustus 2001 ziek vanwege diverse klachten. De uitkering werd aanvankelijk toegekend, maar op 13 juni 2005 besloot het UWV de uitkering met ingang van 14 augustus 2005 in te trekken, omdat eiseres minder dan 15% arbeidsongeschikt werd geacht. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond bij besluit van 18 januari 2006. Eiseres ging hiertegen in beroep bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 6 februari 2007. Eiseres voerde aan dat haar belastbaarheid te optimistisch was ingeschat en dat zij niet in staat was de geduide functies te vervullen. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen de beperkingen van eiseres correct hadden vastgesteld. De rechtbank concludeerde echter dat de functie van productiemedewerker pluimveeslachterij niet geschikt was voor eiseres, omdat de functie de belastbaarheid op het punt van buigen fors overschreed.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg het UWV op een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaarschrift van eiseres. Tevens werd het UWV veroordeeld in de proceskosten van eiseres. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de belastbaarheid van een werknemer in het kader van de WAO en de noodzaak om functies te toetsen aan de vastgestelde beperkingen.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector bestuursrecht
Registratienummer: 06 / 284 WAO AZ1 A
uitspraak van de enkelvoudige kamer d.d. 16 februari 2007
in het geschil tussen:
[eisees],
wonende te [woonplaats], eiseres,
gemachtigde: mr. A.G.B. Bergenhenegouwen, werkzaam bij Arag Rechtsbijstand te Leusden,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV),
locatie Hengelo, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder d.d. 18 januari 2006.
2. De feiten en het verloop van de procedure
Eiseres was werkzaam als productiemedewerkster voor 37,1 uur per week bij [werkgever] te [plaats]. Wegens lage rugklachten, hyperventilatie, flauwvallen, hoofdpijn en nekklachten heeft eiseres zich op 22 augustus 2001 ziek gemeld. In verband hiermee is aan eiseres een uitkering toegekend ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), laatstelijk berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
Bij besluit van 13 juni 2005 heeft verweerder deze uitkering met ingang van 14 augustus 2005 ingetrokken, aangezien eiseres ingaande deze datum minder dan 15% arbeidsongeschikt wordt geacht in de zin van de WAO.
Tegen dit besluit heeft eiseres op 20 juli 2005 bezwaar gemaakt. Het bezwaarschrift is op 28 september 2005 voorzien van gronden. Eiseres heeft op 9 november 2005 haar bezwaren tijdens een hoorzitting nader toegelicht.
Bij het bestreden besluit van 18 januari 2006 heeft verweerder het bezwaarschrift van eiseres, op de daarin vervatte gronden, welke als hier herhaald en ingelast worden beschouwd, ongegrond verklaard.
Eiseres kan zich blijkens het op 24 februari 2006 ingediende beroepschrift niet met dit besluit verenigen.
Verweerder heeft op 7 juni 2006 een verweerschrift ingediend.
Op 5 januari 2007 zijn namens eiseres nog aanvullende beroepsgronden ingediend.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van de rechtbank van 6 februari 2007, waar eiseres is verschenen, samen met haar gemachtigde, terwijl verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door mr. D.H. Harbers-Scholten.
3. Overwegingen
In geschil is de vraag of het bestreden besluit van 18 januari 2006, waarbij verweerder het bezwaar van eiseres tegen de intrekking van de door eiseres ontvangen uitkering ingevolge de WAO met ingang van 14 augustus 2005 ongegrond heeft verklaard, in rechte in stand kan blijven.
Wettelijk kader
Wat moet worden verstaan onder arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO, is nader omschreven in artikel 18, eerste lid, van de WAO. Gelet op de wettekst moet de mate van arbeidsongeschiktheid niet alleen op medische, maar ook op arbeidskundige gronden worden bepaald. Bekeken moet worden welke verdiensten de betrokkene thans zou hebben gehad als hij niet arbeidsongeschikt was geworden, en welke verdiensten hij nog in staat is te verwerven als rekening wordt gehouden met de medische beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid. Het verschil tussen beide wordt aangemerkt als het verlies aan verdiencapaciteit. Uitgedrukt in een percentage is dit de mate van arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO. Om te beoordelen of verweerders besluit op goede gronden berust, dient te worden bezien of de medische mogelijkheden en beperkingen juist zijn vastgesteld en of er voor eiseres nog arbeid als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de WAO is aan te wijzen, die zij met inachtneming van de vastgestelde medische beperkingen kan verrichten.
Artikel 9, aanhef en onder a, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit) luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“Bij bepaling van hetgeen betrokkene nog met arbeid kan verdienen worden de volgende regels in acht genomen:
a. in aanmerking wordt genomen die algemeen geaccepteerde arbeid waarmee betrokkene per uur het meest kan verdienen, waaronder mede wordt begrepen arbeid waarvoor bekwaamheden nodig zijn die algemeen gebruikelijk zijn en binnen zes maanden kunnen worden verworven, tenzij betrokkene niet over dergelijke bekwaamheden beschikt en als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek dergelijke bekwaamheden niet kan verwerven. Onder deze bekwaamheden worden ten minste verstaan mondelinge beheersing van de Nederlandse taal en eenvoudig computergebruik. Deze arbeid wordt nader omschreven in de vorm van ten minste drie verschillende in Nederland uitgeoefende functies. Deze functies vertegenwoordigen ieder ten minste drie arbeidsplaatsen. (...).”
Besluitvorming van verweerder
In het onderhavige geval heeft B. van Dijk, verzekeringsarts in dienst van verweerder, op 10 mei 2005 rapport uitgebracht en is daarin tot de conclusie gekomen dat bij eiseres sprake is van afwijkende bevindingen, welke een rechtstreeks gevolg zijn van een ziekte of gebrek. Om zorgvuldig een belastbaarheidsprofiel te kunnen opstellen was echter nog aanvullende informatie vanuit de behandelende sector en/of expertise noodzakelijk. In dat kader heeft de verzekeringsarts informatie opgevraagd bij de huisarts van eiseres, de heer F. Vatankhah. Op grond van deze informatie, waarin inlichtingen van orthopedisch chirurg dr. B. Peters, neuroloog T.J. Tacke, anaesthesioloog D.G. Roseval, anaesthesist N. Bansraj, aneaesthesioloog C. Robers en een anoniem radiologisch verslag zijn opgenomen, heeft de verzekeringsarts op 27 mei 2005 aanvullend gerapporteerd. De verzekeringsarts constateert dat uit de informatie van de huisarts en de door eiseres geconsulteerde specialisten blijkt dat eiseres al jaren pijnklachten aan de rug en de gewrichten heeft, maar dat er geen somatische afwijkingen zijn gevonden. Er is volgens de verzekeringsarts enkel sprake van een geringe versmalling van de tussenwervelruimte L4-5. Eiseres wordt derhalve belastbaar geacht voor het niet te zwaar rugbelastend werk, passend bij haar geringe lengte van 152 cm. Er is geen ernstige psychiatrische stoornis gevonden en evenmin is er sprake van beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren. Op basis van deze conclusie is een functionele mogelijkhedenlijst (FML), die onderdeel is van het Claim- Beoordelings- en Borgingssytsteem (CBBS), opgesteld. Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige H.G.A. Overbeek met behulp van het CBBS bekeken of er voldoende functies te duiden waren die eiseres ondanks haar beperkingen nog zou kunnen vervullen.
Blijkens de rapportage van 10 juni 2005 is de arbeidsdeskundige van mening dat dergelijke arbeid inderdaad nog aanwijsbaar is en dat eiseres hiermee meer zou kunnen verdienen dan het te dezen in aanmerking te nemen loon van een geheel valide productiemedewerker tuinmeubelen voor 37,1 uur per week.
Gelet op bovenstaande medische en arbeidskundige bevindingen heeft verweerder bij besluit van 13 juni 2005 besloten om de uitkering van eiseres met ingang van 14 augustus 2005 in te trekken.
Naar aanleiding van het bezwaarschrift heeft een herbeoordeling plaatsgevonden door de bezwaarverzekeringsarts J.P. Voogd. In zijn rapport van 28 december 2005 komt de bezwaarverzekeringsarts, gezien de uitkomsten van het naar aanleiding van het bezwaar van eiseres ingestelde nadere onderzoek naar de rug, waar geen hernia is geconstateerd, maar waar volgens eiseres wel sprake is van beïnvloeding van de wortel L4-5, tot de conclusie dat er niet direct sprake is van een radiculair beeld. Wel wordt vastgesteld dat er sprake is van een alzijdig verminderde beweeglijkheid, zodat ten opzichte van het primaire onderzoek toch gesteld dient te worden dat deze beweeglijkheid verminderd is. Daarnaast ziet de bezwaarverzekeringsarts, anders dan de verzekeringsarts, aanleiding voor eiseres beperkingen aan te nemen ten aanzien van trillingen, buigen en torderen. De bezwaarverzekeringsarts is het met de overige door de primaire verzekeringsarts gestelde beperkingen eens. Op basis hiervan heeft de bezwaarverzekeringsarts de FML aangepast in die zin dat op thans ook in rubriek 3 (aanpassing aan fysieke omgevingseisen) op het punt ‘trillingsbelasting’ en in rubriek 4 (dynamische handelingen) op de punten ‘buigen’ en ‘torderen’ beperkingen zijn opgenomen. Bij het punt ‘buigen’ staat: “2 sterk beperkt, kan ongeveer 45 graden buigen”, met als toelichting van de bezwaarverzekeringsarts: “dit haalt blh. nog niet. 30 graden is mogelijk”. Bij het punt ‘torderen’ staat: “1 beperkt, namelijk ... Toelichting verzekeringsarts li45, rechts 20 graden roteren.”.
Naar aanleiding van het bezwaarschrift heeft tevens een herbeoordeling plaatsgevonden door bezwaararbeidsdeskundige D.R.A. Nonoha. In dat kader heeft de bezwaararbeidsdeskundige vanuit het CBBS een losse algemene mogelijkhedenlijst (AML) uitgedraaid op basis van de gewijzigde bealstbaarheid en per datum in geding. In zijn rapport van 9 januari 2006 concludeert de bezwaararbeidsdeskundige dat een aantal van de in de AML voorkomende functies dient te vervallen en dat van de reeds in primo geduide functies nog vier functies resteren, te weten Vleeswarenmaker, slachter en visbewerker (Sbc-code 271010), machinaal metaalbewerker (Sbc-code 264122), productiemedewerker textiel, geen kleding (Sbc-code 272043) en parkeercontroleur (Sbc-code 342022). Op basis hiervan bedraagt volgens de bezwaararbeidsdeskundige het verlies aan verdiencapaciteit minder dan 15%.
Bij het bestreden besluit van 18 januari 2006 heeft verweerder naar aanleiding van het advies van de bezwaarverzekeringsarts en de bezwaararbeidsdeskundige besloten het bezwaarschrift van eiseres ongegrond te verklaren.
Standpunten van partijen
In beroep heeft eiseres aangevoerd dat haar belastbaarheid op de datum in geding te optimistisch is ingeschat gezien haar medische klachten en beperkingen en verwijst daartoe naar de reeds in het dossier aanwezige medische informatie. Verder is eiseres van mening dat zij gelet daarop niet in staat was en is tot het verrichten van de geduide functies.
In het verweerschrift geeft verweerder te kennen dat naar aanleiding van hetgeen door eiseres in beroep is aangevoerd geen aanleiding bestaat om het in het bestreden besluit ingenomen standpunt te wijzigen.
Op 5 januari 2007 zijn namens eiseres het aanvullende beroepsgronden ingebracht. Daarin wordt hetgeen reeds in het beroepschrift van 24 februari 2006 was aangevoerd geconcretiseerd en toegespitst op de door verweerder geduide functies. Ook geeft de gemachtigde van eiseres aan dat eiseres, in tegenstelling tot wat verweerder aanneemt, niet 152 centimeter lang is, doch slechts 148 centimeter. Daarnaast stelt eiseres tijdens het spreekuur bij de verzekeringsarts dusdanig te zijn onderzocht dat haar klachten daardoor zijn toegenomen. Toen eiseres dit aangaf, werd zij benaderd alsof ze theater speelde, hetgeen niet het geval was. Eiseres heeft voor haar uitval 22 jaar gewerkt en zou dolgraag weer aan de slag gaan. Helaas is dat door haar klachten en beperkingen niet mogelijk.
Overwegingen van de rechtbank met betrekking tot de medische aspecten.
Naar het oordeel van de rechtbank is het medisch onderzoek op voldoende zorgvuldige wijze geschied. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de primaire verzekeringsarts zowel een lichamelijk als psychisch onderzoek heeft verricht. Daarnaast heeft de verzekeringsarts een anamnese afgenomen en een dossierstudie verricht. Verder heeft de bezwaarverzekeringsarts eveneens een psychisch onderzoek verricht en heeft hij informatie bij de huisarts van eiseres opgevraagd. De door de huisarts verstrekte informatie, waaronder gegevens van de behandelend orthopedisch chirurg, neuroloog, anaesthesiologen anaesthesist, en een anoniem radiologisch verslag, heeft de verzekeringsarts in zijn beoordeling betrokken. De bezwaarverzekeringsarts heeft eiseres gezien tijdens de hoorzitting en heeft haar daarna nog op het spreekuur onderzocht. Van een onvoldoende of onzorgvuldig medisch onderzoek is in dit geval dan ook geen sprake.
Eiseres heeft in dit kader nog aangevoerd dat door de wijze waarop het onderzoek door de verzekeringsarts heeft plaatsgevonden, haar rugklachten zijn toegenomen. Daargelaten echter dat dit enkel door haar is gesteld doch niet is onderbouwd, is de rechtbank van oordeel dat de gestelde verergering dateert van na de datum die thans in geding is en derhalve niet in de onderhavige beoordeling kan worden betrokken.
De rechtbank heeft geen twijfel aan de juistheid van de zienswijze van de verzekeringsartsen ten aanzien van de beperkingen die eiseres als gevolg van haar klachten ondervindt. Uit de beschikbare medische gegevens blijkt ook niet dat de juistheid van de opgestelde FML in twijfel zou moeten worden getrokken, in die zin dat voor eiseres meer en/of verdergaande beperkingen zouden moeten worden aangenomen dan die zijn opgenomen in de FML.
Hetgeen eiseres in beroep heeft aangevoerd heeft de rechtbank er niet van kunnen overtuigen dat met haar beperkingen onvoldoende rekening is gehouden. De rechtbank tekent hierbij aan dat eiseres in beroep haar stellingen niet heeft onderbouwd, met andere dan de reeds in eerder opgevraagde en bij de beoordeling betrokken informatie van de behandelende sector, op grond waarvan moet worden getwijfeld aan de juistheid van de opgestelde FML.
Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat de in de FML opgenomen mogelijkheden en beperkingen op een deugdelijke medische grondslag berust.
Overwegingen van de rechtbank met betrekking tot de arbeidskundige aspecten
Om de verdiencapaciteit - en, hiermee samenhangend, het percentage arbeidsongeschiktheid - vast te stellen, gebruikt verweerder sedert 2002 het CBBS. Met dit systeem wordt, kort gezegd, door middel van vergelijking van de in de FML opgenomen beperkingen/mogelijkheden met de functiebelastingen van mogelijk geschikte functies, een aantal concrete voorbeeldfuncties geselecteerd die betrokkene nog kan uitoefenen.
In de FML brengt de verzekeringsarts aan de hand van een groot aantal beoordelingspunten op psychisch en lichamelijk vlak de belastbaarheid van betrokkene in kaart. Deze beoordelingspunten geven in beginsel de mogelijkheden weer die ieder gezond persoon heeft - normaalwaarde -, waarmee wordt beoogd het niveau van functioneren aan te geven waartoe een gezond persoon van 16 tot 65 jaar (de beroepsbevolking) minimaal in staat is. De verzekeringsarts geeft per beoordelingspunt aan of, en zo ja, in hoeverre betrokkene beperkt is. Dit kan de verzekeringsarts ook doen door middel van toelichtingen bij beoordelingspunten, waarvoor de normaalwaarde geldt maar waarbij bijvoorbeeld wordt aangegeven dat betrokkene alleen tot die waarde kan worden belast of zelfs tot minder. Geeft de verzekeringsarts geen beperking aan dan is betrokkene volgens de verzekeringsarts in ieder geval tot de normaalwaarde belastbaar op het betreffende beoordelingspunt.
In enkele uitspraken van 9 november 2004 (onder andere LJN AR4716) heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) geoordeeld dat tegen het CBBS, zoals dat destijds werd gebruikt, bedenkingen bestaan waardoor het minder inzichtelijk en toetsbaar is dan het systeem dat vóór 2002 werd gebruikt. Om aan deze bedenkingen tegemoet te komen, heeft het UWV in juni 2005 het CBBS aangepast door een nieuwe release van dit (computer)systeem uit te brengen. Op 12 oktober 2006 heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) enkele uitspraken gedaan (onder andere LJN AY9971) waarin is overwogen dat verweerder de eerder door de CRvB geconstateerde gebreken aan het CBBS heeft gerepareerd.
Wel plaatst de CRvB in laatstgenoemde uitspraken de volgende kanttekeningen:
- het CBBS werkt alleen als de verzekeringsarts de FML goed invult, dat wil zeggen niet bij een belastbaarheidspunt de normaalwaarde laat staan en tegelijkertijd in de toelichting een beperking geeft ten opzichte van de normaalwaarde; een dergelijke toelichting zal bij geautomatiseerde vergelijking mogelijk niet als beperking worden herkend en een mogelijke overschrijding van de belastbaarheid in een functie op een dergelijk aspect zal dus niet door het systeem worden gesignaleerd;
- iedere signalering waarin het CBBS aangeeft dat er zich mogelijk een probleem voordoet bij een belastbaarheidspunt van een functie moet worden gemotiveerd;
- ook als volgens het CBBS de functiebelasting binnen de mogelijkheden zoals aangegeven in de FML blijft, kan de functie in totaal te zwaar zijn.
Uit de hiervoor als eerste genoemde kanttekening leidt de rechtbank af dat het er voor moet worden gehouden dat de FML ook niet goed is ingevuld als de verzekeringsarts een voorgegeven beperking, bijvoorbeeld de score 1, heeft genoteerd en daarbij een toelichting geeft die een beperking inhoudt ten opzichte van de waarde die hoort bij de gegeven score.
In de onderhavige zaak stelt de rechtbank vast dat de bezwaarverzekeringsarts op het punt ‘torderen’, weliswaar een toelichting heeft gegeven, doch dat deze naar het oordeel van de rechtbank, geen beperking inhouden ten opzichte van de waarde die hoort bij de gegeven score.
Daarnaast heeft de rechtbank geconstateerd dat de bezwaarverzekeringsarts op het punt ‘buigen’ de score 2 heeft vermeld, maar tegelijkertijd in de toelichting aangeeft dat eiseres het in de verwoorde beperking genoemde aantal graden dat betrokkene kan buigen, te weten 45, niet haalt en dat maximaal 30 graden buigen voor eiseres mogelijk is. Ter zitting heeft verweerders gemachtigde verklaard dat de bezwaarverzekeringsarts bij genoemd punt al de maximale score had vermeld, doch eiseres nog meer beperkt achtte.
Blijkens het resultaat functiebeoordeling moet in de functie productiemedewerker pluimveeslachterij (SBC-code 271070, functienummer 2015-0039-003) 150 keer per uur 45 graden worden gebogen. Aldus wordt de belastbaarheid van eiseres op dit punt (maximaal 30 graden buigen) fors overschreden. Vervolgens dient de rechtbank na te gaan of verweerder afdoende heeft gemotiveerd waarom deze functie niettemin toch geschikt is voor eiseres. Ter zitting heeft verweerders gemachtigde dit in de door haar voorgedragen pleitnota, met daarin opgenomen het commentaar van bezwaararbeidsdeskundige G.J.A. Smelt, als volgt toegelicht:
“Betrokkenen mag ongeveer 30 graden buigen.
Er is sprake van 150 keer per uur 45 graden buigen, in principe een overschrijding van de belastbaarheid op dit aspect. Door 15 graden minder te buigen zal de reikafstand groter worden. Buigen is noodzakelijk om de effectieve reikafstand van de persoon uit te breiden boven de maximale persoonlijke reikafstand, die is beoordeeld met aspect 4.8. De effectieve reikafstand van betrokkene is minimaal 60 graden (normaalwaarde voor vrouwen, ook met de lengte van betrokkene. Door 15 graden minder te buigen moet 10 centimeter verder gereikt worden. In de functie wordt 50 centimeter gereikt. Als betrokkene tot 30 graden buigt wordt de toegestane reikafstand niet overschreden.”
De rechtbank begrijpt hieruit dat volgens verweerder in het onderhavige geval de overschrijding van de belastbaarheid van eiseres op het punt ‘buigen’ gecompenseerd kan worden met de belastbaarheid op het punt ‘reiken’. De rechtbank ziet echter niet in dat in dit geval een zodanige ‘belastbaarheidcompensatie’ ten aanzien van twee (geheel) verschillende punten kan plaatsvinden. Uitgangspunt dient naar het oordeel van de rechtbank te zijn de in de FML op het punt ‘buigen’ opgenomen beperking van eiseres, inhoudende dat zij maximaal 30 graden kan buigen. Gelet hierop is de door verweerders gemachtigde ter zitting gegeven toelichting onvoldoende om aan te nemen dat de functie productiemedewerker pluimveeslachterij, gegeven de forse overschrijding van de voor eiseres geldende belasting op het punt ‘buigen’, niettemin toch passend te achten is voor eiseres. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder genoemde functie ten onrechte aan de schatting ten grondslag heeft gelegd.
Verweerders gemachtigde heeft ter zitting heeft verklaard dat de functie parkeercontroleur (SBC-code 342022, functienummer 7241-0125-002) buiten beschouwing moet blijven, zodat slechts twee functies resteren die aan de schatting ten grondslag kunnen worden gelegd. Gelet op artikel 9, aanhef en onder a, van het Schattingsbesluit is dit echter onvoldoende om de schatting de schatting op te baseren. Het beroep is derhalve gegrond en het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Gelet hierop behoeft hetgeen overigens is aangevoerd geen bespreking meer.
Vorenstaande in ogenschouw nemende acht de rechtbank het, gelet op het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb billijk verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres redelijkerwijs heeft moeten maken met de behandeling van dit beroep, zijnde de kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand en de reiskosten.
Beslist wordt derhalve als volgt:
4. Beslissing
De Rechtbank Almelo,
Recht doende:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaarschrift van eiseres met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten, welke kosten worden bepaald op € 648,80 door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te betalen aan eiseres;
- verstaat dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan eiseres het griffierecht ad € 37,-- vergoedt.
Tegen deze uitspraak staat binnen zes weken na verzending hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.
Aldus gegeven door mr. W.F. Claessens, in tegenwoordigheid van
mr. G.F.S. Sloet – van der Kolk als griffier.
Afschrift verzonden op
mtl