ECLI:NL:RBALM:2006:AZ2603

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
17 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05 / 1369 ALGEM AZ1 A
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Registratie van arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd en de toepassing van de gereduceerde wachtgeldpremie

In deze zaak heeft eiseres, een B.V., verzocht om de registratie van arbeidsovereenkomsten van verschillende werknemers als arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd. Dit verzoek werd gedaan bij brief van 11 juli 2005, waarbij eiseres de arbeidsovereenkomsten ter registratie aanbood. De verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, heeft echter in een besluit van 6 oktober 2005 bepaald dat de arbeidsovereenkomsten te laat waren ingediend en dat de gereduceerde wachtgeldpremie niet van toepassing was. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de registratie van de arbeidsovereenkomsten niet tijdig heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder de stelling dat er verwarring was over de formulieren en dat de aanmelding van de arbeidsovereenkomsten door haar accountants niet correct was, niet gegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het de verantwoordelijkheid van eiseres was om de arbeidsovereenkomsten op de juiste wijze aan te melden en dat de verweerder op basis van de ingediende formulieren mocht concluderen dat het ging om losse dienstverbanden, waarvoor geen gereduceerde premie gold.

De rechtbank heeft verder geoordeeld dat eiseres niet in haar recht is benadeeld door het feit dat zij niet is gehoord in de bezwaarprocedure, aangezien zij niet expliciet om een hoorzitting had verzocht. De rechtbank heeft het bestreden besluit van de verweerder in stand gelaten, waarbij de gereduceerde wachtgeldpremie met terugwerkende kracht werd toegepast vanaf de datum van registratie van de arbeidsovereenkomsten, te weten 1 januari 2004 voor de meeste werknemers en 1 maart 2004 voor één werknemer. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector bestuursrecht
Registratienummer: 05 / 1369 ALGEM AZ1 A
uitspraak van de enkelvoudige kamer d.d. 17 november 2006
in het geschil tussen:
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [plaats], eiseres,
en
De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,
locatie Gouda, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder d.d. 6 oktober 2005.
2. De feiten en het verloop van de procedure
Eiseres heeft bij brief van 11 juli 2005 verweerder verzocht de arbeidsovereenkomsten van een aantal werknemers, per aangegeven datum - gelegen in 2001 en 2005 - op de arbeidsovereenkomst te registreren als arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
Bij besluit van 15 juli 2005 heeft verweerder medegedeeld dat de vaste arbeids-overeenkomsten ten name van [werknemer 1], [werknemer 2], [werknemer 3], [werknemer 4], [werknemer 5], [werknemer 6], [werknemer 7] en [werknemer 8] zijn geregistreerd per 1 januari 2004. De arbeidsovereenkomst ten name van [werknemer 9] is geregistreerd per 1 maart 2004. Voorts wordt medegedeeld dat de vaste arbeidsovereenkomst ten name van [werknemer 5] reeds is verwerkt.
Bij brief van 10 augustus 2005 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen het besluit van 15 juli 2005.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaarschrift van eiseres ongegrond verklaard.
Eiser kan zich blijkens het beroepschrift van 9 november 2005 niet met dit besluit verenigen.
Verweerder heeft op 13 december 2005 een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 25 juli 2006 heeft verweerder gereageerd op een schrijven van de rechtbank van 13 juli 2006.
Eiseres heeft per brief van 13 september 2006 gereageerd op het schrijven van verweerder van 25 juli 2006.
Bij brief van 22 september 2006 heeft verweerder de rechtbank medegedeeld dat hij zich niet zal laten vertegenwoordigen tijdens de zitting.
Bij brief van 11 oktober 2006 heeft eiseres een nadere uiteenzetting van de gang van zaken gegeven.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van de rechtbank van 26 oktober 2006, waar eiseres zich heeft laten vertegenwoordigen door de heer [eiseres], mevrouw [eiseres] en de heer [...]. Verweerder heeft zich niet laten vertegenwoordigen ter zitting.
3. Overwegingen
In geschil is de vraag of het besluit van 6 oktober 2005 in rechte in stand kan blijven.
Juridisch kader
Artikel 85, eerste lid van de Werkloosheidswet (WW) luidde ten tijde hier van belang als volgt.
‘Het deel van de premie dat ten gunste komt van het wachtgeldfonds wordt door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen bepaald op een percentage van het loon van de werknemer dat voor verschillende categorieën van werkgevers kan verschillen.(…)’
Bij het Premiebesluit Wachtgeldfonds BV TAB, risicogroep Agrarische Bedrijven van
23 juni 1992, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 7 december 1993 (het Premiebesluit), heeft het bestuur van de Bedrijfsvereniging voor Tabakverwerkende en Agrarische bedrijven het in artikel 85, eerste lid, WW bedoelde percentage bepaald voor de categorie werkgevers wier werkzaamheden behoren tot het onderdeel van het bedrijfs- of beroepsleven in de agrarische sector als bedoeld in artikel I, punt 1, van de indelingsbeschikking ex artikel 3 van de Organisatiewet Sociale Verzekering (OSV).
Blijkens artikel 2 van het Premiebesluit stelt het bestuur jaarlijks het percentage, als bedoeld in artikel 85, eerste lid van de WW, vast.
Artikel 3, eerste lid, van het Premiebesluit luidt – voor zover hier van belang – als volgt.
“In afwijking van het in artikel 2 bepaalde bedraagt dit percentage 0,3% van het loon van de werknemer indien:
a. de werknemer met één of twee bij de bedrijfsvereniging aangesloten werkgevers is overeengekomen dat hij in een vast dienstverband voor onbepaalde tijd, gedurende ten minste zes uur per week werkzaam zal zijn onder voorwaarde dat
1. de werknemer op de werkdagen gedurende één of twee dagdelen gedurende 3 en ten hoogste 3,8 uur per dagdeel werkzaam zal zijn, alsmede de dag of de dagen waarop wordt gewerkt, de aantallen uren en de tijdstippen van de te werken uren in een schriftelijke arbeidsovereenkomst worden vastgelegd;
2. op de werkdagen de werktijd ten minste drie uur zal bedragen, alsmede het aantal overeengekomen uren en de dagen waarop gewerkt kan worden in een schriftelijke arbeidsovereenkomst worden vastgelegd, met dien verstande dat de werkgever en de werknemer in onderling overleg ten minste één week van te voren de dag of dagen waarop feitelijk gewerkt zal worden vaststellen, alsmede de loonbetaling over feestdagen, vakantiedagen en de betaling van de vakantietoeslag plaatsvindt door middel van vakantiebonnen, als bedoeld in de CAO Tuinbouw;
b. de onder a bedoelde schriftelijke arbeidsovereenkomst door werkgever(s) en werknemer is ondertekend en ter registratie aan de bedrijfsvereniging is voorgelegd binnen de daartoe aan de werkgever(s) bekend gemaakte termijn;
c. elk kalenderjaar aan de bedrijfsvereniging kennis is gegeven van het voortduren van de onder a bedoelde overeenkomst, zulks op de door de bedrijfsvereniging aangegeven wijze en binnen de door haar schriftelijk aan de werkgever(s) medegedeelde termijn.”
Ingevolge artikel 7 van het Premiebesluit behoudt het bestuur zich het recht voor om in gevallen, waarin niet is voldaan aan de in artikel 3 gestelde vereisten niettemin de premie genoemd in artikel 3 in rekening te brengen, indien de omstandigheden naar het oordeel van het bestuur daartoe aanleiding geven.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van het Besluit melding sociale verzekeringen, een regeling als bedoeld in artikel 94, eerste lid, van de OSV, verstrekt de werkgever binnen één maand na aanvang van een nieuwe arbeidsverhouding, de opgaven en inlichtingen bedoeld in artikel 1, eerste lid, aan het Landelijk instituut sociale verzekeringen.
In het mandaatbesluit van de BV voor TAB, risicogroep Agrarische Bedrijven zijn richtlijnen met betrekking tot artikel 7 van het Premiebesluit opgenomen (zie daartoe het Besluit tot goedkeuring (met de bijbehorende richtlijnen) tot wijziging van het mandaatbesluit van de BV voor TAB, risicogroep Agrarische Bedrijven, Stcrt. 1996, nr. 13). In artikel 2 van bedoelde richtlijnen is onder punt 2 een gedragslijn bij te late voorlegging ter registratie respectievelijk te late kennisgeving van continuering neergelegd. Deze gedragslijn luidt
- voor zover hier van belang - als volgt.
“a. indien voorlegging ter registratie respectievelijk kennisgeving van continuering van de schriftelijke arbeidsovereenkomst niet heeft plaatsgevonden binnen de daartoe gestelde termijn, wordt de gereduceerde premie in rekening gebracht met ingang van de eerste dag van de week, waarin bedoelde voorlegging respectievelijk kennisgeving heeft plaatsgevonden, tenzij toepassing kan worden gegeven aan het bepaalde onder c.;
b. indien de voorlegging bedoeld in sub a niet heeft plaatsgevonden binnen de daartoe gestelde termijn, kan desondanks de gereduceerde premie vanaf aanvang arbeidsverhouding in rekening worden gebracht, indien de arbeidsovereenkomst ter registratie is ontvangen uiterlijk voor de twintigste dag van een bepaalde maand en deze arbeidsovereenkomst betrekking heeft op een in de voorafgaande maand aangevangen arbeidsverhouding;
c. indien kan worden aangenomen dat bij tijdige voorlegging ter registratie respectievelijk kennisgeving van continuering onverkort tot berekening der gereduceerde premie zou zijn overgegaan en is voorts gebleken, dat de ten aanzien van voorlegging respectievelijk kennisgeving gestelde termijn niet eerder door de werkgever(s) is overschreden, en wordt tenslotte voldaan aan de onder d. vermelde vereisten, dan wordt de normale premie berekend over het loon van één der betrokken werknemers, betaald over twee maanden van het desbetreffende kalenderjaar en wordt overigens de gereduceerde premie in rekening gebracht. Het in het voorgaande bepaalde wordt niet verder toegepast dan ten aanzien van het lopende en het daaraan onmiddellijk voorafgaande kalenderjaar;
d. voor de toepassing van het bepaalde onder c. is vereist, dat:
1e de werkgever en de betrokken werknemer ter zake eensluidende verklaringen hebben verstrekt, en tevens, dat
2e ten genoegen van de bedrijfsvereniging is komen vast te staan, dat de betrokken werknemer, hetzij blijkens de loonadministratie, hetzij blijkens een ziekte of ongevalsaangifte, hetzij blijkens bekendheid bij (een) voor de bedrijfsvereniging werkzame functionaris(sen) door de werkgever ononderbroken als vast is behandeld.”
In artikel 128 van de WW, zoals dat luidde ten tijde van belang, is bepaald dat in afwijking van artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de belanghebbende in een bezwaarschriftprocedure ten aanzien van een besluit inzake de verschuldigde premie op zijn verzoek wordt gehoord.
Standpunten partijen
Verweerder stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat hij terecht met ingang van 1 januari 2004 de gereduceerde wachtgeldpremie over het loon van de werknemers [werknemer 1], [werknemer 2], [werknemer 3], [werknemer 4], [werknemer 5], [werknemer 6], [werknemer 7] en [werknemer 8], en met ingang van 1 maart 2004, onder toepassing van aftrek van twee maanden, van werknemer [werknemer 9] heeft berekend. Ter onderbouwing van dit standpunt voert verweerder - samengevat weergegeven - het volgende aan. Verweerder stelt dat eiseres de vaste arbeidsovereenkomsten te laat ter registratie aan verweerder heeft voorgelegd. Verweerder heeft de arbeidsovereenkomsten eerst op 12 juli 2005 ontvangen. Verweerder meent dat het invullen en aanleveren van verouderde formulieren geen enkele consequentie heeft. Van belang is het feit dat hij een vaste arbeidsovereenkomst ter registratie heeft ontvangen. Het is namelijk heel goed mogelijk dat een werkgever medewerkers met een los dienstverband voor onbepaalde tijd in dienst neemt. Verweerder merkt op dat eiseres van de registratie van het losse dienstverband en derhalve van de berekening van de normale wachtgeldpremie ook een besluit heeft ontvangen. Zo wijst verweerder bijvoorbeeld op het besluit van 10 oktober 2002 inzake de heer [werknemer 2]. Hiertegen heeft eiseres geen bezwaar gemaakt. Bovendien heeft eiseres van diverse werknemers wel een vaste arbeidsovereenkomst per 1 januari 2001 bij verweerder ter registratie aangeboden en is voor die werknemers per die datum de gereduceerde wachtgeldpremie over hun loon berekend. Eiseres was er derhalve van op de hoogte dat er formulieren voor een vaste en een losse arbeidsovereenkomst in omloop zijn. Voorts geeft verweerder aan dat hij nimmer een vaste arbeidsovereenkomst van de werknemers [werknemer 4], [werknemer 3], [werknemer 5], [werknemer 7] en [werknemer 6] ter registratie heeft ontvangen. Voor zover eiseres stelt dat Ten Kate en Huizinga Accountants deze werknemers digitaal heeft aangemeld merkt verweerder op dat een melding dienstverband wel digitaal kan worden aangeleverd, maar een vaste arbeidsovereenkomst niet. Een arbeidsovereenkomst moet immers worden ondertekend. Bij te late voorlegging van een vaste arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ter registratie biedt het Premiebesluit éénmaal de mogelijkheid met terugwerkende kracht de gereduceerde wachtgeldpremie over het loon van een werknemer te berekenen. De gereduceerde wachtgeldpremie wordt berekend ten aanzien van het lopende en het daaraan onmiddellijk voorafgaande kalenderjaar, onder aftrek van twee maanden, waarin de normale wachtgeldpremie wordt berekend. Deze mogelijkheid kan alleen worden toegepast indien de betreffende werknemer vanaf aanvang van het dienstverband ononderbroken als vaste werknemer is aangemerkt. Bovendien moet het de eerste keer in vijf jaar zijn dat een arbeidsovereenkomst te laat ter registratie is voorgelegd. Bij aanbieding van meerdere arbeidsovereenkomsten met terugwerkende kracht wordt de aftrek voor één werknemer toegepast en wel voor diegene die het langst in dienst is dan wel de laagste verloning heeft.
In onderhavig geval heeft verweerder de eenmalige mogelijkheid om met terugwerkende kracht de gereduceerde wachtgeldpremie over het loon van een werknemer te berekenen toegepast, aangezien niet is gebleken dat eiseres de laatste vijf jaar eerder van deze regeling gebruik heeft gemaakt. Ten slotte geeft verweerder aan dat er geen hoorzitting heeft plaatsgevonden omdat eiseres niet uitdrukkelijk heeft aangegeven dat zij gehoord wenst te worden.
Eiseres kan zich niet verenigen met de inhoud van het bestreden besluit en voert daartoe
- samengevat en zakelijk weergegeven - het volgende aan. Met ingang van 1 januari 2001 heeft eiseres het cultuurtechnische werk van [bedrijf] BV te [vestigingsplaats] overgenomen onder de bindende voorwaarde dat zij al het personeel in dienst zou nemen en dat alle lopende arbeidsovereenkomsten tegen dezelfde condities zouden worden voortgezet. Een aantal personeelsleden werkte op seizoenbasis bij [bedrijf] BV en is pas in de loop van het voorjaar bij eiseres in dienst gekomen. Er was niet tijdig een nieuw aansluitnummer beschikbaar voor eiseres daar verweerder meer tijd nodig had om te beoordelen onder welke sector het bedrijf geschaard moest worden. Niet enkel de aanmelding bij GUO (een uitvoeringsorgaan van verweerders rechtsvoorganger) verliep traag, ook de toezending van contractformulieren verliep schoksgewijs. Er waren veel verschillende formulieren in omloop en deze werden mondjesmaat toegezonden. Daarbij heeft GUO verkeerde en verouderde formulieren toegestuurd. GUO heeft de door eiseres ingevulde formulieren geaccepteerd ondanks het feit dat ze allang niet meer in omloop hadden mogen zijn. Eiseres stelt daarbij dat GUO enkel naar de kop van de formulieren heeft gekeken. De inhoud van de formulieren werd volledig genegeerd. Daarbij wordt opgemerkt dat in artikel 6, vierde lid, van de CAO van 29 februari 2000 staat vermeld dat een los dienstverband voor een bepaalde tijd of een bepaald werk kan worden aangegaan. Dit is een gelimiteerde opsomming. Het is derhalve niet mogelijk dat een los dienstverband wordt aangegaan voor onbepaalde tijd. Eiseres meent dat uit de brochure los/vast dienstverband blijkt dat de term “vast” staat voor het begrip “onbepaalde tijd”. Tegen deze achtergrond zijn ook de contracten van [werknemer 1], [werknemer 2], [werknemer 9] en [werknemer 8] ingevuld. Bij deze contracten is alleen een ingangsdatum ingevuld. In de contracten is aangegeven dat de dienstverbanden zijn aangegaan voor onbepaalde tijd. De rubrieken “bepaalde tijd, van … tot ….” en “bepaald werk, nl. ….” zijn opengelaten. Het op deze wijze invullen van een formulier met de gegeven keuzemogelijkheden sluit volgens eiseres elke twijfel uit. Verweerder stelt dat hij geen contracten heeft ontvangen van een vijftal werknemers, doch eiseres is niet medegedeeld dat deze contracten in de administratie ontbraken en evenmin is gevraagd deze alsnog toe te sturen. Dit ondanks het feit dat de vaste dienstverbanden van de betreffende medewerkers digitaal zijn aangemeld door Ten Kate en Huizinga Accountants. Daarnaast meent eiseres, onder verwijzing naar de van toepassing zijnde CAO, dat verweerder er aan voorbij gaat dat voor losse werknemers loonbetaling over feest- en vakantiedagen en de betaling van vakantietoeslag plaats diende te vinden via vakantiecheques. Een aantal werknemers heeft eerst op seizoensbasis voor eiseres gewerkt, doch nadat zij een vast contract kregen, hebben zij geen vakantiecheques meer ontvangen. De overige betrokken werknemers hebben nimmer vakantiecheques ontvangen. Eiseres stelt voorts dat verweerder herhaaldelijk niet of niet adequaat heeft gereageerd op vragen van haar over de verschillen in de premieberekening en het verzoek om dit te herstellen. In dit verband wijst eiseres – onder meer – naar een telefonisch gesprek dat op 20 juli 2004 is gevoerd met de heer Mulder, medewerker van de afdeling SIP. De heer Mulder verzocht eiseres een kopie van alle aanwezige contracten toe te sturen en zegde toe een lijst op te sturen van de werknemers die bij verweerder met een los dienstverband stonden geregistreerd. Daarnaast bevestigde hij dat de tarieven Franchise en Wachtgeld niet correct waren gehanteerd en dat dit met terugwerkende kracht hersteld kon worden. Deze mogelijkheid, zo werd gezegd, bestond slechts één keer in de vijf jaar.
Bij brief van 18 augustus 2004 heeft eiseres vervolgens voornoemde lijst van verweerder mogen ontvangen. Tot verbazing van eiseres stonden daarop negen werknemers die een los dienstverband zouden hebben. In voornoemde brief werd niet aangegeven dat de arbeidsovereenkomsten voor een bepaalde datum moesten worden toegestuurd en ook niet dat er een beperking gold voor de terugwerkende kracht. Eiseres werd opgezadeld met de schier onmogelijke taak om zijn werknemers na vier jaar een nieuw contract te laten ondertekenen. Dit stuitte bij sommige werknemers op weerstand en argwaan, waardoor de aanlevering van de arbeidscontracten werd vertraagd. Bij besluit van 15 juli 2005 liet verweerder vervolgens weten dat de gereduceerde premie slechts zou gelden voor het lopende en het direct daaraan voorafgaande jaar. Dit in tegenstelling tot de mondelinge toezegging van de heer Mulder en de verwachting die is gewekt in de brief van 18 augustus 2004. Ten slotte vindt eiseres dat zij in de gelegenheid had moeten worden gesteld om haar bezwaarschrift mondeling toe te lichten. Zij is daartoe niet uitgenodigd, hoewel in diverse telefonische gesprekken om een persoonlijke toelichting is gevraagd.
In het verweerschrift merkt verweerder – samengevat weergegeven – het volgende op. Om in aanmerking te komen voor het gereduceerde wachtgeldtarief vanaf aanvang van het dienstverband dient te worden voldaan aan de voorwaarden die het Premiebesluit stelt. Daarbij is het van belang om onderscheid te maken tussen de arbeidsrechtelijke begrippen “arbeidsovereenkomst voor bepaalde en onbepaalde tijd” enerzijds en de premierechtelijke begrippen “los en vast dienstverband” anderzijds. In de agrarische sector kan een vast dienstverband alleen voor onbepaalde tijd worden aangegaan. Een los dienstverband kan daarentegen voor bepaalde tijd of voor onbepaalde tijd worden aangegaan. Eiseres heeft de dienstverbanden van de werknemers [werknemer 1], [werknemer 2], [werknemer 9] en [werknemer 8] destijds bij verweerder aangemeld als een “los” dienstverband. Verweerder meent dat het de verantwoordelijkheid is van de werkgever om de aanmelding dan wel het ter registratie aanbieden op correcte wijze te doen. In dit verband wijst verweerder erop dat in de toelichting bij de formulieren “arbeidsovereenkomsten los voltijd of deeltijd dienstverband met vakantiebonnen via de stichting overbruggingsfonds” onder punt 2 staat vermeld dat op grond van onderhavige overeenkomst geen gereduceerde wachtgeldpremie in rekening wordt gebracht. Derhalve wist eiseres of had zij op de hoogte kunnen zijn van het feit dat de door haar op deze formulieren opgegeven dienstverbanden geen recht gaven op een gereduceerde wachtgeldpremie. In de brochure los/vast dienstverband voor werkgevers in de agrarische sector is vermeld dat voor een beperkt aantal CAO’s geldt dat een los dienstverband voor onbepaalde, bepaalde tijd of voor een bepaald werk kan worden aangegaan. In tegenstelling tot wat eiseres stelt kan een los dienstverband dus wel degelijk ook voor onbepaalde tijd worden aangegaan, zodat het feit dat eiseres heeft aangegeven dat het dienstverband voor onbepaalde tijd is aangegaan op zichzelf geen reden had hoeven te zijn om te concluderen dat de formulieren dienen te gelden als zijnde aanmelding vaste arbeidsovereenkomst.
Overwegingen van de rechtbank
Voor zover eiseres zich op het standpunt heeft gesteld dat zij ten onrechte niet is gehoord overweegt de rechtbank als volgt. In artikel 128 van de WW, zoals dat luidde ten tijde van belang, is bepaald dat in afwijking van artikel 7:2 van de Awb de belanghebbende in een bezwaarschriftprocedure ten aanzien van een besluit inzake de verschuldigde premie op zijn verzoek wordt gehoord. Naar het oordeel van de rechtbank moet in het onderhavige geval het primaire besluit van 11 juli 2005 worden geduid als een “besluit inzake de verschuldigde premie”; het tijdstip van registratie heeft immers direct gevolgen voor de hoogte van de verschuldigde premie. De rechtbank stelt vast dat eiseres in haar bezwaarschrift niet heeft verzocht om te worden gehoord.
Evenmin is gebleken dat eiseres gedurende de bezwaarprocedure op andere wijze kenbaar heeft gemaakt dat zij gehoord wenste te worden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder de hoorplicht niet heeft geschonden.
De rechtbank stelt vast dat ingevolge artikel 3, eerste lid, onder a, van het Premiebesluit de gereduceerde premie uitsluitend geldt voor werknemers met een vast dienstverband voor onbepaalde tijd. Dit impliceert dat het Premiebesluit onderscheid maakt tussen werknemers met een vast dienstverband en werknemers met een los dienstverband.
De rechtbank stelt vervolgens vast dat 4 van de 9 werknemers destijds zijn aangemeld met een formulier “Arbeidsovereenkomst voor een los voltijd of deeltijd dienstverband”, waarop is aangegeven dat er een los dienstverband is aangegaan voor onbepaalde tijd. De rechtbank vermag niet in te zien dat verweerder daar niet op af mocht gaan. Naar het oordeel van de rechtbank mocht verweerder op basis van de formulieren er dan ook vanuit gaan dat het niet ging om werknemers als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a, van het Premiebesluit en voor wie derhalve niet de gereduceerde wachtgeldpremie gold. Daarbij neemt de rechtbank in ogenschouw dat uit de toelichting bij bedoelde formulieren blijkt dat de mogelijkheid bestond losse dienstverbanden voor onbepaalde tijd af te sluiten. Dat het - naar eiseres stelt - om verouderde formulieren ging en dat - naar eiseres eveneens heeft gesteld - de terminologie was gewijzigd in die zin dat niet meer over ‘los’ en ‘vast’ werd gesproken maar over ‘bepaald’ en ‘onbepaald’ doet hier niet aan af. Aldus mocht verweerder er vanuit gaan dat de 4 werknemers waarvoor destijds formulieren zijn ingezonden, niet voldeden aan de in artikel 3, eerste lid, onder a, van de Premieregeling neergelegde voorwaarde om voor de gereduceerde wachtgeldpremie in aanmerking te komen. Dat eiseres - naar zij stelt - verouderde formulieren heeft gebruikt komt voor haar risico. De rechtbank tekent hierbij aan dat blijkens de beschikbare gegevens ook werknemers van eiseres bij verweerder zijn aangemeld met formulieren “Arbeidsovereenkomsten voor een vast voltijd of deeltijd dienstverband”, zodat eiseres wist, althans had kunnen weten dat er verschillende formulieren waren om werknemers met een los dienstverband en met een vast dienstverband aan te melden. Daarnaast wijst de rechtbank erop dat in de toelichting bij de formulieren voor losse dienstverbanden uitdrukkelijk is vermeld dat op grond van de desbetreffende arbeidsovereenkomst geen gereduceerde wachtgeldpremie in rekening wordt gebracht. Ook wijst de rechtbank erop dat de formulieren waarmee eiseres de 4 werknemers op 11 juli 2005 heeft aangemeld nagenoeg identiek zijn aan de - volgens haar verouderde - formulieren waarmee zij destijds werknemers met een vast dienstverband heeft aangemeld.
De andere 5 werknemers waar het in het onderhavige geschil om gaat, zijn volgens eiseres door Ten Kate en Huizinga Accountants digitaal aangemeld. Nu evenwel vast staat dat eiseres geen destijds opgemaakte en ondertekende arbeidsovereenkomsten over heeft kunnen leggen, is voor die werknemers in zoverre niet voldaan aan de in artikel 3, aanhef en onder b, van de Premieregeling neergelegde voorwaarde om voor de verlaagde premie in aanmerking te komen.
De rechtbank stelt vast dat eiseres, ondanks een verzoek daartoe van verweerder bij brief van 18 augustus 2004, eerst bij brief van 11 juli 2005 arbeidsovereenkomsten voor een vast dienstverband voor onbepaalde tijd van de 9 betrokken werknemers aan verweerder heeft toegezonden. Blijkens de desbetreffende formulieren zijn deze dienstverbanden aangegaan in 2001 en 2002. Dit betekent, gelet op het bepaalde in artikel 3, aanhef en onder b, van de Premieregeling, gelezen in samenhang met artikel 3, eerste lid, van het Besluit melding sociale verzekeringen, dat deze arbeidsovereenkomsten niet tijdig ter registratie aan verweerder zijn voorgelegd.
Bij te late voorlegging ter registratie voert verweerder het beleid zoals neergelegd in het eerdergenoemde mandaatbesluit. Dit beleid acht de rechtbank niet onredelijk. De wijze waarop verweerder in het onderhavige geval bij het in bezwaar gehandhaafde besluit van 15 juli 2005 toepassing heeft gegeven aan dit beleid acht de rechtbank evenmin onredelijk. De rechtbank ziet dan ook geen grond voor het oordeel dat verweerder in redelijkheid niet eerst met ingang van 1 januari 2004 de arbeidsovereenkomsten van de werknemers [werknemer 1], [werknemer 2], [werknemer 3], [werknemer 4], [werknemer 5], [werknemer 6], [werknemer 7] en [werknemer 8], en met ingang van 1 maart 2004, onder toepassing van aftrek van twee maanden, de arbeidsovereenkomst van werknemer [werknemer 9] heeft geregistreerd en per die data de gereduceerde wachtgeldpremie over het loon van deze werknemers in rekening heeft gebracht. Dat eiseres - naar zij stelt - eerst bij brief van 11 juli 2005 de arbeidscontracten heeft kunnen toe sturen vanwege argwaan en weerstand van enkele werknemers maakt dit niet anders. Naar het oordeel van de rechtbank is dat een omstandigheid die voor haar rekening en risico komt. Ook overigens ziet de rechtbank in hetgeen eiseres in beroep naar voren heeft gebracht niet in dat verweerder de arbeidsovereenkomsten van de 9 werknemers met ingang van een eerdere datum had moeten registreren. De rechtbank is voorts van oordeel dat uit de beschikbare gegevens niet kan worden afgeleid dat in dit opzicht een ondubbelzinnige toezegging van de zijde van verweerder is gedaan of dat anderszins verwachtingen zijn gewekt.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit in rechte in stand kan worden gelaten. Voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb bestaat geen aanleiding.
Beslist wordt derhalve als volgt:
4. Beslissing
De Rechtbank Almelo,
Recht doende:
verklaart het beroep ongegrond.
Tegen deze uitspraak staat binnen zes weken na verzending hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.
Aldus gegeven door mr. W.F. Claessens, in tegenwoordigheid van G.J. Doeleman als griffier.
Afschrift verzonden op 17 november 2006
AB