RECHTBANK ALMELO
Sector bestuursrecht
Registratienummer: 05 / 1042 WVG V1 A
uitspraak van de meervoudige kamer d.d. 20 juli 2006
[eiseres],
wonende te [woonplaats], eiseres,
gemachtigde: M.J.M. Gorter-Hogenbirk, werkzaam bij ANGO Adviespunt Handicap en Recht te Amersfoort,
Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Hof van Twente,
gevestigd te Goor, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder d.d. 19 juli 2005.
2. De feiten en het verloop van de procedure
Bij besluit van 30 maart 2005 heeft verweerder aan eiseres een vervoersvoorziening op grond van de Wet voorzieningen gehandicapten (WVG) toegekend in de vorm van een scootmobiel en daarbij medegedeeld dat eiseres een besparingsbijdrage van € 363,00 verschuldigd is.
Eiseres heeft bij brief van 13 april 2005 tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Op 6 juni 2006 heeft eiseres haar bezwaar mondeling toegelicht ten overstaan van de commissie bezwaarschriften, gemeente Hof van Twente.
Deze commissie heeft op 21 juni 2005 aan verweerder advies uitgebracht.
Bij besluit van 19 juli 2005 (verzonden 25 juli 2005) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Namens eiseres is bij brief van 30 augustus 2005 tegen dit besluit beroep ingesteld.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van de rechtbank van 13 juni 2006, waar eiseres is verschenen bijgestaan door haar gemachtigde, terwijl verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door T. Koopman en P.R. Norp.
3. Overwegingen
In geschil is de vraag of het besluit van 19 juli 2005 in rechte in stand kan blijven.
Wettelijk kader
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de WVG draagt het gemeentebestuur zorg voor verlening van woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen ten behoeve van deelneming aan het maatschappelijk verkeer van in de gemeente woonachtige gehandicapten en stelt met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze wet daartoe regels vast bij Verordening.
In artikel 6, eerste lid, van de WVG is bepaald dat het gemeentebestuur bij verordening kan bepalen dat de gehandicapte, voor zover de voorziening niet bestaat uit een aan hem verleende financiële tegemoetkoming, een eigen bijdrage verschuldigd is. In het derde lid van dit artikel is bepaald dat Onze Minister van Sociale zaken en Werkgelegenheid, na overleg met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, regels kan stellen met betrekking tot de eigen bijdragen.
In artikel 5, eerste en tweede lid, van de Regeling inzake financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen WVG (Regeling) is bepaald dat de eigen bijdrage slechts verschuldigd is over het kalenderjaar waarin de voorziening wordt toegekend en het totaal aan eigen bijdragen dat per kalenderjaar verschuldigd is ten hoogste € 45,00 kan zijn.
Het gemeentebestuur van de gemeente Hof van Twente heeft de Verordening Voorzieningen Gehandicapten 2004 (VVG) vastgesteld.
In artikel 5.3, derde lid, van de VVG is bepaald dat voor de vervoersvoorziening genoemd in artikel 3.1. onder b 2 en 3 die in bruikleen wordt verstrekt de prijs van een voor de persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijke voorziening als besparingsbijdrage in aanmerking wordt genomen.
In artikel 7.3 van Verstrekkingenbesluit WVG gemeente Hof van Twente 2005 is bepaald dat bij verstrekking van een vervoersvoorziening in natura, in de vorm van een scootmobiel, een besparingbijdrage wordt geheven van € 363,00, zijnde de gemiddelde aanschafprijs van een fiets. De bijdrage geldt voor de periode dat de voorziening als “adequaat” kan worden aangemerkt en de economische afschrijvingstermijn van vijf jaar niet is verstreken.
Standpunten van partijen
Eiseres kan zich niet met verweerders besluit verenigen en heeft daartoe aangevoerd dat uit artikel 6, eerste lid, van de WVG blijkt dat een eigen bijdrage slechts kan worden geheven bij natura verstrekkingen en dat in artikel 5, tweede lid, van de Regeling is bepaald dat alleen in het kalenderjaar waarin de voorziening is verstrekt een eigen bijdrage mag worden geheven waarbij de eigen bijdrage ten hoogste € 45,-- mag bedragen. Daarnaast stelt ze dat ze niets bespaart omdat ze geen fiets heeft en ook niet kan fietsen. Verweerder heeft nagelaten individueel te toetsen wat zij bespaart door het toekennen van de voorziening.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de Regeling het begrip besparingsbijdrage niet kent en dat de besparingbijdrage van een geheel andere orde is dan de eigen bijdrage van € 45,00 die in de Regeling is opgenomen. Volgens verweerder is de verstrekte scootmobiel weliswaar een specifiek gehandicaptenvoertuig maar zit hierin wel een algemeen gebruikelijk deel, namelijk een fiets. Met de verstrekking van een scootmobiel bespaart men een fiets. Dit algemeen gebruikelijk deel, gewaardeerd op € 363,00, komt voor eigen rekening. Dat is dan niet te zien als een eigen bijdrage of als een eigen aandeel in de kosten, maar als een niet door de gemeente vergoed, algemeen gebruikelijk deel van de verstrekking.
Overwegingen van de rechtbank
De WVG belast gemeenten met de zorg voor de toekenning en verstrekking van woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen aan zelfstandig wonende gehandicapten. De WVG kent het gemeentebestuur een aantal bevoegdheden toe ten einde de wet uit te voeren. Zo bepaalt het eerste lid van artikel 2 van de WVG dat het gemeentebestuur bij verordening regels vaststelt over het verlenen van woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen. Artikel 5 van de WVG bepaalt welke regels de gemeentelijke verordening in ieder geval bevat. Artikel 6 van de WVG luidt dat het gemeentebestuur bij verordening kan bepalen dat de gehandicapte een eigen bijdrage is verschuldigd.
Verweerders gemeenteraad heeft bij verordening vastgesteld dat een zogenaamde besparingsbijdrage kan worden geheven bij het toekennen van een voorziening. De rechtbank stelt vast dat de WVG het gemeentebestuur daartoe niet een bevoegdheid heeft gegeven. Die bevoegdheid kan immers niet worden ontleend aan voormeld artikel 2 van de WVG, dat het toekennen van voorzieningen betreft. Evenmin kan zij worden gebaseerd op artikel 6 van de WVG omdat dat artikel de eigen bijdrage regelt. De eigen bijdrage is van een andere orde dan de hier in het geding zijnde besparingsbijdrage.
Verweerder heeft nog aangevoerd dat de bijdrageregeling een nadere uitwerking is van de regel dat algemeen gebruikelijke voorzieningen niet worden verstrekt. Wat daar verder ook van zij, een dergelijke regel kan niet toedekken dat de WVG het gemeentebestuur niet de bevoegdheid verschaft om een besparingsbijdrageregeling bij verordening te introduceren.
Mitsdien is de verordening op dat punt onverbindend wegens strijd met de wet. Het primaire besluit van 30 maart 2005 is wat het in rekening brengen van de besparingsbijdrage betreft derhalve onbevoegd genomen. Ten onrechte is verweerder daaraan in de bestreden beslissing voorbij gegaan. Het beroep is gegrond en de bestreden beslissing komt voor vernietiging in aanmerking. Met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, Awb zal de rechtbank het primaire besluit voorzover daarin een besparingsbijdrage is geheven, herroepen.
Aan het betoog van eiseres dat verweerder ten onrechte heeft nagelaten om individueel te toetsen of eiseres inderdaad iets heeft bespaard, komt de rechtbank niet toe.
Het beroep is gegrond en leidt tot een proceskostenveroordeling als na te melden.
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit van 30 maart 2005 voorzover daarbij een besparingsbijrage is geheven en laat het voor het overige in stand;
- bepaalt dat verweerder de proceskosten van eiseres vergoedt, zijnde EUR 652,90, te betalen door verweerders gemeente;
- verstaat dat verweerders gemeente het griffierecht van eiseres vergoedt, zijnde EUR 37,-
Tegen deze uitspraak staat binnen zes weken na verzending hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.
Aldus gegeven door mr. R.J. Jue, mr. C. Verdoold en mr. W.F. Claessens, in tegenwoordigheid van J.G.M. Wolbers als griffier.