RECHTBANK ALMELO
zaaknummers: 51091 ha za 02-380 en 51092 ha za 02-381
datum uitspraak vonnis: 12 februari 2003 (hs)
Vonnis van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaken van:
1. [Opposant 1],
wonende te Vroomshoop,
2. [Opposant 2],
wonende te Den Ham,
opposanten,
verder te noemen [Opposant 1] en [Opposant 2],
procureur: mr. A.W. van Rutten,
De Ontvanger van de Belastingdienst Douanedistrict Groningen,
kantoorhoudende te Groningen,
geopposeerde,
verder te noemen De Ontvanger,
procureur: mr. Ph.C. Kleyn van Willigen,
advocaat: mr. T. Huisman-van Gemonden.
Op 7 augustus 2002 heeft de rechtbank in beide zaken tussenvonnissen gewezen waarbij is bevolen dat de zaken met de hierboven genoemde zaaknummers wegens verknochtheid zullen worden gevoegd.
Vervolgens heeft De Ontvanger, onder overlegging van vier producties, voor antwoord geconcludeerd in de gevoegde zaken.
[Opposant 1] en [Opposant 2] hebben hierna gerepliceerd, waarbij zij twee producties in het geding hebben gebracht.
De Ontvanger heeft een conclusie van dupliek genomen.
Tenslotte is vonnis gevraagd.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
1. Nu door De Ontvanger het tegendeel niet is gesteld, dient te worden aangenomen dat de bij dagvaarding in oppositie vereiste wettelijke termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen.
2. In deze zaak staat het volgende vast.
Aan [Opposant 1] is bij exploit door de belastingdeurwaarder te Hengelo in opdracht van
De Ontvanger betekend een dwangbevel tot invordering van de naheffingsaanslag Accijns Verbruiksbelasting, gedagtekend 17 mei 2000, aanslagnummer 0871.87.723/00.8.0002.
Aan [Opposant 2] is bij exploit door de belastingdeurwaarder te Hengelo in opdracht van De Ontvanger betekend een dwangbevel tot invordering van de naheffingsaanslag Accijns Verbruiksbelasting, gedagtekend 17 mei 2000, aanslagnummer 0861.46.427/00.8.0002.
Op 26 januari 2000 en 18 februari 2000 hebben [Opposant 1] en [Opposant 2] in totaal 40 dozen onveraccijnsde sigaretten voorhanden gehad. Tevens had [Opposant 2] bij zijn aanhouding op
2 maart 2000 nog 16 dozen onveraccijnsde sigaretten bij zich, welke door de FIOD in beslag zijn genomen.
Bij vonnis van deze rechtbank van 20 maart 2001 is [Opposant 1] veroordeeld wegens medeplegen van het opzettelijk overtreden van een in artikel 5 van de Wet op de Accijns opgenomen verbod.
[Opposant 2] is eveneens bij vonnis van deze rechtbank van 20 maart 2001veroordeeld wegens het medeplegen van het opzettelijk overtreden van een in artikel 5 van de Wet op de Accijns opgenomen verbod.
3. [Opposant 1] en [Opposant 2] vorderen, kort samengevat, hen tot goed opposant tegen het dwangbevel van De Ontvanger te verklaren en dit buiten effect te stellen, met veroordeling van
De Ontvanger in de kosten van de procedure.
Zij stellen daartoe het volgende.
[Opposant 1] en [Opposant 2] hebben de dozen met onveraccijnsde sigaretten gekocht van de heer
[Partij 1]. De heer [Partij 1] heeft op zijn beurt de dozen gekocht van de heer [Partij 2]. [Opposant 1] en [Opposant 2] hebben zelf de dozen weer doorverkocht aan de heer [Partij 3].
De heren [Partij 1] en [Partij 2] hebben, evenals [Opposant 1] en [Opposant 2], een naheffingsaanslag ontvangen. Als De Ontvanger alle naheffingsaanslagen volledig en onverkort invordert wordt over één en hetzelfde goed meerdere malen accijns betaald en dat is in strijd met de Wet op de Accijns. De Ontvanger dient een dermate zorgvuldigheid te betrachten dat een dergelijke dubbele betaling wordt voorkomen. Hiertoe dient hij na te gaan of er een gevoelsmatig schuldiger schuldenaar is en bij deze schuldenaar tot invordering over te gaan. Door thans bij [Opposant 1] en [Opposant 2] tot invordering over te gaan neemt De Ontvanger deze zorgvuldigheid niet in acht. Immers, [Opposant 1] en [Opposant 2] zijn de laatste schuldenaren in de langere keten van gevoelsmatig schuldiger schuldenaren. De Ontvanger dient eerst tot invordering bij [Partij 1] en [Partij 2] over te gaan alvorens hij kan overgaan tot invordering van de aan [Opposant 1] en [Opposant 2] opgelegde aanslag.
Doordat De Ontvanger tot invordering overgaat worden [Opposant 1] en [Opposant 2] onevenredig in hun belangen geschaad en wordt inbreuk gemaakt op de proportionaliteit.
4. De Ontvanger betwist gemotiveerd de stellingen van [Opposant 1] en [Opposant 2]. Hij stelt daartoe dat op zichzelf juist is dat niet meerdere malen accijns kan worden geheven over dezelfde goederen, doch dat het de Inspecteur vrij staat om ter zake van dezelfde goederen aan meerdere personen een naheffingsaanslag op te leggen (HR 24 augustus 1999, BNB 1999/383 c). Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft hierbij bepaald dat de nationale autoriteiten er hoe dan ook voor moeten zorgen dat de belastingschuld ook daadwerkelijk wordt geïnd (HvJEG 5 april 2001, BNB 2001/204 c). Om in het onderhavige geval te trachten de gehele belastingschuld te innen, moet De Ontvanger, gelet op de omvang van de schuld, wel verhaal zoeken bij alle schuldenaren om de eenvoudige reden dat geen van de schuldenaren afzonderlijk voldoende verhaal kan bieden. De Ontvanger handelt hiermee niet onzorgvuldig jegens [Opposant 1] en [Opposant 2].
5. In deze zaak is de vraag of De Ontvanger terecht tot invordering van de belastingschuld kan overgaan. Mede gelet op de hiervoor door De Ontvanger reeds aangehaalde jurisprudentie van, met name, het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is de rechtbank van oordeel dat De Ontvanger in het onderhavige geval kan overgaan tot invordering van de aan [Opposant 1] en [Opposant 2] opgelegde naheffingsaanslagen. [Opposant 1] en [Opposant 2] hebben onveraccijnsde sigaretten voorhanden gehad. De accijns moet thans alsnog worden betaald, waarvoor hen, maar ook de heren [Partij 1] en [Partij 2], naheffingsaanslagen zijn opgelegd. De Ontvanger hoeft niet een hele keten van verhandelaars van dezelfde sigaretten na te lopen om de belastingschuld voldaan te krijgen. Iedere persoon in de keten van personen die de betreffende sigaretten voorhanden heeft gehad, is verantwoordelijk voor het niet afdragen van de accijns. Aan ieder van hen kan dan ook een naheffingsaanslag worden opgelegd. De Ontvanger moet er vervolgens hoe dan ook voor zorgdragen dat alsnog daadwerkelijk wordt geïnd en daarbij mag hij zich naar het oordeel van de rechtbank, zeker gelet ook op de omvang van de schuld en de mogelijkheden van verhaalbaarheid, tot iedere betrokkene richten. De Ontvanger hoeft zich naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet eerst tot [Pa[Partij 1] en/of [Partij 2] te richten, doch kan ter voldoening van de belastingschuld bij iedere betrokkene tot invordering overgaan. De Ontvanger dient wel te voorkomen dat over dezelfde accijnsgoederen meermalen accijns wordt betaald, maar dat dit (is) geschied(t), is gesteld noch gebleken. Het verzet van [Opposant 1] en [Opposant 2] slaagt dan ook niet.
6. De rechtbank zal, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, het verzoek van De Ontvanger tot opheffing van de aan het verzet verbonden schorsende werking toewijzen door uitvoerbaarverklaring bij voorraad van dit vonnis, nu naar haar oordeel het belang van [Opposant 1] en [Opposant 2] bij schorsing van de tenuitvoerlegging niet opweegt tegen het belang van De Ontvanger bij voortzetting van die tenuitvoerlegging.
7. [Opposant 1] en [Opposant 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, de kosten van het incident daaronder begrepen.
I. Wijst het gevorderde af.
II. Veroordeelt [Opposant 1] en [Opposant 2] hoofdelijk, in die zin dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, in de kosten van het geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van De Ontvanger begroot op EUR 386,-- aan verschotten en EUR 975,-- aan het salaris van de procureur.
III. Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mrs. Scholten, Verhoeven en Van der Winkel en is op 12 februari 2003 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.