ECLI:NL:RBALM:2001:AB0573
Rechtbank Almelo
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening wegens ontbreken spoedeisend belang
In deze zaak heeft de president van de Arrondissementsrechtbank Almelo op 14 februari 2001 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door A, vertegenwoordigd door mr. A.H.J. Cornelissen, advocaat te Huissen, tegen het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Hengelo, vertegenwoordigd door mw. mr. C.J.M. Oosterveer, advocaat te ‘s-Gravenhage. Het verzoek om voorlopige voorziening was gericht tegen een besluit van verweerder van 10 november 2000, waarin verzoeker in kennis was gesteld van het voornemen tot ontslag en hem tevens een schorsing voor een periode van zes maanden was opgelegd.
De behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening is meerdere keren uitgesteld op verzoek van partijen, die in overleg waren over een mogelijke schikking. De president heeft vastgesteld dat, gezien de tijd die partijen al in overleg waren, het spoedeisend belang bij het verzoek kennelijk niet langer aanwezig was. Dit leidde tot de conclusie dat het verzoek om voorlopige voorziening zonder behandeling ter zitting moest worden afgewezen, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De president heeft partijen erop gewezen dat bij een eventueel volgend verzoek om uitstel rekening gehouden moet worden met de mogelijkheid dat het verzoek zonder behandeling ter zitting zal worden afgewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.