ECLI:NL:RBALM:2000:AA9114

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
14 december 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00/220 F
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillietverklaring van Zenthöfer Blumenerde BV na ontbinding en vorderingen van verzoekster

Op 14 december 2000 heeft de Arrondissementsrechtbank te Almelo uitspraak gedaan in de zaak met nummer 00/220 F, waarin de faillietverklaring van Zenthöfer Blumenerde BV werd uitgesproken. De rechtbank oordeelde dat de gerequestreerde, die sinds anderhalf jaar geen activiteiten meer had en op 8 december 2000 was ontbonden, niet voldoende had aangetoond dat er geen baten meer waren. De verzoekster, Zenthöfer GmbH, had een vordering van DM 263.151,69 op de gerequestreerde, die voortvloeide uit een onherroepelijk vonnis van het Landgericht Arnsberg. Daarnaast werd een steunvordering ingediend door de firma Profi Meyer, die stelde dat er sprake was van onverschuldigde betaling door de gerequestreerde. De rechtbank verwierp het verweer van de gerequestreerde dat verzoekster geen belang had bij het faillissement, omdat er geen baten meer zouden zijn. De rechtbank benadrukte dat het de curator is die onderzoek moet doen naar de aanwezigheid van vermogen van de schuldenaar en dat de rechtbank niet vooruit kan lopen op de resultaten van dat onderzoek. De rechtbank concludeerde dat de ontbinding van de gerequestreerde niet in de weg staat aan de faillietverklaring, aangezien de vennootschap moet worden geacht voort te blijven bestaan voor de vereffening van haar vermogen. Gelet op deze overwegingen werd het verzoek tot faillietverklaring toegewezen, en werd mr. M.L.J. Koopmans benoemd tot rechter-commissaris en mr. A.C. Huisman tot curator. De rechtbank gaf de curator de opdracht om brieven en telegrammen aan de gefailleerde te openen.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ALMELO
M.72
Vonnis tot faillietverklaring
Faillissementsnummer: 00/220 F
De Arrondissementsrechtbank te Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken;
gezien een verzoekschrift van de rechtspersoon naar Duits recht Zenthöfer GmbH,
procureur mr. F. Kolkman te Wierden,
strekkende tot faillietverklaring van
de volgens het uittreksel van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Veluwe en Twente op 8 december 2000 ontbonden besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ZENTHÖFER BLUMENERDE BV,
laatstelijk ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Veluwe en Twente onder nummer 06075408, voorheen gevestigd en kantoorhoudende te 7671 TB Vriezenveen, Paterswal 9;
W E L AANWEZIGVerzoekster stelt een vordering van DM 263.151,69, te vermeerderen met rente en kosten, op gerequestreerde te hebben op grond van een onherroepelijk vonnis van het Landgericht Arnsberg d.d. 25 augustus 1999. Als steunvordering brengt verzoekster naar voren een vordering van de firma Profi Meyer wegens een ten onrechte door gerequestreerde geïnde cheque ad DM 2.714,53, en Profi Meyer stelt dat sprake is van onverschuldigde betaling.
De betreffende stukken heeft verzoekster overgelegd. Gerequestreerde zou in gebreke zijn gebleven beide schulden te voldoen.
Gerequestreerde heeft de vordering van verzoekster niet bestreden. Evenmin heeft zij de vordering van Profi Meyer voldoende gemotiveerd betwist. Gerequestreerde stelt evenwel dat het verzoek moet worden afgewezen, nu er sinds anderhalf jaar al geen activiteiten meer zijn en de vennootschap op 8 december 2000 is ontbonden, omdat er geen baten meer zouden zijn. Een aantal schulden zou nog betaald zijn door een andere vennootschap. Verzoekster zou ervan op de hoogte zijn dat er geen baten meer zijn en dus geen belang meer hebben bij het faillissement.
De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheid dat gerequestreerde is ontbonden niet aan een faillissement in de weg staat. Zij moet immers worden geacht voort te zijn blijven bestaan voorzover dit voor de vereffening van haar vermogen nodig is (vgl. Hoge Raad 27 januari 1995, NJ 1995, 579).
Als onbetwist staat tussen partijen vast dat de vordering van verzoekster opeisbaar is terwijl de rechtbank van oordeel is dat verzoekster voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van pluraliteit.
De rechtbank verstaat het verweer van gerequestreerde inhoudende dat verzoekster bij gebrek aan enige baten bij gerquestreerde bij haar faillssement geen belang heeft aldus, dat verzoekster naar het oordeel van gerequestreerde misbruik maakt van haar bevoegdheid het faillissement van gerquestreerde aan te vragen omdat voor verzoekster geen enkel positief gevolg is te verwachten van dat faillissement. Ook dit verweer wordt door de rechtbank verworpen. De faillissementswet gaat -behoudens in het geval dat er aan het verzoek tot faillietverklaring een opheffing van een faillissement is vooraf geggaan- ervan uit dat het de curator is die die een onderzoek instelt naar de aanwezigheid van vermogen van de schuldenaar (vgl. Hoge Raad 10 november 2000, JOL 2000, 553). In beginsel staat het de rechtbank niet vrij om vooruitlopend op de resultaten van dat onderzoek het verzoek dat strekt tot faillissement af te wijzen. Bovendien is in deze zaak niet aannemelijk gemaakt dat de vereffening van het vermogen van verzoekster heeft plaatsgevonden volgens de de geldende regels zodat verzoekster ook om die reden belang heeft bij een faillissement.
Gelet op al het bovenstaande zal de rechtbank het verzoek strekkende tot faillietverklaring van gerequestreerde toewijzen.
gelet op de artikelen 1, 2, 4, 6 en 14 van de faillissementswet;
RECHTDOENDE:
Verklaart ZENTHÖFER BLUMENERDE BV voornoemd, in staat van faillissement;
benoemt tot rechter-commissaris het lid van deze rechtbank mr. M.L.J. Koopmans en stelt aan tot curator mr. A.C. Huisman, advocaat en procureur te Almelo;
geeft last aan de curator tot het openen van aan de gefailleerde gerichte brieven en telegrammen.
Aldus gewezen en uitgesproken te Almelo ter openbare terechtzitting van 14 december 2000 door mr. Schreuder, lid van voormelde enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van Cassese, griffier.