ECLI:NL:RBALM:2000:AA4855
Rechtbank Almelo
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke bouwkwestie
In deze zaak heeft de president van de Arrondissementsrechtbank Almelo op 12 januari 2000 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoeker, A, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Enschede, dat op 14 september 1999 was genomen. Dit besluit betrof de handhaving van een bouwverbod voor een kapschuur die zonder vergunning was gebouwd op het perceel van verzoeker. De bouwvergunning voor een veeschuur was eerder op naam van verzoeker overgeschreven, maar het bestemmingsplan was inmiddels gewijzigd, waardoor de huidige situatie niet meer in overeenstemming was met de nieuwe bestemmingsplanregels.
Verzoeker had op 24 december 1999 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank om een voorlopige voorziening te treffen, met de vraag om schorsing van het besluit van 14 september 1999. De president heeft het verzoek op 6 januari 2000 ter zitting behandeld, waarbij zowel verzoeker als verweerder vertegenwoordigd waren. De president overwoog dat ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening alleen kan worden gevraagd indien er connexiteit bestaat met een bezwarenprocedure of een beroepsprocedure bij de rechtbank.
De president concludeerde dat verzoeker niet gelijktijdig met het verzoek om een voorlopige voorziening beroep had ingesteld tegen het besluit van 3 december 1999, dat de beslissing op het bezwaar was. Hierdoor ontbrak de connexiteit die vereist was voor het indienen van een verzoek om een voorlopige voorziening. De president verklaarde het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook niet-ontvankelijk. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.