ECLI:NL:RBALK:2011:BQ9709
Rechtbank Alkmaar
- Eerste aanleg - meervoudig
- P.H. Lauryssen
- W.B. Klaus
- G.E. Creijghton-Sluijk
- Rechtspraak.nl
Ontheffing voor vliegtuigbewegingen aan Den Helder Airport C.V. en niet-ontvankelijkheid van beroep
In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 23 juni 2011 uitspraak gedaan in een geschil over een ontheffing voor vliegtuigbewegingen verleend aan Den Helder Airport C.V. De ontheffing betrof 1.216 vliegtuigbewegingen in de periode van 22 november 2008 tot 1 januari 2009. Het beroep van de gemeente Texel, gericht tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar, werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat inmiddels op het bezwaar was beslist. De rechtbank oordeelde dat de gemeente geen procesbelang meer had, aangezien de activiteiten waarvoor de ontheffing was verleend al waren gerealiseerd. Bovendien was niet aannemelijk gemaakt dat er sprake was van terugkerende gelijksoortige activiteiten die een procesbelang zouden rechtvaardigen.
De rechtbank benadrukte dat het beroep, voor zover gericht tegen de inhoudelijke beslissing, ook niet-ontvankelijk was, omdat het college van burgemeester en wethouders geen procesbelang meer had. De rechtbank verwees naar vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigt dat in dergelijke gevallen geen uitspraak kan worden gevraagd, zelfs niet over rechtsvragen van principiële betekenis. De rechtbank concludeerde dat de eiser geen procesbelang had bij een oordeel over de rechtmatigheid van de verleende ontheffing, aangezien de ontheffing voor extra vliegtuigbewegingen in 2008 al was “ingehaald” door een besluit voor structurele verhoging van het aantal vliegtuigbewegingen.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing gezamenlijk namen. De rechtbank verklaarde het beroep, zowel tegen het niet tijdig nemen van een besluit als tegen de inhoudelijke beslissing, niet-ontvankelijk. Er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken, en belanghebbenden hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.