ECLI:NL:RBALK:2011:BO9833

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
4 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.810303-10 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na schadevergoeding aan benadeelde partij

Op 4 januari 2011 heeft de Rechtbank Alkmaar uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank heeft de vordering tot ontneming afgewezen, omdat de in de hoofdzaak opgelegde maatregel van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die een bedrag van € 3.530,- betrof, voldoende was om de benadeelde partij schadeloos te stellen. De rechtbank oordeelde dat de rechtmatige toestand, voor zover mogelijk, hersteld kon worden door deze schadevergoeding. De zaak was samenhangend met een eerder gepubliceerde zaak onder nummer BO9753.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die was ingediend op 8 december 2010, beoordeeld. De officier van justitie had gevorderd dat het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld zou worden op € 1.765,-, maar de rechtbank kwam tot de conclusie dat de vordering moest worden afgewezen, nu de schadevergoeding aan de benadeelde partij al was toegewezen. De rechtbank heeft de argumenten van de verdediging, die stelde dat het voordeel niet wettig en overtuigend kon worden bewezen, in overweging genomen.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij mr. P.H.B. Littooy als voorzitter fungeerde. De beslissing werd genomen na een openbare terechtzitting op 21 december 2010, waar de veroordeelde en zijn raadsman, mr. D.C. Vlielander, aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering tot ontneming niet kon worden toegewezen, gezien de reeds opgelegde schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Locatie Alkmaar
Parketnummer : 14.810303-10 (Ontneming)
Datum uitspraak : 4 januari 2011
TEGENSPRAAK
VONNIS ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht
van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, op vordering van de officier van justitie als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak, behorende bij de strafzaak met parketnummer 14/810303-10, tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortedatum en geboorteplaats],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Noord Holland Noord – Huis van Bewaring Zwaag te Zwaag.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
21 december 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de officier van justitie, van de op de vordering betrekking hebbende stukken, waaronder het strafdossier, en van hetgeen door betrokkene, hierna te noemen [veroordeelde], en door zijn raadsman mr. D.C. Vlielander, advocaat te Utrecht, naar voren is gebracht.
Tevens heeft de rechtbank in aanmerking genomen het heden uitgesproken vonnis van deze kamer van deze rechtbank, met de parketnummers 810183-10 en 810303-10, waarbij [veroordeelde] is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar en daarnaast onder meer tot betaling van schadevergoeding aan de [benadeelde partij 1].
1. De vordering
De officier van justitie heeft bij vordering van 8 december 2010 gevorderd dat de rechtbank het bedrag als bedoeld in artikel 36e lid 4 van het Wetboek van Strafrecht, zal vaststellen op € 1.765,- en aan [veroordeelde] de verplichting zal opleggen tot betaling van dat bedrag aan de Staat, waarbij de officier van justitie is uitgegaan van bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit onder parketnummer 810303-10. Volgens de officier van justitie heeft [veroordeelde] door middel van of uit baten van dit feit voordeel verkregen.
2. Het verloop van de procedure.
De officier van justitie heeft bovengenoemde vordering aanhangig gemaakt met de oproeping aan [veroordeelde] om te verschijnen op de terechtzitting van deze rechtbank van 21 december 2010. Op genoemde zitting is [veroordeelde] verschenen met zijn raadsman mr. D.C. Vlielander.
Op de terechtzitting heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen wanneer de vordering tot schadevergoeding van [benadeelde partij 1] in de hoofdzaak wordt toegewezen. De vordering dient te worden toegewezen in geval van afwijzing van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij in de strafzaak, aldus de officier van justitie.
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting bepleit onderhavige vordering af te wijzen, primair omdat het daarmee samenhangende feit in de strafzaak niet wettig en overtuigend kan worden bewezen en subsidiair omdat onvoldoende duidelijk is geworden welk voordeel [veroordeelde] door middel van of uit baten van dit feit zou hebben verkregen.
3. Het oordeel van de rechtbank.
Bij vonnis van deze rechtbank van 4 januari 2011 is bewezen verklaard dat [veroordeelde] (hierna: de veroordeelde) zich – kort gezegd – heeft schuldig gemaakt aan een gewapende overval op 20 januari 2010 op [benadeelde partij 1] aan [adres] te Alkmaar waarbij een geldbedrag van € 3.530,- is gestolen. In dit vonnis is tevens de vordering van [de benadeelde partij 1] tot een bedrag van € 3.530,- (hoofdelijk) toegewezen en is aan de veroordeelde de verplichting opgelegd dit bedrag aan de Staat te betalen.
Die beslissing heeft enerzijds tot gevolg dat kan worden vastgesteld, dat de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten.
Anderzijds heeft de bij dit vonnis opgelegde maatregel van schadevergoeding tot het aan de benadeelde partij ontnomen bedrag tot gevolg dat de benadeelde partij – indien en voor zover verhaalsmogelijkheden aanwezig zullen zijn – schadeloos zal worden gesteld en daarmee kan tevens de rechtmatige toestand voor zover mogelijk worden hersteld.
De rechtbank is dan ook met de officier van justitie van oordeel, dat de vordering voor afwijzing gereed ligt.
4. BESLISSING
De rechtbank komt op grond van het vorenstaande tot de volgende beslissing:
Wijst de vordering van de officier van justitie tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel af.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,
mr. E.K. Veldhuijzen van Zanten en mr. G.A.M. van Dijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.M. ten Bos, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 januari 2011.
Mr. E.K. Veldhuijzen van Zanten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.