RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer : 14.810419-09 (P)
Datum uitspraak : 17 november 2010
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedatum] 1965,
wonende op het adres [adres en woonplaats] (Polen).
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 november 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. J.J. Jorna, advocaat te Den Helder, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd, dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 7 tot en met 8 november 2009 te [woonplaats], gemeente Langedijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een op/aan de [straatnaam 1] geparkeerd staande Mercedes bestelbus (kenteken: [kenteken 1]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 7 tot en met 9 november 2009 te [verblijfplaats], gemeente Zijpe, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een Mercedes bestelbus (origineel kenteken: [kenteken 1]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die auto wist(en) althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2.
hij op of omstreeks 9 november 2009 te [verblijfplaats], gemeente Zijpe, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een Voertuig Identifcatienummer(VIN)/chassisnummer, (zijnde een ander merk dan de in artikel 217 en 218 van het Wetboek van Strafrecht bedoelde merken) dat krachtens artikel 5.3.1 onder 5 van de Regeling Voertuigen (zoals geldend van 1 mei 2009 tot en met 31 december 2009), althans krachtens wettelijk voorschrift, op een motorvoertuig moet worden aangebracht, valselijk heeft geplaatst, althans het echte Voertuig Identificatienummer(VIN)/chassisnummer heeft vervalst, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader opzettelijk valselijk het Voertuig Identificatienummer(VIN)/chassisnummer [identificatienummer 1] geplaatst op een motorvoertuig, althans het echte Voertuig Ide [identificatienummer 2] van het motorvoertuig Mercedes Sprinter (origineel afgegeven Nederlands kenteken: [kenteken 1]) vervangen door een Voertuig Identificatienummer(VIN)/chassisnummer [identificatienummer 1], met het oogmerk om dat motorvoertuig te gebruiken of door anderen te doen gebruiken alsof laatstbedoeld Voertuig Identificatienummer(VIN)/chassisnummer krachtens genoemd artikel, althans krachtens genoemd wettelijk voorschrift, echt en onvervalst was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Overweging ten aanzien van het bewijs
In de nacht van 7 op 8 november 2009 wordt de bestelbus van het merk Mercedes van aangever [slachtoffer] gestolen. Op 9 november 2009 wordt deze bestelbus op het perceel [straatnaam 2] 1 te [verblijfplaats] aangetroffen en door aangever als zijn eigendom herkend. De op het terrein aanwezige mannen, waaronder verdachte, worden aangehouden en de bestelbus wordt door de politie in beslag genomen. Uit nadien verricht onderzoek aan de bestelbus blijkt dat twee van de karakters van het voertuigidentificatienummer zijn veranderd, waarvan één karakter in een ander cijfer.
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte, al dan niet tezamen met een ander of anderen, genoemde Mercedes bestelbus heeft gestolen, dan wel dat hij deze auto, al dan niet tezamen met een ander of anderen, in zijn bezit had terwijl hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de auto van misdrijf afkomstig was. Ook dient de rechtbank te bezien of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte, al dan niet tezamen met een ander of anderen, – kort gezegd – door middel van het veranderen van het voertuigidentificatienummer, valselijk een ander merk op de auto heeft geplaatst met het oogmerk de auto te (doen) gebruiken alsof het merk daarvoor bestemd was.
B. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het 1 primair ten laste gelegde feit, mede vanwege het te ver verwijderde verband in tijd tussen de diefstal en het aantreffen van de auto, niet bewezen en heeft ten aanzien daarvan vrijspraak gevorderd.
Wel acht de officier van justitie de onder 1 subsidiair ten laste gelegde opzetheling wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie acht daarvoor onder meer redengevend dat de bestelbus op het terrein is aangetroffen waar ook verdachte en medeverdachte [medeverdachte] worden aangetroffen, die aanvankelijk wegrennen voor de politie, terwijl ook duidelijk is geworden dat zij aan de bestelbus hebben gesleuteld.
Het originele motormanagement van de Mercedes wordt los onder de auto aangetroffen. Verder wordt in de auto van verdachte een handvat van een Mercedes gevonden waar de sleutel van aangever op past. Ook heeft verdachte aanvankelijk verklaard dat er geen kentekenplaten op de bestelbus zaten toen zijn zwager, medeverdachte [medeverdachte], deze kocht. Tot slot heeft verdachte ter terechtzitting alleen over irrelevante details verklaard, terwijl hij op relevante punten telkens aangaf geen herinnering meer te hebben. De officier van justitie heeft daaruit geconcludeerd dat verdachte wist dat de auto van misdrijf afkomstig was.
Gelet op voornoemde omstandigheden en gezien het feit dat ter plaatse slagcijfers zijn aangetroffen die ook door verdachte zijn vastgehouden en door medeverdachte [medeverdachte] zijn gebruikt om het voertuigidentificatienummer te veranderen, acht de officier van justitie ook het medeplegen van het als feit 2 ten laste gelegde bewezen.
C. Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak van zowel feit 1 primair en subsidiair, als van feit 2 bepleit. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte zijn medeverdachte [medeverdachte] slechts naar de plek van de verkoop van de bestelbus heeft gereden en dat hij hem op een afstand met de verkopers heeft zien praten. Voor het overige heeft verdachte niets met de bestelbus van doen gehad. Dit laatste geldt ook voor feit 2, waar het enkel medeverdachte [medeverdachte] is geweest die de slagcijfers heeft gebruikt om het voertuigidentificatienummer te wijzigen.
D. Beoordeling van de tenlastelegging door de rechtbank
Redengevende feiten en omstandigheden ten aanzien van feit 1
Tussen 7 en 8 november 2009 wordt de bestelbus van het merk Mercedes, type Sprinter, met kenteken [kenteken 1] van [slachtoffer] gestolen. Op 9 november 2009 wordt te [verblijfplaats], gemeente Zijpe, op het perceel [straatnaam 2] 1 een ontvreemde bedrijfsauto aangetroffen. Deze bestelbus wordt door aangever als zijn eigendom herkend. De bestelbus is voorzien van het Poolse kenteken [kenteken 2] en de motorkap staat open. De auto staat op een krik en het rechter voorwiel ligt naast de auto. De handen van de op het terrein aanwezige verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn zwart van de oliesmeer en hun kleding is vies. Op 11 november 2009 wordt de personenauto van verdachte, welke ook op de [straatnaam 2] 1 te [verblijfplaats] stond, doorzocht en daarin wordt een handvat van een Mercedes aangetroffen. De handvatten die op de Mercedes bestelbus zijn gemonteerd zijn niet origineel en bij een vergelijking van die handvatten met het in de auto van verdachte aangetroffen handvat blijken deze identiek te zijn. De originele sleutel van de Mercedes bestelbus past op het slot van het in de auto van verdachte aangetroffen handvat, met dien verstande dat met de sleutel het slot in het handvat kan worden bewogen. Uit nader onderzoek aan de bestelbus blijkt dat kennelijk recentelijk montage en/of demontage werkzaamheden zijn uitgevoerd aan het contactslot. Aan de portiersloten van zowel het linker als het rechter portier zijn vernielingen c.q. braaksporen aangetroffen. De handgreep van de deur van de laadruimte aan de achterzijde van de bestelbus hangt grotendeels los. Bij vervanging van het contactslot dient ook het motormanagement omgewisseld te worden. In de laadruimte van de bestelbus wordt een gedemonteerd motormanagement aangetroffen. Het chassisnummer dat bij dit gedemonteerde motormanagement of wel ‘Elektronische Controle Unit’ hoort is van aangever [slachtoffer].
Medeverdachte [medeverdachte] heeft, na aanvankelijk te hebben verklaard niets met de Mercedes te maken te hebben, verklaard dat hij de auto van een vage Poolse kennis heeft gekocht. Zijn zwager, verdachte, heeft medeverdachte toen een lift gegeven. De medeverdachte heeft, zo verklaart hij, voor de auto betaald en zijn Poolse kentekenplaten achtergelaten waarna deze op de bestelbus zijn bevestigd. Verdachte heeft na aflevering van de auto geholpen het wiel van de auto af te schroeven.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat zijn zwager, medeverdachte [medeverdachte], de bestelbus op een industrieterrein gekocht heeft en dat er op dat moment geen nummerborden op de Mercedes zaten. Vervolgens zijn Poolse kentekenplaten van een andere Mercedes op de bestelbus geplaatst. Over het repareren van de bestelbus heeft verdachte aanvankelijk verklaard dat hij op 9 november 2009 bezig was met de reparatie van de bestelbus waaraan hij in een later verhoor heeft toegevoegd, dat hij geholpen heeft de uitlaat uit te draaien. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat dit niet klopt en dat hij slechts naar de motor van de auto heeft staan kijken.
Vrijspraak feit 1 primair
Met de officier van justitie en de raadsman van verdachte is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van de bestelbus. In het dossier ontbreekt een direct bewijsmiddel ter onderbouwing van de slotsom dat verdachte voornoemde personenauto in de periode van 7 tot en met 8 november 2009 te [woonplaats] heeft gestolen, terwijl de periode gelegen tussen de diefstal en het aantreffen van de auto bij verdachte en zijn medeverdachte naar het oordeel van de rechtbank evenmin meebrengt dat verdachte als dief van het gestolen voertuig moet worden aangemerkt. Verdachte dient dan ook van het als feit 1 primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring feit 1 subsidiair
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat voornoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang beschouwd, wel redengevend zijn voor het bewijs dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander de bestelbus heeft verworven en voorhanden gehad terwijl hij wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. Daartoe is voor de rechtbank met name bepalend dat verdachte medeverdachte [medeverdachte] naar de plaats van aankoop van de auto heeft gebracht en dat ook verdachte heeft gezien dat op de bestelbus toen geen kentekenplaten waren bevestigd. Op grond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank ook vast komen te staan dat verdachte vervolgens samen met medeverdachte [medeverdachte] aan de auto heeft gesleuteld bij de gelegenheid waarbij het gedemonteerde motormanagement van de bestelbus is aangetroffen evenals een handvat van de bestelbus in de auto van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank kan het onder die omstandigheden niet anders dan dat verdachte wist dat het een gestolen bestelbus betrof terwijl tijdens het verwerven en voorhanden hebben van de auto sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte].
Vrijspraak feit 2
Met de raadsman van verdachte is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich al dan niet tezamen met een ander of anderen heeft schuldig gemaakt aan – kort gezegd – het vervalsen van het voertuigidentificatienummer van voornoemde bestelbus. Uit de stukken in het dossier blijkt dat medeverdachte [medeverdachte] met de aangetroffen slagcijfers nummers van het voertuigidentificatienummer heeft gewijzigd, terwijl verder slechts is komen vast te staan dat verdachte deze slagcijfers heeft vastgehouden. Het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om de conclusie te dragen dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte]. De rechtbank zal verdachte daarom van feit 2 vrijspreken.
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair ten laste heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 9 november 2009 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander een Mercedes bestelbus met origineel kenteken: [kenteken 1] heeft verworven en voorhanden gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het verwerven en het voorhanden krijgen van die auto wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
6. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde; kwalificatie
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzetheling.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar nu niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar als feit 1 subsidiair en feit 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf weken, waarvan zeven weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toe te wijzen. De officier van justitie heeft tot slot gevorderd hieraan de schadevergoedingsmaatregel te koppelen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft geheel subsidiair, namelijk in geval van bewezenverklaring van een van de ten laste gelegde feiten, als strafmatigende omstandigheid aangevoerd dat verdachte zowel in Nederland als in Polen niet eerder tot straf is veroordeeld. Gelet op het feit dat de raadsman vrijspraak heeft bepleit, heeft hij ook verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de op te leggen straf rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan alsmede met de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen:
Verdachte heeft samen met zijn mededader een bestelbus verworven en voorhanden gehad, terwijl hij wist dat dit een gestolen auto betrof. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan een ernstig feit. Door heling van goederen wordt de diefstal in stand gehouden, terwijl diefstal een ergerlijk feit is waardoor schade wordt veroorzaakt. Blijkens de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] geldt dit ook voor hem.
De rechtbank houdt rekening met het feit dat verdachte blijkens het Uittreksel Justitiële Documentatie gedateerd 21 mei 2010 in Nederland niet eerder ter zake van enig strafbaar feit tot straf is veroordeeld.
Op grond van het voorgaande, mede gelet op de straf die in soortgelijke gevallen pleegt te worden opgelegd, en gezien het feit dat de rechtbank verdachte van feit 2 vrijspreekt, zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf die lager is dan door de officier van justitie geëist is.
9. Vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 135,-, te vermeerderen met de wettelijke rente, wegens schade die de verdachte met zijn mededader aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte – ook al is een andere dader daarbij betrokken –, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank is van oordeel dat het gevorderde bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente, kan worden toegewezen.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De verdachte is niet tot vergoeding gehouden voor zover het toewijsbare reeds door de mededader aan de benadeelde partij is voldaan.
10. Schadevergoeding als maatregel
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregel besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht aan de benadeelde. De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van het verschuldigde bedrag, heft de opgelegde verplichting niet op.
De maatregel wordt opgelegd voor het toegewezen schadebedrag van € 135,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 november 2009 tot aan de dag der algehele voldoening, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer], met bepaling dat wanneer de mededader geheel of gedeeltelijk betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36f, 47 en 416 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen, dat de verdachte het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert het hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE; KWALIFICATIE vermelde strafbare feit.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 5 (vijf) weken.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 135.-, (honderdvijfendertig euro) als schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 november 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de verdachte niet tot betaling gehouden is indien en voor zover het verschuldigde bedrag reeds door de mededader is voldaan.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] te betalen een som geld ten bedrage van € 135,-, (honderdvijfendertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 november 2009 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 2 (twee) dagen.
Bepaalt dat, voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij of de staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. van der Perk, voorzitter,
mr. P.H.B. Littooy en mr. E.K. Veldhuijzen van Zanten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.M. ten Bos, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 november 2010.