ECLI:NL:RBALK:2009:BK9292

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
31 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/1049
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning en vrijstelling voor een zendmast in de gemeente Drechterland

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 31 december 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen KPN B.V. en de gemeente Drechterland over de weigering van een bouwvergunning en vrijstelling voor het plaatsen van een zendmast. KPN B.V. had een aanvraag ingediend voor het oprichten van een zendmast van ongeveer 37,5 meter hoog op een perceel in Venhuizen. De gemeenteraad had de aanvraag afgewezen, omdat de zendmast volgens hen buiten de bebouwde kom zou liggen en niet voldeed aan de vereisten van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). De rechtbank oordeelde echter dat de zendmast binnen de bebouwde kom was gesitueerd, gezien de bij de aanvraag ingediende schaaltekeningen en luchtfoto's. De rechtbank stelde vast dat de hoogte van de zendmast minder was dan 40 meter, waardoor aan de wettelijke vereisten voor vrijstelling op basis van artikel 19, derde lid, van de WRO was voldaan. De rechtbank concludeerde dat het college van burgemeester en wethouders bevoegd was om de aanvraag te beoordelen en dat de gemeenteraad niet bevoegd was om op de aanvraag te beslissen. Het beroep van KPN B.V. werd gegrond verklaard, de besluiten van de gemeente werden vernietigd en de rechtbank herstelde de situatie door te bepalen dat de aanvraag opnieuw in behandeling moest worden genomen door het college van burgemeester en wethouders. Tevens werden de proceskosten van KPN B.V. vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector Bestuursrecht
Zaaknummer: 09/1049 WRO
Uitspraak van de meervoudige kamer
in de zaak van:
KPN B.V.,
gevestigd te Den Haag,
eiseres,
gemachtigde mr. L.P.W. Mensink,
tegen
1. de raad van de gemeente Drechterland,
2. het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Drechterland,
verweerder sub 1 respectievelijk verweerder sub 2.
Ontstaan en loop van de zaak
Bij besluit van 26 mei 2008 heeft verweerder sub 1 geweigerd aan eiseres vrijstelling als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) te verlenen voor het plaatsen van een antenne-installatie voor mobiele communicatie op het perceel, kadastraal bekend gemeente Venhuizen, sectie G, nummer 3484, plaatselijk bekend Westerkerkweg nabij nummer 60/ Markerwaardweg te Venhuizen (hierna: het perceel).
Bij besluit van 17 juni 2008 heeft verweerder sub 2 geweigerd bouwvergunning te verlenen voor genoemde antenne-installatie.
Het hiertegen door eiseres gemaakte bezwaar heeft verweerder sub 1 bij besluit van 26 januari 2009 en verweerder sub 2 bij besluit 3 februari 2009, beide besluiten verzonden op 13 februari 2009, ongegrond verklaard.
Tegen deze besluiten heeft eiseres bij brief van 27 maart 2009 beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de zaak behandeld ter zitting van 19 november 2009, waar eiseres is vertegenwoordigd door mr. L.P.W. Mensink, mr. M.B. Haloua en [naam]. Verweerder sub 1 en 2 zijn verschenen bij gemachtigde J. van den Bos.
Motivering
1. Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. De aanvraag om bouwvergunning is ingediend ruim vóór die datum, zodat ingevolge het overgangsrecht van toepassing op de Wet ruimtelijke ordening, daarop nog de bepalingen van de WRO van toepassing zijn.
2. Het bouwplan voorziet in het oprichten van een zendmast voor mobiele communicatie van ongeveer 37,5 meter hoog. De zendmast omvat een techniekkast omgeven door een hekwerk van 2,5 meter hoog. Aan de zendmast zullen behalve GSM- ook UMTS-antennes worden bijgeplaatst. Dit is volgens eiseres nodig om het huidige dekkingsprobleem in en rondom Venhuizen op te lossen en een goede aaneensluitende dekking in het gebied rond de mast te realiseren.
Niet in geschil is dat ingevolge artikel 5, tweede lid, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 3, eerste lid, aanhef en onder e, van het Besluit bouwvergunningsvrije en licht- bouwvergunningplichtige bouwwerken (Bblb), voor de bouw van de aangevraagde zendmast, nu de hoogte ervan minder is dan 40 meter, een lichte bouwvergunning is vereist.
3. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Buitengebied 2004" rust op het perceel de bestemming "Agrarische doeleinden". Deze gronden zijn bestemd voor de uitoefening van reële en volwaardige agrarische bedrijven met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en open terreinen. Niet in geschil is dat het bouwplan hiermee in strijd is, omdat een zendmast geen bouwwerk is dat nodig is voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf. De benodigde bouwvergunning kan daarom alleen onder verlening van vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de WRO worden verleend.
4. Verweerder sub 1 heeft zich op het standpunt gesteld dat geen medewerking aan het bouwplan kan worden verleend door middel van het verlenen van vrijstelling als bedoeld in artikel 19, derde lid, van de WRO. Volgens verweerder sub 1 wordt aan de wettelijke vereisten om toepassing te geven aan artikel 19, derde lid, van de WRO niet voldaan, nu het hier gaat om een zendmast buiten de bebouwde kom. Daarnaast valt het project onder één van de speerpunten van beleid, zoals vermeld in de door gedeputeerde staten van Noord-Holland op 19 juli 2005 vastgestelde notitie “Beleid inzake de toepassing van artikel 19 WRO”, zodat evenmin met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de WRO vrijstelling kan worden verleend. Naar de mening van verweerder sub 1 kan alleen aan het bouwplan medewerking worden verleend indien hij toepassing geeft aan zijn vrijstellingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de WRO. Van deze bevoegdheid heeft verweerder sub 1 bij zijn in bezwaar gehandhaafde besluit van 26 mei 2008 geweigerd gebruik te maken.
5. De rechtbank ziet zich allereerst ambtshalve gesteld voor de vraag of verweerder sub 1 zijn besluit tot weigering om vrijstelling te verlenen bevoegd heeft genomen. Bij deze beoordeling is de volgende regelgeving van belang.
Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de WRO, zoals dat ten tijde van de besluitvorming luidde en voor zover hier van belang, kan de gemeenteraad, behoudens het gestelde in het tweede en derde lid, ten behoeve van de verwezenlijking van een project vrijstelling verlenen van het geldende bestemmingsplan, mits dat project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing en vooraf van gedeputeerde staten de verklaring is ontvangen, dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben.
Ingevolge artikel 19, tweede lid, van de WRO, zoals dat ten tijde van de besluitvorming luidde en voor zover hier van belang, kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het bestemmingsplan in door gedeputeerde staten, in overeenstemming met de inspecteur, aangegeven categorieën van gevallen.
Ingevolge artikel 19, derde lid, van de WRO, zoals dat ten tijde van de besluitvorming luidde, kunnen burgemeester en wethouders eveneens vrijstelling verlenen van het bestemmingsplan in bij algemene maatregel van bestuur aan te geven gevallen.
Ingevolge artikel 20, eerste lid, onder f, van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 komt voor de toepassing van artikel 19, derde lid, van de WRO in aanmerking een antenne-installatie als bedoeld in het Bblb, in de bebouwde kom, mits de hoogte van de antenne, of indien de antenne is geplaatst op een antennedrager als bedoeld in dat besluit, de hoogte van de antennedrager en de antenne tezamen, gemeten vanaf de voet van de antenne, respectievelijk de antennedrager, niet meer is dan 40 meter.
6.1. De rechtbank stelt voorop dat uit de tekst van artikel 19, eerste lid, van de WRO valt af te leiden dat als op grond van artikel 19, tweede of derde lid, van de WRO vrijstelling kan worden verleend, vrijstelling uit hoofde van artikel 19, eerste lid, van de WRO niet aan de orde is. Door de wetgever is beoogd in dat geval de bevoegdheid om vrijstelling te verlenen uitsluitend aan het college van burgemeester en wethouders toe te kennen. De rechtbank vindt voor deze opvatting steun in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 oktober 2005, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJ-nummer AU4971.
6.2. Blijkens het verhandelde ter zitting heeft verweerder sub 1 zijn standpunt dat de beoogde locatie van de zendmast buiten de bebouwde kom is gelegen gebaseerd op de situatieschets zoals ingetekend op de bij de aanvraag behorende kadastrale kaart. Daaruit blijkt volgens verweerder sub 1 dat de zendmast is gepland op het akkerland ruim achter de op het perceel geplaatste loodsen.
Naar de mening van eiseres geeft de kadastrale kaart met de aangekruiste locatie echter een onjuiste weergave van de aangevraagde locatie. Zij geeft aan dat de zendmast is gesitueerd op de betonnen verharding direct aansluitend achter de loodsen en kantoren gelegen op het perceel aan de Markerwaardweg 60.
De rechtbank volgt eiseres hierin. Bij de aanvraag om vergunning behoren naast de kadastrale kaart waarnaar verweerder sub 1 verwijst uitgebreide, gedetailleerde schaaltekeningen betreffende onder meer het bovenaanzicht van de bestaande en nieuwe situatie. Hieruit kan ook de situering van de zendmast ter plaatse worden afgeleid. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit deze tekeningen onmiskenbaar dat de zendmast is gelegen direct achter de loodsen en het kantoor op het verharde bedrijventerrein. Op dit terrein zijn blijkens de tekeningen ook lantaarnpalen, een parkeerplaats en een betonnen mest vergaarbak aanwezig. De zendmast is gezien de tekeningen in de directe nabijheid hiervan gesitueerd, terwijl daarbuiten het akkerland met bloembollen is gelegen. De door eiseres ter zitting meegenomen luchtfoto’s bevestigen dit ook. Anders dan verweerder sub 1 meent, is de rechtbank van oordeel dat aan de bij de aanvraag behorende schaaltekeningen, die in tegenstelling tot het kadastrale kaartje de nieuwe situatie gedetailleerd beschrijven, in dit geval doorslaggevende betekenis toekomt. Daarbij betrekt de rechtbank tevens dat de bedoeling van eiseres om uit praktisch en technisch oogpunt een locatie vlak bij de bedrijfsgebouwen te kiezen haar logisch voorkomt.
6.3. Ten aanzien van de vraag of de aangevraagde locatie al dan niet binnen de bebouwde kom ligt overweegt de rechtbank dat deze vraag volgens vaste rechtspraak van feitelijke aard is. Niet de plaats van het verkeersbord dat de bebouwde kom aangeeft, is bepalend, doch de aard van de omgeving. Van belang is waar de bebouwing feitelijk (nagenoeg) ophoudt. Uit de bij de aanvraag behorende tekeningen in combinatie met de overgelegde luchtfoto's en de ter zitting getoonde bestemmingsplankaart is gebleken dat de bebouwing feitelijk aan de grens van het achtererf van het bedrijventerrein (het stelconplatenpad) ophoudt. Nu de zendmast, gelet op het onder 6.2 overwogene, hierbinnen is geprojecteerd en in de directe nabijheid van bestaande bebouwing is gesitueerd is de rechtbank van oordeel dat deze locatie binnen de bebouwde kom is gelegen.
6.4. Nu bovendien de hoogte van de te bouwen zendmast minder is dan 40 meter, stelt de rechtbank vast dat aan de wettelijke vereisten om toepassing te geven aan artikel 19, derde lid, van de WRO is voldaan en verweerder sub 2 medewerking aan het bouwplan zou kunnen verlenen. Verweerder sub 1 was om die reden dus niet bevoegd uit hoofde van artikel 19, eerste lid, van de WRO te beslissen op de aanvraag van eiseres.
7. Nu niet verweerder sub 1, maar verweerder sub 2 bevoegd was om op de aanvraag is beslissen dient het besluit op bezwaar van verweerder sub 1 te worden vernietigd. Het besluit op bezwaar van verweerder sub 2 hangt direct samen met het besluit van verweerder sub 1, zodat dit besluit hetzelfde lot ten deel moet vallen. Het beroep is dus gegrond.
De rechtbank ziet in het bevoegdheidsgebrek tevens aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht zelf in de zaak te voorzien door de primaire weigeringsbesluiten te herroepen en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde besluiten. Dit betekent dat de aanvraag om bouwvergunning en vrijstelling opnieuw in behandeling moet worden genomen, in dit geval door verweerder sub 2. Hetgeen eiseres voor het overige heeft aangevoerd, behoeft gelet hierop geen verdere bespreking.
Ter voorlichting aan partijen merkt de rechtbank nog op dat een zendmast volgens vaste rechtspraak, waarmee de gemachtigde van verweerder sub 1 en 2 ter zitting aangaf bekend te zijn, niet mag worden geweigerd vanwege vrees voor gezondheidsrisico’s als gevolg van UMTS.
8. Bij deze beslissing is er aanleiding verweerders te veroordelen in de kosten die eiseres voor de behandeling van haar beroepen redelijkerwijs heeft moeten maken. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft de rechtbank de kosten voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 644,00 (2x € 322,00). Hierbij heeft de rechtbank zowel voor het opstellen van het beroepschrift als voor het verschijnen ter zitting één punt toegekend en het gewicht van de zaak aangemerkt als gemiddeld en in aanmerking genomen dat sprake is van samenhangende zaken.
Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van verweerder sub 1 van 26 januari 2009 en het besluit van verweerder sub 2 van 3 februari 2009;
- herroept het besluit van verweerder sub 1 van 26 mei 2008 en het besluit van verweerder sub 2 van 17 juni 2008;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde besluiten;
- bepaalt dat verweerder sub 1 en 2 het griffierecht ten bedrage van € 297,00 aan eiseres vergoeden;
- veroordeelt verweerder sub 1 en 2 in de door eiseres gemaakte proceskosten vastgesteld op € 644,00;
- bepaalt dat de betaling van € 644,00 dient te worden gedaan aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. de Rooij, voorzitter, mr. W.J.A.M. van Brussel en mr. P.H. Lauryssen, leden, in tegenwoordigheid van mr.S.L. Toorenburg-Bovenkerk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 31 december 2009.
griffier voorzitter
Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbenden - in elk geval de eisende partij - en verweerder hoger beroep instellen. Hoger beroep wordt ingesteld door binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak een brief (beroepschrift) en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.