ECLI:NL:RBALK:2006:AU9554
Rechtbank Alkmaar
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot immateriële schadevergoeding na seksueel misbruik en verjaringseffecten
In deze zaak heeft de rechtbank Alkmaar op 11 januari 2006 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiseres] en [gedaagde] betreffende een vordering tot immateriële schadevergoeding als gevolg van seksueel misbruik. [eiseres] heeft gesteld dat [gedaagde] haar gedurende een lange periode, van 1982 tot 1990, seksueel heeft misbruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde] eerder door de strafrechter is veroordeeld voor deze feiten en dat [eiseres] zich als benadeelde partij heeft gesteld in het strafproces. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering van [eiseres] niet is verjaard, omdat de verjaringstermijn is gestuit door het indienen van een voegingsformulier in het strafproces en door een schriftelijke aanmaning van haar raadsvrouw. De rechtbank heeft de vordering tot immateriële schadevergoeding van € 10.000,- toegewezen, naast een eerder toegewezen bedrag van € 3.500,- in het strafproces. De rechtbank heeft ook de vordering tot schadevergoeding voor gederfde arbeidsinkomsten en proceskosten behandeld, maar de beslissing hierover is aangehouden. De rechtbank heeft de zaak verwezen naar de rolzitting voor het nemen van een conclusie van repliek. De uitspraak benadrukt de mogelijkheid om immateriële schadevergoeding te vorderen in gevallen van seksueel misbruik en de impact van verjaring op dergelijke vorderingen.